• No results found

Het spreken van de kerk

In document VU Research Portal (pagina 26-33)

De hierboven in het kort getekende discussie tussen Barth en Visser ’t Hooft, maar vooral ook de gang van zaken rond de Amersfoortse stellingen voeren direct naar het hart van de zaak waar het in deze studie over gaat: Koopmans en het spreken van de Kerk. En dat niet alleen: ze maken ook duidelijk dat er ver-schillende ingrijpende vragen spelen rondom dat publieke spreken van de kerk.

Koopmans’ betrokkenheid bij de Amersfoortse stellingen is niet een vreemd element in zijn werk; verschillende keren heeft hij meegewerkt aan publieke kerkelijke getuigenissen. Eén van die teksten is zelfs een belangrijke reden dat

23 Brief van J. Koopmans aan K. Barth van 22 april 1940. In een korte brief van 9 maart 1940 had Koopmans ook al geschreven over de moeite bij het vinden van on-dertekenaars.

24 Met de bezetting van Nederland brak een nieuwe periode aan waarin de Kerk begon te spreken. Vgl. W.A. Visser ’t Hooft, Holländische Kirchendokumente. Der Kampf

der holländischen Kirche um die Geltung der göttlichen Gebote im Staatsleben, Zürich 1944,

8v: ‘Die Kirche, die nicht zu bekennen gewagt hatte in der Zeit, in der die Freiheit des Wortes unangetastet war, sie begann ihren Glauben zu bekennen in dem Augen-blick, da diese Freiheit unterdrückt wurde’.

hij nog altijd herinnerd wordt. Bedoeld is het pamflet Bijna te laat! van novem-ber 1940 waarmee Koopmans zich van een plaats in de geschiedenis verzekerd heeft – al was het hem daar natuurlijk niet om te doen.25 Zo schreef de Vlaamse journalist Geert van Istendael in een opstel onder de titel ‘Dr. Jan Koopmans’ naar aanleiding van dit stuk:

Het is (…) een van de meest aangrijpende betogen die ik ooit las over ethiek, al komt dat woord zelf niet voor in de tekst, en gewetensnood in tijden van bar gevaar (…) Het is me te doen om het gekwelde geweten, het brandende geloof, de uitzonderlijke moed.26

Van Istendael staat met zijn lof bepaald niet alleen.27 Weinig wordt echter ge-vraagd naar de theologie van waaruit dit spreken opkwam. Deze studie wil trachten die mogelijke samenhang te onderzoeken en in beeld te brengen: is

Koopmans’ visie op het spreken van de kerk verankerd in het geheel van zijn theologie? En zo ja, hoe dan?

Alvorens deze vraagstelling nauwkeuriger te formuleren en in deelvragen uiteen te leggen, is het nodig vast te stellen wat in dit verband verstaan wordt onder de term ‘spreken van de kerk’. Welke activiteit van de kerk wordt ermee bedoeld? Het beantwoorden van deze vraag stelt onmiddellijk voor een pro-bleem. Het spreken waar het in deze studie over gaat, heeft uit de aard van de zaak iets contingents en kan om die reden moeilijk in een sluitende definitie gevat worden. Met dit voorbehoud in het achterhoofd wordt voor de vraag naar een definitie de Hervormde kerkorde van 1951 te hulp geroepen. Deze

25 De tekst van Bijna te laat! is op verschillende plaatsen te vinden. Zie de eerste noot van hoofdstuk 5 voor een opsomming. Het eenvoudigst is de tekst toegankelijk via www.geheugenvannederland.nl waar een zoekopdracht met de termen ‘Koopmans bijna te laat’ toegang geeft tot een scan van de brochure zoals deze tijdens de bezetting is verspreid.

26 G. van Istendael, ‘Dr. Jan Koopmans’, in: idem, Mijn Nederland, Amster-dam/Antwerpen 2005, 203-213, citaat op 212v.

27 Zie naast Van Istendael bijvoorbeeld J. Presser, Ondergang. De vervolging en

ver-delging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945 I, ’s-Gravenhage 1965, 37; A.J.

Herz-berg, Kroniek der Jodenvervolging, 1940-1945, Amsterdam 19855, 60; De Jong, Het

Ko-ninkrijk der Nederlanden 4/2, 721v; W. van der Meiden, Beeldenstormers en bruggenbou-wers. Canon van de Nederlandse religiegeschiedenis, Zoetermeer 2008, 88; G. Mak, De eeuw van mijn vader, Amsterdam/Antwerpen 20005, 269 en 283. Op het album Zonde van cabaretier Freek de Jonge uit 2013 staat een lied onder de titel ‘Jan Koopmans’.

kerkorde was immers het resultaat van een lange reeks inspanningen om tot een nieuwe orde te komen, waar Koopmans nauw bij betrokken is geweest. Tijdens de bezettingsjaren ontstond binnen de Hervormde kerk het besef dat het haar roeping was om in de verwarrende omstandigheden van het leven onder een vreemde overheersing geestelijk leiding te geven. Hierin stond zij niet alleen; hetzelfde kan gezegd worden van andere kerkverbanden. Het stre-ven naar een nieuwe kerkorde voor de Hervormde kerk ter vervanging van het Algemeen Reglement was in 1939 in een impasse terecht gekomen. Snel na de bezetting echter kwam het op grond van voorbereidend werk tijdens de oorlogsjaren in een stroomversnelling. Breed leefde de gedachte dat het gees-telijk leiderschap dat de kerk in de oorlogsjaren was toegevallen ook in de context van het vrije Nederland vorm diende te krijgen en dat zulks in de nieuwe kerkorde vastgelegd moest worden. De Kerkorde van 1951 gaf een omschrijving van de taak die de kerk zichzelf in dit opzicht oplegde. Omdat juist dit onderdeel van de kerkorde verstaan dient te worden tegen de achter-grond van de ervaringen tijdens de oorlogsjaren en omdat Koopmans bij het kerkelijk spreken ten tijde van de bezetting zo nauw betrokken was, kan dit artikel goed dienst doen om te beschrijven wat onder het spreken van de kerk wordt verstaan. Hiermee is niet gezegd dat de invulling die de Kerkorde van deze taak geeft samenvalt met Koopmans’ gedachten omtrent het spreken van de kerk. Dat is niet het geval. In dit verband hoeft echter niet uitvoerig inge-gaan te worden op de verschillen – het is hier slechts om een definitie van het kerkelijk spreken te doen –, maar kan, vooruitlopend op de uitkomst van het onderzoek, volstaan worden met de korte opmerking dat het ideaal van her-kerstening en het daarmee gepaard gaande naoorlogse optimisme dat in de Kerkorde te vinden is, bij Koopmans vergeefs wordt gezocht. Toch is er sprake van voldoende verwantschap tussen de kerkordelijke bepalingen en de gedach-ten van Koopmans om het zinvol te doen zijn de definitie aan deze tekst te ontlenen. Bovendien kan op de weergave van dit artikel al een korte inventa-risatie volgen van de vragen die op het spel staan rondom het spreken van de kerk.

In artikel 8 van de kerkorde sprak de Hervormde kerk omtrent het apos-tolaat van de Kerk het volgende uit:

Als Christus-belijdende geloofsgemeenschap gesteld in de wereld om Gods belof-ten en geboden voor alle mensen en machbelof-ten te betuigen, vervult de Kerk, in de verwachting van het Koninkrijk Gods, haar apostolische opdracht in het bijzonder

door haar gesprek met Israël, door het werk der zending,

door de verbreiding van het Evangelie en de voortdurende arbeid aan de kerste-ning van het volksleven in de zin der Reformatie.28

In het verband van deze studie gaat het om het derde middel dat de kerkorde noemt om deze roeping gestalte te geven. Bij de uitwerking van dat punt staat:

De Kerk richt zich in de verbreiding van het Evangelie tot hen, die daarvan zijn vervreemd, om hen terug te brengen tot de gemeenschap met Christus en Zijn Kerk, blijft in al haar geledingen strijden voor het reformatorisch karakter van staat en volk en wendt zich, in de verwachting van het Koninkrijk Gods, in de arbeid der kerstening tot overheid en volk, om het leven naar Gods beloften en geboden te richten.29

Blijkens dit artikel gaat het de kerk erom het reformatorisch karakter van Ne-derland te behouden en zij wendt zich daartoe tot overheid en volk.30 Hoe dit spreken in de praktijk gestalte diende te krijgen, omschreef de kerk in ordinan-tie 4,19:

De Kerk, krachtens haar opdracht zich wendend tot overheid en volk met de oproep, het leven naar Gods beloften en geboden te richten, doet dit, zo bijzon-dere omstandigheden haar daartoe dringen, door haar ambtelijke vergaderingen en wel

hetzij door zich rechtstreeks te richten tot overheid of volk,

hetzij door middel van een kanselboodschap of een herderlijke brief.31

28 Kerkorde der Nederlandse Hervormde Kerk (uitgave januari 1951), ’s-Gravenhage z.j., 5.

29 Kerkorde der Nederlandse Hervormde Kerk, 5.

30 In het verband van dit onderzoek kan de vraag op welke gronden de Her-vormde kerk zo spreekt over staat en volk blijven rusten. Het gaat hier niet om een onderzoek naar de kerkorde van 1951. De kerkorde wordt hier enkel gebruikt om een definitie te vinden van het spreken van de kerk.

31 Kerkorde der Nederlandse Hervormde Kerk, 70. De volgende bepalingen maken duidelijk dat de generale synode altijd betrokken dient te zijn bij een openlijk getuige-nis. Wanneer een mindere vergadering zich uit wil spreken, dient tevoren overleg te zijn met het breed moderamen van de generale synode.

Uit deze kerkordelijke bepalingen blijkt dat het spreken van de kerk omschre-ven kan worden als een openlijk getuigenis van de kerk tot overheid en volk, ontleend

aan Gods beloften en geboden, omtrent de vragen die zij in de samenleving waarneemt.

Het is onderscheiden van de wekelijkse verkondiging op zondag. En dit spre-ken staat wel in het kader van herkerstening, maar is niet hetzelfde als een evangelisatietoespraak. Het gaat om zaken die in de samenleving aan de orde zijn (‘bijzondere omstandigheden’) en waarover de kerk zich uitspreekt. Als het over dit spreken gaat, bepaalt de kerk dus niet zelf de agenda, maar zij gaat in op wat in de wereld om haar heen aan de orde is. De verzamelde documen-ten van de Hervormde synode maken duidelijk hoe breed de kerk haar taak heeft opgevat.32

De boven weergegeven bepalingen roepen meteen al de nodige vragen op; vragen die in het in de tweede paragraaf van dit hoofdstuk getekende me-ningsverschil tussen Visser ’t Hooft en Barth ook in alle duidelijkheid aan de oppervlakte kwamen. Onduidelijk is bijvoorbeeld wanneer de kerk heeft te spreken. Wat zijn de bijzondere omstandigheden waarover gesproken wordt? En wie beoordeelt en beslist wanneer daarvan sprake is? Verder: hoe wordt voorkomen dat de identificatie tussen Gods woord en een bepaald – vaak po-litiek – standpunt, verstaan wordt als een machtswoord onder beroep op een instantie die voor velen in de samenleving nu juist geen reëel gezag heeft? Het zijn belangrijke vragen omdat het in dit verband onvermijdelijk is dat mensen een identificatie voltrekken tussen een concreet standpunt en Gods wil – en de gevaren van dergelijke identificaties zijn vanuit de geschiedenis meer dan ge-noegzaam bekend. Mogelijk is dit de reden dat de kerkorde het spreken aan ambtelijke vergaderingen toevertrouwt en niet aan één enkele persoon. Maar ook dan geldt dat een vergadering kan dwalen. Vervolgens: wat heeft het te zeggen dat de Hervormde kerk slechts één van de kerken in Nederland is en dat andere kerkgenootschappen in dezelfde kwestie wellicht een heel ander geluid laten horen? Nog een belangrijke vraag: welk beeld heeft de kerk van zichzelf wanneer zij aldus haar taak omschrijft? En hoe ziet zij de wereld waarin zij aan deze roeping gehoorzaam wil zijn? Staat zij tegenover de wereld en kent

32 Bij H.D. de Loor, Kerk in de samenleving. Een analyse van het spreken der

Neder-landse Hervormde kerk sedert 1945, Baarn 1970 is op 296v een lijst te vinden van de

onderwerpen van de 109 documenten die tussen 1945 en 1969 zijn gepubliceerd. Daartussen staan onderwerpen als: het Indonesische vraagstuk, de doodstraf, het alco-holvraagstuk en het verkeersvraagstuk.

zij Gods wil? Samenvattend blijkt dat er uitgaande van de beschrijving in de kerkorde vragen te stellen zijn over (1.) de visie van de kerk op zichzelf, (2.) de visie op de samenleving en (3.) de visie op de verhouding van kerk en sa-menleving. Deze vragen zullen ook bij het onderzoek aan Koopmans gesteld worden.

Volledigheidshalve dient hier opgemerkt te worden dat de gedachte aan ‘spreken van de kerk’ al de vooronderstelling bij zich heeft dat de kerk zich tot de samenleving te richten heeft. Rond die gedachte op zichzelf worden al ver-schillen zichtbaar tussen theologische tradities. Binnen het neocalvinisme van A. Kuyper bijvoorbeeld is het concept ‘spreken van de kerk’ weinig uitge-werkt, omdat de verantwoordelijkheden van de kerk en de christelijke poli-tieke partij door hem nadrukkelijk werden onderscheiden. Het direct betrek-ken van het evangelie op de vragen van de samenleving is in dit concept de verantwoordelijkheid van de christelijke politieke partijen en niet allereerst van de kerk. Binnen een doperse benadering van de verhouding kerk en samenle-ving wordt de nadruk gelegd op de kerk als contrastgemeenschap. Kort gezegd: De kerk heeft geen boodschap, de kerk is de boodschap. De Rooms-katholieke theologie en ook de Lutherse traditie hebben ook elk weer een eigen benade-ring van de vragen rond de verhouding van kerk en samenleving en dat heeft implicaties voor het denken over een sprekende kerk. Deze summiere aandui-dingen onderstrepen het belang van de derde vraag die boven benoemd werd, namelijk naar de visie op de verhouding van kerk en samenleving.

Wanneer het spreken van de kerk omschreven wordt als boven, dus als een openlijk getuigenis van de kerk tot overheid en volk, ontleend aan Gods beloften en geboden omtrent de vragen die zij in de samenleving waarneemt, dan is Koopmans op verschillende momenten betrokken geweest bij een der-gelijk spreken. Hierboven kwamen de Amersfoortse stellingen al aan de orde en werd het pamflet Bijna te laat! genoemd. Verder was Koopmans nauw betrok-ken bij de totstandkoming van het eerste Herderlijk schrijven dat de Her-vormde synode ten tijde van de bezetting uitgaf waarin zij zich tot haar leden richtte en zich uitsprak over de thema’s overheid, volk, Israël en gezin en jeugd. Ook was hij de auteur van het Protest tegen de sterilisatie uit 1943.33

Dit korte en onvolledige overzicht van teksten van Koopmans wettigt de conclusie dat het spreken van de kerk een belangrijk element in zijn theologisch

33 Voor de stukken die hier genoemd worden en de achtergrond ervan, zie hoofd-stuk 2.

werk is geweest. Hóe belangrijk blijkt wanneer vanuit deze invalshoek zijn grotere publicaties bekeken worden. Zijn meer dogmatische geschriften Het

oudkerkelijk dogma in de reformatie, bepaaldelijk bij Calvijn34 en De Nederlandsche

Geloofsbelijdenis35 laten zich lezen als een bezinning op de eigen aard van het kerkelijk spreken. En in zijn Postilles (Kleine Postille36, Nieuwe Postille37 en

Laat-ste Postille38) geeft hij zich rekenschap van het unieke karakter van de christelijke prediking. Tenslotte is hij in verschillende artikelen bezig met de kwestie van het spreken van de kerk zoals boven gedefinieerd.39

Een interessant gegeven in verband met dit onderzoek is nog dat verschil-lende van de publieke uitlatingen van Koopmans van diverse kanten geroemd zijn. En dat niet alleen vanuit de kring van geestverwanten van Koopmans, maar ook van daarbuiten.40 Het Protest tegen de sterilisatie bijvoorbeeld was een tekst van zijn hand, die door tien verschillende kerkgenootschappen werd on-dertekend en namens hen aan de Duitse bezetter verzonden. Bij alle onderlinge verschillen tussen de kerken, wist Koopmans woorden te vinden waar allen zich aan konden committeren. Om die reden kan gesproken worden van een geslaagde interventie in het publieke debat en dat maakt onderzoek van Koop-mans’ teksten des te belangrijker. Hij heeft niet alleen gesproken, maar ook gehoor

gevonden.

34 J. Koopmans, Het oudkerkelijk dogma in de reformatie, bepaaldelijk bij Calvijn, Wa-geningen 1938.

35 J. Koopmans, De Nederlandsche Geloofsbelijdenis, Amsterdam 1939.

36 J. Koopmans, Kleine Postille, Nijkerk 1938.

37 J. Koopmans, Nieuwe Postille, Nijkerk 1940.

38 J. Koopmans, Laatste Postille uit het nagelaten werk gekozen en ingeleid door dr. K.

H. Miskotte, Nijkerk 1947.

39 Te denken is aan de opstellen: ‘“Spreken van de kerk uit”’, in: Woord en Wereld, jrg. 1 (1939), 419-428 (ook in Koopmans, Onder het Woord, 202-211); ‘Kerk en volk’, in: Woord en Wereld, jrg.2 (1940), 275-287 (ook in Koopmans, Onder het Woord, 273-286) en ook de brochure Vrijzinnige bezwaren beantwoord, Nijkerk 1938 waarin Koop-mans een pleidooi voert voor het reorganisatieontwerp voor een nieuwe kerkorde on-der anon-dere omdat dat ontwerp de kerk de ruimte geeft tot spreken.

Diverse opstellen van Koopmans zijn na zijn overlijden gebundeld door K.H. Kroon in J. Koopmans, Onder het Woord. In de regel wordt in dit boek de eerste keer dat naar een artikel verwezen wordt de oorspronkelijke vindplaats vermeld met tussen haken de paginanummers in de genoemde bundel. In het vervolg wordt dan steeds naar Onder het Woord verwezen.

In document VU Research Portal (pagina 26-33)