• No results found

Kleine postille en Vrijzinnige bezwaren beantwoord

In document VU Research Portal (pagina 56-59)

In hetzelfde jaar verscheen een tweede boek. Niet een volgende academische publicatie, maar een boek gericht op de kerkelijke praktijk. Het bevatte 72 korte uiteenzettingen bij verschillende Bijbelteksten voor de gang van een heel kerkelijk jaar. Met deze schetsen beoogde hij zijn collegapredikanten te hulp te komen bij de stap vàn de historische exegese van de Bijbeltekst tot een preek in het heden. Velen ervoeren daar een kloof, zo meende hij en hij wilde laten zien hoe het kerkelijk dogma juist in het overbruggen van die kloof zijn functie had. Een voorbeeld is de schets over Genesis 3:15:

Vers 15 was in onze kinderjaren de eerste van de reeks teksten, die wij op het Kerstfeest van de Zondagschool moesten kunnen opzeggen. Thans verklaart de oudtestamentische wetenschap, dat wij dit woord niet messiaansch mogen uitleggen. Dit beteekent echter niet meer, dan dat zij het niet kan. De weten-schap zal ons evenwel niet kunnen verbieden, dat wij erover preeken. En dat zal men bezwaarlijk anders dan christelijk kunnen doen.45

Het waren inzichten uit het proefschrift – de hermeneutische functie van het dogma – die hier vruchtbaar gemaakt werden voor de kerkelijke praktijk. Hij gaf het boek als titel Kleine postille. Daarmee voerde hij de gedachten terug naar het werk van Luther, die in 1527 zijn Kirchenpostille had uitgegeven, waarin hij

44 J. Koopmans, Het oudkerkelijk dogma, 3.

de predikanten die meegegaan waren met de Reformatie, maar onvoldoende kennis en gereedschap hadden, een praktische handreiking had gedaan bij de voorbereiding van de preek.46 Door deze naam voor zijn boek te kiezen, gaf Koopmans aan dat hem met dit boek iets vergelijkbaars voor ogen stond. Dat dit zijn tweede publicatie was, zegt veel over Koopmans’ opvatting van de theologie. Bij zijn zoektocht naar een onderwerp voor zijn dissertatie had hij Noordmans al eens toevertrouwd dat zijn ‘theologische idealen toch tenslotte een kerkelijke tekening vertonen.’47 En een recensie van een bundel opstellen over de theologie van Karl Barth had Koopmans afgesloten met de aanteke-ning: ‘De theologie is naar haar wezen hermeneutiek en homiletiek’.48 Met andere woorden: een wetenschap in dienst van het verstaan en vertolken van de boodschap van de Bijbel in het midden van de gemeente. Hij wilde dienst-baar zijn aan de kerk en zijn bijdrage leveren aan de verkondiging van het Evangelie. Deze gerichtheid op de prediking is een constante in Koopmans’ werk. Te denken valt aan zijn betrokkenheid bij de start van de commentaren-reeks De prediking van het Nieuwe Testament, die niet voor niets uitgerekend deze naam kreeg.49 Hij werd secretaris van de redactie van deze serie commen-taren die zich richtte op de praktijk van het predikantswerk. En verder kan gedacht worden aan zijn inzet tijdens de bezetting voor het opstellen van het Synodale preekrooster en de later daarbij verschijnende homiletische toelich-tingen waarmee de Hervormde synode de voorgangers hulp bij de voorberei-ding van de preken bood.

Intussen was Koopmans in de jaren dertig betrokken geraakt bij het streven waar boven reeds sprake van was om de Hervormde kerk een nieuwe kerkorde te geven. Twee verenigingen die zich aanvankelijk los van elkaar en vanuit verschillende invalshoeken beijverd hadden voor een nieuwe kerkorde,

Kerk-herstel en Kerkopbouw, hadden in 1936 de handen ineen geslagen en in 1937

gezamenlijk een Reorganisatieontwerp aan de Hervormde synode voorgelegd.

46 Zie hiervoor A. Baars, ‘Concentratie en soberheid. Enkele aspecten van het homiletisch werk van Jan Koopmans’, in: Den Hertog & Neven, Jan Koopmans

(1905-1945), 95-112, 96v. Aldaar ook verdere literatuurverwijzingen. Zie ook wat

Koop-mans zelf zegt over de Kirchenpostille van Luther in zijn Het oudkerkelijk dogma, 106.

47 J. Koopmans aan O. Noordmans, 5 oktober 1935, O. Noordmans, Verzamelde

werken. Deel IX B (1934-1955), Kampen 1999, 528.

48 J. Koopmans, ‘Recensie van D. Tromp e.a., De openbaring der verborgenheid’,

Eltheto 89 (1934/1935), 236-249, 249.

49 Voor Koopmans’ initiatief voor de commentarenreeks, zie K.H. Miskotte, Uit

Van vrijzinnige zijde volgde scherpe kritiek op dit Reorganisatieontwerp. Het bezwaar richtte zich onder andere tegen de nauwe binding aan de belijdenis in het ontwerp. Koopmans nam de handschoen op in zijn brochure Vrijzinnige

bezwaren beantwoord. Stuk voor stuk liep hij ‘hoffelijk’, maar ook ‘zeer kritisch’50

de bezwaren langs en maakte bovendien duidelijk wat naar zijn inzicht op het spel stond bij het ijveren voor een nieuwe orde voor de kerk: onder het gel-dende reglement kon de kerk eigenlijk niet spreken tot de samenleving. Met de invoering van dit ontwerp zou de kerk haar eigenlijke taak terug krijgen: het belijdend spreken tegen de dwaalleer van de eigen tijd.51

Toen het jaar 1938 ten einde liep, had Koopmans zo met drie publicaties de aandacht getrokken en laten zien waar hij stond: innerlijk nauw verbonden met de theologie van de Reformatie, met oog voor de vragen die in het heden op de kerk af kwamen en zich bewust van de noodzaak van goede en actuele prediking die de gemeente kon toerusten om te onderscheiden waar het op aankomt. Een studieus predikant. Toch ging de studie niet ten koste van be-trokkenheid op de samenleving en de internationale ontwikkelingen. Eerder scherpte zij zijn blik voor de eigen tijd en zette hem in beweging. Zo raakte hij betrokken bij werk voor vluchtelingen vanuit Duitsland.52 De uit Duitsland gevluchte Joodse predikant Benfey werd mede door zijn inzet door de kerken-raad van Hervormd Amsterdam benoemd tot ‘godsdienstonderwijzer en kran-kenbezoeker (...) onder de Duitsch sprekende protestantsche christenen van Joodschen bloede zoo te Amsterdam als elders in Nederland.’53

50 E. P. Meijering, Het Nederlands christendom in de twintigste eeuw, Amsterdam 2007, 155.

51 J. Koopmans, Vrijzinnige bezwaren beantwoord, Nijkerk 1938, 11, 15. Zie ook zijn artikel ‘“Spreken van de kerk uit”’, m.n. 204v.

52 Van Roon, Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941, 179. Zie ook D. Co-hen, Zwervend en dolend. De joodse vluchtelingen in Nederland in de jaren 1933-1940 met

een inleiding over de jaren 1900-1933, Haarlem 1955, 221, 334.

53 J.F.L. Bastiaanse, ‘Uitgeweken, afgewezen, uitgewezen. De wederwaardighe-den van de Duitse joods-christelijke predikant Bruno Frank Benfey in Nederland 1939-1945’, in: Documentatieblad voor de Nederlandse kerkgeschiedenis na 1800, XXI/49, December 1998, 4-22, 8. Zie ook het Verslag omtrent de werkzaamheden van het

In document VU Research Portal (pagina 56-59)