• No results found

De gemeente en de wereld

In document VU Research Portal (pagina 197-200)

ring’ en in zijn Woord – belang voor de ethiek

2. Homiletiek van Koopmans

3.4 De gemeente en de wereld

Aan het slot van het derde hoofdstuk is de vraag naar de kerk grotendeels open gebleven. In § 2 van dit hoofdstuk kwam naar aanleiding van Koopmans’ ho-miletiek al iets aan de orde omtrent de gemeente: zij is in gevaar om het geloof te verliezen en zij komt ter kerke om steeds opnieuw het Woord te horen. Dat Woord is het diepste geheim van haar bestaan, maar het wordt weersproken door de gebeurtenissen in de wereld en daardoor is de kerk in nood. In de vorige paragraaf kwam zodoende al iets meer tekening in het beeld: de kerk is helemaal met de wereld verbonden. Maar kan het beeld nog scherper gesteld worden? Hoe spreekt Koopmans de hoorders in Vlaardingen en Hilversum en zijn latere lezers aan? Wat voor beeld van de gemeente rijst er op uit Koop-mans’ preek over Psalm 2?

De eerste woorden die hij aan de kerk wijdt, lijken een massief beeld te tekenen. De kerk, zo zegt hij, is het volk, dat niet bij het feit maar bij het Woord leeft, en dat daarom nooit zonder licht is. De gemeente van Jezus

93 J. Koopmans, ‘De Nederlandse tradities’ in Woord en Geest, 15e jrg (1 oct ‘39- 30 sept.’40), nr.43. Cf. Koopmans, Nieuwe postille, 10v, 112; ‘Kerk en Volk’, 282; Wat

zegt de Bijbel, 8.

94 Koopmans, ‘De Nederlandse tradities’.

Christus weet als enige op de gehele wereld ‘waar wij aan toe zijn’.96 Dat het hem desondanks niet gaat om een gemeente die zich als de wetende kerk po-sitioneert tegenover de onwetende wereld blijkt al gauw als Koopmans de no-dige vragen heeft in de richting van de kerk. Naar aanleiding van het pact tussen Hitler en Stalin, dat door enkelen al op sociologische en politieke gron-den was voorspeld, stelt Koopmans de vraag waarom ‘wij als Christenen dit niet allang voor mogelijk en waarschijnlijk gehouden’ hebben? De kerk had voor dat inzicht geen sociologie of politiek nodig gehad; zij heeft te leven bij het licht van het Woord en had op grond daarvan moeten zien dat de vijand-schap tegen Christus, die tot uiting komt in de vervolging van de kerk in de Sovjet-Unie en het Derde Rijk, verbondenheid schept tussen de ideologische aartsvijanden. Pilatus en Herodes werden immers ook rond de rechtszaak tegen Jezus vrienden.97

Zo blijkt Koopmans in de preek met een zekere ambivalentie over de kerk te spreken. Zij heeft de hoge roeping om in de wereld te leven bij het licht van het Woord, maar verzaakt die roeping vaker wel dan niet. Op verschillende plaatsen wordt dat zichtbaar: ‘wij leven in een kerk, die den weg van het Woord voor een groot deel heeft verlaten, en die zelf het gebod van God niet meer duidelijk verstaat. Hoe zal zij het dan prediken?’, zo vraagt hij zich af. De kerk heeft namelijk ‘gedurende een eeuw minstens evenzeer geleefd bij de gra-tie van de tradigra-tie als bij de gragra-tie Gods.’98 Zij is zelf wereld geworden en heeft van Gods gerechtigheid geen weet meer gehad en het is maar de vraag of zij het Bijbelse geloof gepreekt heeft.99 Deze overwegingen brengen Koopmans tot de vraag:

Maar waar is in onzen dag de kerk, die vrijmoedig en ernstig dit gebod en deze belofte aan haar overheid voorhoudt, krachtens de opdracht die zij van haar Heer ontvangen heeft? Zij is er. Maar waar zij wezenlijk haar roeping vervult, daar wordt zij vervolgd, omdat zij haar roeping vervult.100

Bij die laatste woorden denkt hij vermoedelijk met name aan de Bekennende

Kirche in Duitsland. Maar in de woorden ervoor schemeren wellicht ook zijn

eigen ervaringen rond de reorganisatie van de Hervormde Kerk door de zinnen

96 Koopmans, Wij hebben een Koning, 6.

97 Koopmans, Wij hebben een Koning, 9.

98 Koopmans, Wij hebben een Koning, 10.

99 Koopmans, Wij hebben een Koning, 17.

heen. Juist in de zomer van 1939 was tot Koopmans’ teleurstelling met het definitief vastlopen van het Reorganisatieontwerp duidelijk geworden hoe moeilijk de Hervormde Kerk in beweging te brengen was.101

Beslissend voor de kerk blijkt zo haar omgang met Gods Woord. In § 2.7 van dit hoofdstuk kwam dat ook al naar voren. Steeds opnieuw blijkt Koop-mans de kerk te meten aan de vraag of het Woord in haar midden klinkt, of zij gehoorzaam is aan het Woord en of zij het Woord doet klinken. Deze scherpe en steeds terugkerende vraag maakt dat Koopmans niet wil weten van een con-tinuïteit in een kerkelijke structuur op zichzelf. Maar wat is dan de betekenis van die kerkelijke organisatie?102 In zijn boek over de Nederlandse geloofsbe-lijdenis zegt hij er het volgende over:

Maar hoe staat het dan met het zichtbare instituut, met het genootschap? De or-ganisatie is er toch, en diensten worden er op de eene of andere wijze toch ge-houden? Men kan deze vraag wellicht het duidelijkst beantwoorden door te den-ken aan de parallelie van de kerk met het oude Israël. Dit volk, op zichzelf een volk als de andere heidenen, werd geroepen Gods volk te zijn. (…) In het volk Israël moest het telkens opnieuw zichtbaar worden, dat het ‘t volk van God was. (…) Op dezelfde wijze is aan de geïnstitueerde kerk Gods belofte verleend (…) Maar het gaat erom, dat de zichtbaarheid van de kerk de zichtbaarwording van de ware kerk zal zijn.103

Dit is een dialectische benadering van de kerk. God heeft zijn belofte gegeven aan de geïnstitueerde kerk, maar daarmee is zij nog niet kerk. Een belofte is geen garantie, zo zegt Koopmans en hij bedoelt daarmee dat het kenmerkende van een belofte is, dat deze aanvaard, toegeëigend wil worden.104 Een garantie gaat buiten het antwoord van de ontvanger om. Een belofte echter vraagt om het antwoord van de hoorder. Koopmans zoekt naar de zichtbaarwording van de ware kerk – en dat gebeurt wanneer zij met een ongedeeld hart leeft uit de

101 H. Bartels, Tien jaren strijd om een belijdende kerk, ’s Gravenhage 1946, 205-207. Voor Koopmans’ teleurstelling, zie zijn brief aan P. Scholten van 15 april 1944, afge-drukt in W. Balke en H. Oostenbrink-Evers, De commissie voor de werkorde (1942-1944), Zoetermeer 1995, 150

102 Koopmans, De Nederlandsche geloofsbelijdenis, 184/138: ‘Kerk is overal daar, waar deze roeping en vergadering plaatsvindt; en kerk is niet, waar Jezus niet roept en vergadert.’

103 Koopmans, De Nederlandsche geloofsbelijdenis, 185v/139.

belofte. Dat is niet een stap die eens en voorgoed gezet kan worden, maar die telkens weer opnieuw gedaan moet worden. Het geeft Koopmans een middel in handen om aan de kerk van zijn dagen de vraag voor te houden of zij ook werkelijk is wat zij zegt te zijn. En de belofte die God gegeven heeft, maakt dat hij loyaal aan de kerk kan blijven, ook wanneer hij haar ziet putten uit andere bronnen dan het Woord. Zijn inzet voor een nieuwe kerkorde moet dan ook tegen de achtergrond van dit kerkbegrip verstaan worden. De orde waar de Hervormde Kerk in zijn dagen inmiddels ‘gedurende een eeuw’105

onder leefde, was naar zijn inzicht een orde die het Woord hinderde in zijn gang door de wereld.

Ondanks het feit dat Koopmans oog heeft voor het falen van de kerk en dat ook kritisch aan de orde stelt, maakt hij zich niet van haar los. In zijn boek over de Nederlandse geloofsbelijdenis schreef hij in het hoofdstuk over de kerk – vermoedelijk ongeveer in de tijd waarin hij de preek over Psalm 2 schreef; het boek verscheen in december 1939 – dat er alle ruimte is voor kritiek, maar dat hij ernstig bezwaar heeft ‘tegen de steriele critiek, tegen die critiek die niet tegelijk zelfcritiek is, tegen de critiek van hen die zich op grond van hun critiek aan de kerk onttrekken.’106 Daarom maakt hij de keuze om samen met anderen gehoorzaam te zijn aan de roeping van de kerk zoals hij die verstaat en de kerk voortdurend aan haar roeping te herinneren. Hij beseft dat het ‘een klein hoopje zal zijn, dat tenslotte de wacht bij het Woord betrekken zal.’107 Onge-twijfeld heeft hij zijn eigen inspanning voor de Amersfoortse stellingen gezien in dit licht. In die stellingen namelijk wordt serieus genomen wat Koopmans in een artikel in Woord en wereld geschreven had: ‘De Bijbel is niet het boek van de Kerk, maar het Woord Gods tot de Kerk in dienst van de wereld.’108

Om de zichtbaarwording van de kerk is het Koopmans te doen. Waar de kerk zichtbaar wordt, is overigens niet een indrukwekkende gestalte te zien. Hierboven klonken al zijn woorden over ‘een klein hoopje’ dat ‘de wacht bij het Woord’ betrekt. Zij heeft – het werd hierboven al aangehaald – een koning met ‘een doornenkroon’ die zijn volk regeert ‘door de kruiswoorden’. En de zaligheid van de gemeente

105 Koopmans, Wij hebben een Koning, 10.

106 Koopmans, De Nederlandsche geloofsbelijdenis, 183/138.

107 Koopmans, Wij hebben een Koning, 10. Cf. 15.

In document VU Research Portal (pagina 197-200)