• No results found

5 Onderzoeksmethoden en analyse 5.1 Inleiding

5.3. Schriftelijke enquête

Medio 2015 is een schriftelijke enquête verzonden, gericht aan het bestuur van alle woningcorporaties die een toegelaten instelling zijn volgens de Woningwet. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 2. Verzocht is de enquête uitsluitend door een bestuurder van de woningcorporatie te laten invullen. De vragenlijst is verzonden aan alle toegelaten instellingen (woningcorporaties), ter attentie van het bestuur. Er is gebruik gemaakt van een adressenbestand van de directie Woningmarkt van het ministerie van Binnenlandse Zaken. In totaal zijn 364 vragenlijsten verzonden. In het volgende hoofdstuk wordt verslag gedaan van de antwoorden op deze schriftelijke enquête en de analyses. Hieronder de respons van de enquête.

Respons

Van de 364 schriftelijk verzonden vragenlijsten kwamen er vijf onbestelbaar retour. In totaal 85 van de 359 bezorgde vragenlijsten zijn ingevuld retour ontvangen, een respons van 24%. Op de Aedes website is een bericht geplaatst over deze enquête met de oproep de enquête in te vullen. Daarbij was ook een mailadres opgenomen voor nader contact. Een tiental bestuurders reageerde via de mail dat ze de vragenlijst wel wilden invullen maar niet hadden ontvangen. Mogelijk is de vragenlijst bij meerdere bestuurders niet terechtgekomen via het postadres van de corporatie (er was helaas geen persoonlijk bestand). Verlagend voor de respons zal zijn geweest dat deze gericht is aan het bestuur van de corporaties met het verzoek de enquête ook alleen door een bestuurder te laten invullen. Hiervoor is gekozen om nadrukkelijk de mening van bestuurders te kunnen peilen op een aantal zaken. Bestuurders waren in die periode al vrij druk bezet met werkzaamheden in het kader van (toezicht rondom) de herziene Woningwet, voorbereidingen voor het scheiden van daeb en niet- daeb activiteiten en gegevensverantwoording. Desalniettemin levert de schriftelijke enquête belangrijke tentatieve inzichten op over hoe corporaties omgaan met risico’s, hun hybriditeit en belangrijkste organisatiewaarden. Het doel van de enquête was ook niet om valide uitspraken te kunnen doen over de gehele sector, maar om een eerste beeld te verkrijgen van het omgaan met risico’s, organisatiewaarden, hybriditeit en als basis voor verdiepend casusonderzoek.

Uit onderstaande tabel blijkt dat de grotere woningcorporaties iets zijn oververtegenwoordigd in de respons ten opzichte van het bestand van alle woningcorporaties, zowel qua aantal fte als qua aantal verhuureenheden. De kleinere woningcorporaties zijn iets ondervertegenwoordigd en de middelgrote woningcorporaties komen ongeveer overeen met het totale bestand. Dit betekent dat de uitkomsten van deze enquête iets meer gekleurd zijn door de grotere woningcorporaties. Gezien de aanleiding van het onderzoek is dat niet erg. Werkzaamheden bij de grotere corporaties zijn over het algemeen wat complexer en de gevolgen van eventuele risico’s zijn ook groter in omvang bij de grotere corporaties. Het onderzoek is dan ook meer van toepassing op de wat grotere corporaties dan voor de kleinste corporaties.

Tabel 5.1 Respons naar grootteklasse

Bron: CiP 2014 en enquête.

Koppeling gegevens en vervolgonderzoek

Respondenten is gevraagd of de antwoorden op de vragenlijst gekoppeld mogen worden aan het bestand Corporaties in Perspectief (CiP) van Aedes. In dit bestand is een ruime selectie van gegevens opgenomen die woningcorporaties jaarlijks volgens de Woningwet dienen aan te leveren aan het ministerie van BZK en de toezichthouders. In totaal 11 bestuurders gaven aan bezwaar te hebben tegen deze koppeling of vulden de vragenlijst anoniem in. De overige 74 bestuurders hadden geen bezwaar tegen een koppeling van deze bestanden. Respondenten die bezwaar maakten tegen koppeling aan de bedrijfsgegevens is wel gevraagd enkele algemene gegevens aan te leveren, namelijk het aantal fte werkzaam binnen de woningcorporatie; het aantal verhuureenheden; en of de corporatie al dan niet lid is van Aedes. Dit is door deze respondenten ook ingevuld. Aan het einde van de vragenlijst is nog gevraagd of ik contact mocht opnemen voor eventueel vervolgonderzoek. In totaal vijftig van de 85 bestuurders gaven aan dat ik hierover contact kon opnemen.

Koppeling antwoorden op de vragenlijst aan andere gegevens

Respondenten is gevraagd naar de naam of unieke nummer (zogenaamd L-nr.) van de corporatie om de antwoorden op de vragenlijst te kunnen koppelen aan andere gegevens; anoniem en alleen ten behoeve van dit onderzoek. Gegevens uit andere bestanden die zijn bezien, zijn afkomstig van de gegevens die woningcorporaties jaarlijks volgens de Woningwet aanleveren. Voor respondenten die bezwaar maakten tegen koppeling aan de bedrijfsgegevens en die de vragenlijst anoniem wilden invullen, is gevraagd naar het aantal fte werkzaam binnen de woningcorporatie; het aantal verhuureenheden en of de corporatie al dan niet lid is van Aedes. Bij deze corporaties is geen L-nr. verkregen en konden de antwoorden zodoende ook niet aan andere gegevens van de corporatie gekoppeld worden. In totaal 71 corporaties gaven toestemming voor koppeling van de gegevens ten behoeve van het onderzoek.

Als mogelijk verklarende variabelen zijn nog gegevens uit andere bestanden gebruikt waarvan verondersteld is dat ze verband zouden kunnen houden met het omgaan met risico’s. Dit betreft financiële ratio’s die door het WSW worden gebruikt om na te gaan hoeveel corporaties verantwoord kunnen lenen en door de Autoriteit Woningcorporaties worden gebruikt voor het financiële toezicht op de corporaties. Geanalyseerd zijn de Interest Coverage Ratio (ICR), Solvabiliteit en Loan to Value. Deze ratio’s zijn onderzocht omdat een slechte financiële positie van de corporatie mogelijk kan duiden op het anders omgaan met risico’s. Om die reden is ook gekeken naar gegevens over investeringsruimte van de corporaties. Hiervoor is gebruik gemaakt van de gegevens uit het instrument Indicatieve Bestedingsruimte Woningcorporaties (IBW) van 2015. Deze geeft een maat voor de financiële ruimte die corporaties hebben om te besteden aan ‘nieuwbouw’; ‘woningverbetering’; dan wel ‘huurverlaging’. Dit alles kan duiding geven hoe verschillende corporaties omgaan met risico’s en vroege signalen.

vhe klasse totaal N=364 vhe klasse enquête N=85 fte klasse totaal N=364 fte klasse enquête N=85 < 100 3% 2% < 10 27% 21% 100 tm 999 21% 9% 10 tm 19 14% 9% 1.000 tm 2499 25% 20% 20 tm 49 25% 22% 2.500 tm 4.999 18% 21% 50 tm 99 18% 18% 5.000 tm 9.999 18% 13% 100 tm 249 11% 19% 10.000 tm 24.999 12% 21% 250 tm 499 4% 6% 25.000 + 5% 13% 500 + 2% 5% Totaal 100% 100% Total 100% 100%

volstaan met de informatie die uit de Parlementaire Enquête Woningcorporaties is verkregen en die teruggrijpt op de periode waarin de zogenaamde brutering plaatsvond, waarmee corporaties veel zelfstandigheid verkregen. Er is met name veel gebruik gemaakt van literatuur bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam.

5.3. Schriftelijke enquête

Medio 2015 is een schriftelijke enquête verzonden, gericht aan het bestuur van alle woningcorporaties die een toegelaten instelling zijn volgens de Woningwet. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 2. Verzocht is de enquête uitsluitend door een bestuurder van de woningcorporatie te laten invullen. De vragenlijst is verzonden aan alle toegelaten instellingen (woningcorporaties), ter attentie van het bestuur. Er is gebruik gemaakt van een adressenbestand van de directie Woningmarkt van het ministerie van Binnenlandse Zaken. In totaal zijn 364 vragenlijsten verzonden. In het volgende hoofdstuk wordt verslag gedaan van de antwoorden op deze schriftelijke enquête en de analyses. Hieronder de respons van de enquête.

Respons

Van de 364 schriftelijk verzonden vragenlijsten kwamen er vijf onbestelbaar retour. In totaal 85 van de 359 bezorgde vragenlijsten zijn ingevuld retour ontvangen, een respons van 24%. Op de Aedes website is een bericht geplaatst over deze enquête met de oproep de enquête in te vullen. Daarbij was ook een mailadres opgenomen voor nader contact. Een tiental bestuurders reageerde via de mail dat ze de vragenlijst wel wilden invullen maar niet hadden ontvangen. Mogelijk is de vragenlijst bij meerdere bestuurders niet terechtgekomen via het postadres van de corporatie (er was helaas geen persoonlijk bestand). Verlagend voor de respons zal zijn geweest dat deze gericht is aan het bestuur van de corporaties met het verzoek de enquête ook alleen door een bestuurder te laten invullen. Hiervoor is gekozen om nadrukkelijk de mening van bestuurders te kunnen peilen op een aantal zaken. Bestuurders waren in die periode al vrij druk bezet met werkzaamheden in het kader van (toezicht rondom) de herziene Woningwet, voorbereidingen voor het scheiden van daeb en niet- daeb activiteiten en gegevensverantwoording. Desalniettemin levert de schriftelijke enquête belangrijke tentatieve inzichten op over hoe corporaties omgaan met risico’s, hun hybriditeit en belangrijkste organisatiewaarden. Het doel van de enquête was ook niet om valide uitspraken te kunnen doen over de gehele sector, maar om een eerste beeld te verkrijgen van het omgaan met risico’s, organisatiewaarden, hybriditeit en als basis voor verdiepend casusonderzoek.

Uit onderstaande tabel blijkt dat de grotere woningcorporaties iets zijn oververtegenwoordigd in de respons ten opzichte van het bestand van alle woningcorporaties, zowel qua aantal fte als qua aantal verhuureenheden. De kleinere woningcorporaties zijn iets ondervertegenwoordigd en de middelgrote woningcorporaties komen ongeveer overeen met het totale bestand. Dit betekent dat de uitkomsten van deze enquête iets meer gekleurd zijn door de grotere woningcorporaties. Gezien de aanleiding van het onderzoek is dat niet erg. Werkzaamheden bij de grotere corporaties zijn over het algemeen wat complexer en de gevolgen van eventuele risico’s zijn ook groter in omvang bij de grotere corporaties. Het onderzoek is dan ook meer van toepassing op de wat grotere corporaties dan voor de kleinste corporaties.

Tabel 5.1 Respons naar grootteklasse

Bron: CiP 2014 en enquête.

Koppeling gegevens en vervolgonderzoek

Respondenten is gevraagd of de antwoorden op de vragenlijst gekoppeld mogen worden aan het bestand Corporaties in Perspectief (CiP) van Aedes. In dit bestand is een ruime selectie van gegevens opgenomen die woningcorporaties jaarlijks volgens de Woningwet dienen aan te leveren aan het ministerie van BZK en de toezichthouders. In totaal 11 bestuurders gaven aan bezwaar te hebben tegen deze koppeling of vulden de vragenlijst anoniem in. De overige 74 bestuurders hadden geen bezwaar tegen een koppeling van deze bestanden. Respondenten die bezwaar maakten tegen koppeling aan de bedrijfsgegevens is wel gevraagd enkele algemene gegevens aan te leveren, namelijk het aantal fte werkzaam binnen de woningcorporatie; het aantal verhuureenheden; en of de corporatie al dan niet lid is van Aedes. Dit is door deze respondenten ook ingevuld. Aan het einde van de vragenlijst is nog gevraagd of ik contact mocht opnemen voor eventueel vervolgonderzoek. In totaal vijftig van de 85 bestuurders gaven aan dat ik hierover contact kon opnemen.

Koppeling antwoorden op de vragenlijst aan andere gegevens

Respondenten is gevraagd naar de naam of unieke nummer (zogenaamd L-nr.) van de corporatie om de antwoorden op de vragenlijst te kunnen koppelen aan andere gegevens; anoniem en alleen ten behoeve van dit onderzoek. Gegevens uit andere bestanden die zijn bezien, zijn afkomstig van de gegevens die woningcorporaties jaarlijks volgens de Woningwet aanleveren. Voor respondenten die bezwaar maakten tegen koppeling aan de bedrijfsgegevens en die de vragenlijst anoniem wilden invullen, is gevraagd naar het aantal fte werkzaam binnen de woningcorporatie; het aantal verhuureenheden en of de corporatie al dan niet lid is van Aedes. Bij deze corporaties is geen L-nr. verkregen en konden de antwoorden zodoende ook niet aan andere gegevens van de corporatie gekoppeld worden. In totaal 71 corporaties gaven toestemming voor koppeling van de gegevens ten behoeve van het onderzoek.

Als mogelijk verklarende variabelen zijn nog gegevens uit andere bestanden gebruikt waarvan verondersteld is dat ze verband zouden kunnen houden met het omgaan met risico’s. Dit betreft financiële ratio’s die door het WSW worden gebruikt om na te gaan hoeveel corporaties verantwoord kunnen lenen en door de Autoriteit Woningcorporaties worden gebruikt voor het financiële toezicht op de corporaties. Geanalyseerd zijn de Interest Coverage Ratio (ICR), Solvabiliteit en Loan to Value. Deze ratio’s zijn onderzocht omdat een slechte financiële positie van de corporatie mogelijk kan duiden op het anders omgaan met risico’s. Om die reden is ook gekeken naar gegevens over investeringsruimte van de corporaties. Hiervoor is gebruik gemaakt van de gegevens uit het instrument Indicatieve Bestedingsruimte Woningcorporaties (IBW) van 2015. Deze geeft een maat voor de financiële ruimte die corporaties hebben om te besteden aan ‘nieuwbouw’; ‘woningverbetering’; dan wel ‘huurverlaging’. Dit alles kan duiding geven hoe verschillende corporaties omgaan met risico’s en vroege signalen.

vhe klasse totaal N=364 vhe klasse enquête N=85 fte klasse totaal N=364 fte klasse enquête N=85 < 100 3% 2% < 10 27% 21% 100 tm 999 21% 9% 10 tm 19 14% 9% 1.000 tm 2499 25% 20% 20 tm 49 25% 22% 2.500 tm 4.999 18% 21% 50 tm 99 18% 18% 5.000 tm 9.999 18% 13% 100 tm 249 11% 19% 10.000 tm 24.999 12% 21% 250 tm 499 4% 6% 25.000 + 5% 13% 500 + 2% 5% Totaal 100% 100% Total 100% 100%