• No results found

Vraagstelling en belang van het onderzoek

In document VU Research Portal (pagina 37-44)

De vraagstelling van dit onderzoek is hierboven als volgt omschreven: is bij

Koopmans het spreken van de kerk verankerd in het geheel van zijn theologie? En zo ja, hoe dan? Die eerste vraag dient gesteld te worden, want het kan immers zo

zijn dat teksten als de Amersfoortse stellingen en Bijna te laat! betrekkelijk los staan van zijn overige werk en verklaard kunnen worden vanuit bijvoorbeeld Koop-mans’ karakter. Maar het is ook denkbaar dat deze uitlatingen hun wortels heb-ben in zijn doordenking van het christelijk geloof. Wanneer het antwoord op de eerste vraag bevestigend is, dient er duidelijkheid te komen omtrent de wijze waarop bij Koopmans het spreken van de kerk verworteld is in zijn theologie. Met welke onderdelen van zijn theologie hangt zijn spreken tot samenleving en overheid samen? Welke accenten in Koopmans’ theologie verklaren zijn inbreng rondom de vragen die in de samenleving in zijn dagen speelden?

De definitie van het spreken van de kerk die in paragraaf 3 volgde, leverde al een eerste reeks deelvragen op. Bovendien werd daar duidelijk dat Koop-mans aan verschillende initiatieven van een dergelijk spreken voor en tijdens de bezetting heeft meegewerkt. Het beknopte overzicht van de publicaties die tot nu toe aan Koopmans’ theologie zijn gewijd onderstreepte zijn betrokken-heid op het rechte spreken met het oog op de actualiteit.

De hoofdvraag alsmede de vragen die bij de omschrijving van het spreken van de kerk zijn genoteerd, kunnen daarom nu uiteengelegd worden in de volgende deelvragen:

Ten eerste: wat verstaat Koopmans onder de kerk? Hoe is ze ontstaan? Om welke reden is zij er eigenlijk? En tegen de achtergrond van de

verdeeldheid in kerkelijk Nederland: wat is kenmerkend voor de kerk? Anders gezegd: waar is dé kerk nu eigenlijk te vinden?

Vervolgens: hoe beziet Koopmans de samenleving waarin de kerk staat? Wat is het verschil tussen de kerk en de samenleving? Wat is er in de samenle-ving voorhanden aan kennis omtrent goed en kwaad? Welke structuren zijn er van Godswege in die samenleving en met welk doel zijn zij gegeven?

Tenslotte: wat is Koopmans’ gedachte over de verhouding tussen kerk en samenleving? Wat is het woord dat de kerk spreekt tot de wereld? Waar vindt zij dat woord? En wat verwacht zij met dat woord te bereiken?

Het belang van dit onderzoek bestaat allereerst en vooral daarin dat op deze wijze de theologie van Koopmans op systematische wijze beschreven wordt. Wanneer de uitkomst zou blijken te zijn dat Koopmans’ publieke spre-ken verworteld is in het geheel van zijn theologie, kan de opbrengst daarmee groter zijn. De vraag dringt zich dan op wat de waarde van zijn inbreng voor vandaag kan zijn. De beantwoording van die vraag gaat de opzet van deze studie, die theologiehistorisch van aard is, te buiten en zou een onderzoek op zichzelf vergen. Daarom zal op dit punt slechts kort en aanduidenderwijs wor-den ingegaan met het aangeven van mogelijke richtingen voor verder onder-zoek.

6. Werkwijze

Teneinde de hierboven omschreven vragen te beantwoorden, wordt de vol-gende route afgelegd.

Hoofdstuk 2 biedt om te beginnen een korte biografie van Koopmans. Uit de definitie van het spreken van de kerk is duidelijk geworden dat het spreken van de kerk in nauw verband staat met de omstandigheden. Om Koopmans’ bijdrage in de publieke ruimte te kunnen plaatsen, is het daarom nodig de tijd te tekenen waarin hij leefde alsmede de gang van zijn leven.54 Dit hoofdstuk zal niet rechtstreeks antwoorden geven op de hierboven gestelde vragen, maar

54 Over de samenhang tussen ontwikkelingen in de actualiteit en de verwoording van de boodschap van de kerk bij Koopmans, zie mijn ‘“Opdat wij er zijn zullen, als Christus spreekt”: Het spreken van J. Koopmans over de zegen’, in: A. Huijgen, H.G.L. Peels en C.-J. Smits (red.), Schuld en vrijheid. Opstellen aangeboden aan prof.dr.

het zal wel helpen om het werk van Koopmans tegen de achtergrond van zijn tijd te begrijpen.

In de drie hoofdstukken die daarna volgen wordt telkens per hoofdstuk een tekst van Koopmans als uitgangspunt genomen. De bedoeling is om vanuit de concentratie op één concrete tekst telkens wijdere kringen te trekken en zodoende verbanden te zoeken met het gehele oeuvre van Koopmans. Langs drie ingangen wordt zo het werk van Koopmans verkend. Het onderscheid tussen de gekozen teksten ligt vooral in het publiek dat Koopmans aanspreekt, of, vanuit Koopmans’ perspectief, in het spreekgestoelte dat hij gebruikt.

In hoofdstuk 3 komt een kort gedeelte uit Koopmans’ boek over de Ne-derlandse geloofsbelijdenis aan de orde, namelijk zijn uitleg van artikel 2. Dit boek is een populairwetenschappelijk commentaar op de tekst van de belijde-nis. De lezerskring is vooral in academische kringen te zoeken; Koopmans schreef het namelijk voor gebruik op studiekringen van de NCSV. Koopmans spreekt hier bij wijze van spreken ‘van achter een katheder’.

In hoofdstuk 4 wordt een preek van Koopmans besproken. Op de laatste zondag voor het begin van de Tweede Wereldoorlog, 27 augustus 1939, preekte hij over Psalm 2 en snel erna gaf hij deze preek uit. De bespreking van deze ene preek zal uiteraard niet kunnen voorbijgaan aan andere preken. Daarom zal vanuit de analyse van deze preek gekeken worden naar andere preken, preekschetsen en artikelen van zijn hand. Met een preek staat Koop-mans allereerst in de ruimte van de kerk en zijn hoorders zullen voor het groot-ste deel vertrouwd geweest zijn met de boodschap van de kerk. Zijn woorden klinken ‘vanaf de preekstoel’.

In hoofdstuk 5 worden twee teksten besproken. De eerste is Bijna te laat!, het beroemde pamflet uit de herfst van 1940. In deze tekst richt Koopmans zich tot het Nederlandse volk in verband met de anti-Joodse maatregelen van de bezetter. De andere tekst is het Protest tegen de sterilisatie. Dit is gericht aan één persoon, Rijkscommissaris Seyss-Inquart, die op dat moment de hoogste gezagsinstantie in Nederland was en die voor de plannen van de sterilisatie van gemengd-gehuwde Joden eindverantwoordelijk was. Koopmans staat hier met zijn boodschap ‘op het marktplein’.

De verwachting is dat deze drie hoofdstukken samen een representatief beeld opleveren van Koopmans’ werk en zo ruim materiaal zullen geven om de deelvragen en daarmee ook de hoofdvraag van dit onderzoek te beantwoor-den. In hoofdstuk 6 wordt dan tenslotte de opbrengst uit de voorgaande hoofd-stukken bijeengebracht en wordt een antwoord op de onderzoeksvraag

geformuleerd. Tevens worden daar desiderata voor mogelijk vervolgonderzoek aangeduid.

Bij deze opzet krijgen sommige thema’s die voor Koopmans zeer belang-rijk zijn relatief beperkte aandacht. Dat is gegeven met de gekozen concentra-tie: Koopmans’ theologie wordt vanuit één specifieke interesse onderzocht. Op Koopmans’ ijver voor een nieuwe kerkorde bijvoorbeeld wordt niet uitvoerig ingegaan. En ook zijn spreken over liturgie krijgt relatief weinig aandacht. Al komt bij deze inzet niet alles uitvoerig aan de orde, de gekozen concentratie boort – zo is de hoop – zo’n diepe ader in Koopmans’ geschriften aan, dat van hieruit ook op deze thema’s licht valt.

Hoofdstuk 2

1. Inleiding

De definitie van het spreken van de kerk die in het vorige hoofdstuk aan de hand van de Hervormde kerkorde van 1951 is vastgesteld, maakt duidelijk dat dit getuigenis steeds in verband staat met ‘bijzondere omstandigheden’ die ma-ken dat niet gezwegen kan worden. Dat betema-kent dat dit sprema-ken een kwestie is van een actualiteit die ertoe noopt juist nú dít te zeggen. Voor een onderzoek naar Koopmans’ theologie onder het gezichtspunt van dit spreken betekent dat dat niet alleen zijn theologie bezien moet worden, maar ook de omstandighe-den waaronder hij werkte. Wat waren de gebeurtenissen die hem ertoe brach-ten om de synode om een publiek woord te vragen? Wat deed hem het woord nemen met zijn Bijna te laat!? Een schets van zijn leven is daartoe de geëigende weg.

Nu is het niet eenvoudig het leven van Koopmans in kaart te brengen.1

Weliswaar is het nodige materiaal van en over hem bewaard gebleven, maar dat brengt met name de theoloog en predikant Koopmans in beeld. Allereerst is

1 Een uitgebreide biografie van Koopmans is niet voorhanden. Belangrijk werk is gedaan door G.W. Marchal. In zijn Jan Koopmans. Dienaar tot de oogst, ’s-Gravenhage 1985 heeft hij een grote hoeveelheid materiaal ontsloten en verwerkt. Zie ook zijn

Koopmans en de Joden, serie Verkenning en Bezinning 20 (1986), nr 1 en zijn bijdrage

‘Jan Koopmans (1905-1945). Een biografische schets’, in: Den Hertog & Neven, Jan

Koopmans (1905-1945), 9-16. Verder heeft K.H. Kroon in zijn ‘Inleiding’, in: J.

Koop-mans, Onder het Woord. Verzamelde opstellen bijeengebracht en ingeleid door K.H. Kroon, Amsterdam 1949, VII-XVI veel geboden. Tenslotte is er de schets van A. van Haarlem in: D. Nauta (e.a.), Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme.

Deel 1, Kampen 1978, 100-103. Deze titels zijn in het volgende doorlopend gebruikt

dan te denken aan zijn boeken en artikelen. Verder komt zijn naam voor in synodestukken, krantenartikelen en stukken die vrienden na zijn overlijden ge-schreven hebben. Gevolg van de specifieke aard – en de daarmee gegeven be-perkingen – van Koopmans’ nalatenschap, is dat in wat nu volgt met name een intellectuele biografie gegeven wordt: zijn belangrijke publicaties worden be-noemd. De mens Koopmans onttrekt zich voor een belangrijk deel aan de waar-neming. Zo hij een dagboek bijhield – er zijn geen aanwijzingen in die richting – dan is het niet bewaard gebleven. Enkele brieven van zijn hand geven wel een indruk van zijn karakter, maar dat blijft fragmentarisch. Stukken over hem van vrienden zijn geschreven vanwege het vroegtijdig overlijden van hun col-lega en dragen het stempel van de ontzetting en het gemis. Daarbij heeft het feit dat hij door een Duitse kogel geveld werd in het zicht van de bevrijding gemaakt dat over hem gesproken werd als de verzetsman, die vasthoudend en profetisch de bezetter had weerstaan. Wanneer deze dingen tenslotte gecom-bineerd worden met het feit dat veel van Koopmans’ optreden door historici achteraf als ‘goed’ beoordeeld is, waar anderen grijs waren of zelfs foute keuzes maakten, kan de menselijke maat bijna verdwijnen: hij was een held. Dit me-chanisme kan gemakkelijk bepaalde vragen naar de achtergrond drukken. Wie was hij? Wat vroeg zijn werk en zijn opstelling van zijn gezin? Was ieder onder de indruk van zijn vasthoudendheid en zijn profetische woorden? ‘Overal in deze geschiedenis liggen enorme blanco plekken, als op oude landkaarten, en alleen romanschrijvers hebben het recht om die te betreden’, schrijft Geert Mak in zijn boek over de familie Six.2 Het is hier niet anders. Mak echter merkt vervolgens op dat de hoofdpersonen van zijn verhaal hem niet vreemd geble-ven zijn en dat hij al werkende aan zijn boek hun karakters enigszins heeft leren kennen.3 Zo is het hier ook. Met het voorbehoud van het beperkte materiaal in gedachten zal in de slotparagraaf van dit hoofdstuk een poging ondernomen worden om een paar karaktertrekken te schetsen – in afwachting van de ro-manschrijver die vrijmoedig van zijn recht gebruik zal maken om de ‘blanco plekken’ te betreden.

2 G. Mak, De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis, Amsterdam/Antwerpen 2016, 403.

In document VU Research Portal (pagina 37-44)