• No results found

Definities van debacles, vroege signalen en early warning-systeem Het gaat in dit proefschrift om het voorkomen van potentiële debacles Onder een debacle versta ik

4 Vroege signalen van debacles: theorie 4.1 Inleiding

4.3. Definities van debacles, vroege signalen en early warning-systeem Het gaat in dit proefschrift om het voorkomen van potentiële debacles Onder een debacle versta ik

een dermate groot probleem dat het gevolg ervan kan zijn dat de kerndoelen van de organisatie (woningcorporatie) niet verwezenlijkt kunnen worden. Het debacle vormt volgens deze definitie een

zich breder te oriënteren en verder te kijken dan de informatie die voor hen ligt. Ook al is die informatie voorhanden en gemakkelijk te verkrijgen en zijn er voldoende signalen dat deze informatie van belang is.

Dit hoofdstuk gaat in op de theorie met betrekking tot het omgaan met vroege signalen en early warning. Hierbij is specifiek gezocht naar factoren die van belang zijn voor hoe organisaties omgaan met vroege signalen. Het verleden en het hybride karakter van de woningcorporatie kunnen, zoals in de vorige hoofdstukken is beschreven, hierbij eveneens een rol spelen. Bij de factoren die van belang zijn voor het omgaan met vroege signalen en specifiek voor het missen van deze signalen is er soms sprake van (een combinatie van) het ‘niet kunnen zien’ en het ‘niet willen zien’ van deze signalen. Het is soms helemaal niet in iemands persoonlijk belang of het belang van een organisatie om signalen op te pakken.

4.2. Beleid en proactief risicomanagement op basis van vroege signalen

Alvorens in te gaan op de theorie van early warning en vroege signalen sta ik nog stil bij de invloed van beleid op gebeurtenissen en het nut van proactief risicomanagement in meer algemene zin. Ook ga ik in op de relatie tussen het omgaan met risico’s en vroege signalen van potentiële debacles. Binnen de sociale wetenschappen en de bestuurskunde wordt daarover verschillend gedacht. Hoe zinvol is het eigenlijk om beleid te voeren op basis van vroege signalen? Al sinds mensenheugenis wordt getracht om voorbereid te zijn op naderend onheil en is men op zoek naar signalen om dit onheil af te wenden. Nostradamus baseerde zijn voorspellingen (‘Les Propheties De M. Michel Nostradamus, 1555) onder meer op astrologie en oude Egyptische geschriften. Volgens de Kabbala en Numerologie kunnen we aanwijzingen vinden in teksten en getallen waarin de toekomst geschreven staat. De Chinese ‘Feng Sui’ gaat uit van windrichtingen en vormen die in acht genomen moeten worden om onheil af te wenden.

Binnen de sociale wetenschappen zijn er verschillende stromingen te onderscheiden als het gaat om de voorspelbare waarde van beleidsmatige theorieën. Deetz (1994) heeft deze opgedeeld volgens de dichotomieën dissensus/consensus en local-emergent/elite-apriori. Zo onderscheidt hij verschillende discours waarbinnen sociaal wetenschappelijke studies opgedeeld kunnen worden: ‘normative’, ‘interpretative’, ‘critical’ en ‘dialogic’. De ‘normatieve stroming’ hecht de meeste waarde aan voorspellingen en de ‘maakbaarheid’ der dingen. Wetenschappers binnen de ‘kritische stroming’ geloven het minst in de voorspelbare waarde van beleidsmatige theorieën. Zij zijn achterdochtig tegenover autoriteit en zijn meer ‘politiek’ dan ‘economisch’ gericht. Paul Frissen betoogt dat nietsdoen ook een keuze is. De politiek geeft zich veel te weinig rekenschap van de onvolkomenheid van het menselijke en politieke leven (Frissen, 2013). De wereld is niet zo maakbaar als politici graag willen geloven. Het is, aldus Frissen, onvermijdelijk dat we aanvaarden dat er pech, leed en risico zijn die niemand, ook de overheid niet, kan uitbannen. Zo zou je kunnen zeggen dat incidenten, zoals die zich bij woningcorporaties hebben voorgedaan, er ook gewoon bij horen en niet per se te voorkomen zijn of voorkomen moeten worden. De maatregelen ter voorkoming van deze incidenten zouden wel eens erger kunnen zijn dan de kwaal.

Een voorbeeld van hoe het mis kan gaan als we te veel vanaf de tekentafel beleid voeren, is beschreven door Scott (1998) in zijn boek ‘Seeing like a State’ (1998). Eind negentiende eeuw werden er op grote schaal productiebossen in Amerika en Europa aangelegd. De bomen van deze productiebossen (in het Duits dan ‘Normal Baumen’ genoemd) stonden netjes in het gelid, overbodige vegetatie was weggehaald en de bomen konden snel gerooid worden. Na verloop van tijd bleken de productiebossen echter helemaal niet zo effectief. De bomen werden ziek en stierven. De tussenliggende vegetatie en schimmels bleken, achteraf bezien, wel degelijk een functie te hebben voor het bos. Een ander voorbeeld komt van Toulmin (2001) en speelt zich af in Bali. Eeuwenoude tradities met watertempels bleken daar een onderliggende economische functie te hebben. De traditionele verbouw van veel verschillende gewassen en het traditionele irrigatiesysteem werden echter, onder druk van buitenlandse investeerders, vervangen door meer eenzijdige rijstproductie

en een andere irrigatiewijze. Dit leidde aanvankelijk tot meer opbrengsten, maar ook in dit geval na verloop van jaren tot meer ziektes bij de gewassen. Tegenstand van de inheemse bevolking tegen de nieuwe productiewijze werd echter gezien als irrationeel vasthouden aan geloofsovertuiging. Dit ging volgens Toulmin (2001) voorbij aan de economische achtergrond die er wel degelijk voor deze mensen aan ten grondslag lag. Het sociaal ondernemerschap van woningcorporaties abrupt aan banden leggen, zou wel eens schadelijker kunnen zijn dan de incidenten die er af en toe uit voort komen. Ook vanuit dit sociaal ondernemerschap zijn tal van structuren en verbanden ontstaan in de loop der jaren die hebben gezorgd voor maatschappelijke meerwaarde.

Volgens Weber gaat het in de sociale wetenschappen vooral om het ‘Verstehen’, het begrijpen, van menselijk gedrag (Weber 1921). Hiervoor is grondig onderzoek vereist en geen intuïtie. Met betrekking tot causaliteit stelt Weber dat je altijd rekening moet houden met meer dan één oorzaak en je moet uitgaan van de waarschijnlijkheid dat een verschijnsel zal optreden. Zo beschouw ik ook een early warning-systeem voor het omgaan met vroege signalen ter voorkoming van debacles bij woningcorporaties. De maatschappij is geen laboratorium waarbij variabelen volledig gecontroleerd kunnen worden en proeven worden gedaan die onomstotelijk bewijzen dat een bepaalde methode of beleid succesvol zal zijn. Wel kan onderzoek meer begrip opleveren over de betekenis van vroege signalen en kunnen woningcorporaties daar hun voordeel mee doen. Het vooruitdenken en speuren naar signalen moet echter ook weer niet te verlammend werken. Bij ondernemerschap, ook sociaal ondernemerschap, horen nu eenmaal bepaalde risico’s. Proactief risicobeleid behelst vooraf nadenken over welke risico’s de organisatie loopt dat de kerndoelen van de organisatie niet worden gehaald. Er is een veelheid aan signalen over mogelijke risico’s. Maar waar zou de organisatie vooral alert op moeten zijn, wat zou echt kunnen leiden tot een debacle voor de organisatie? Dat betekent zoveel mogelijk zicht hebben op het soort signaal en de impact van het signaal.

Marjolein van Asselt stond bij haar oratie voor de leerstoel Riskgovernance in Maastricht (2007) stil bij het maatschappelijke en wetenschappelijke belang van risk governance-onderzoek. Volgens haar is het van belang dat we meer oog hebben voor onzekerheid en risico’s in toekomstscenario’s en deze op het handelen van vandaag moeten betrekken. De vraag is volgens haar “hoe kunnen we alert, adequaat en verstandig handelen op onze weg de toekomst tegemoet?” Luyk (2011) heeft onderzoek heeft gedaan naar detectie van vroege signalen (early warnings) en proactief risicomanagement bij industriële organisaties. Hij schetst op basis van het werk van Brombacher et al. (2001, 2005), Knegtering & Pasman (2009) en Rasmussen & Seydung (2000), vier trends die er toe leiden dat er steeds meer aandacht komt voor proactief risicomanagement door industriële organisaties. Dit zijn: toenemende complexiteit van producten en processen; toenemende complexiteit in de bedrijfsketen; toenemende dynamiek en competitieve omgeving; en afnemende sociale tolerantie voor mislukking (Luyk, 2001, p. 7). Over de eerste drie trends kan gediscussieerd worden of die opgeld doen voor woningcorporaties. De afnemende tolerantie geldt echter zeker voor woningcorporaties, die sinds de parlementaire enquête onder een vergrootglas liggen. Over het algemeen kan dus worden gesteld dat we steeds meer het belang gaan inzien van het tijdig oppakken van signalen.

Ik sluit mij in dit proefschrift aan bij de stelling van Watkins en Bazerman (2003) dat veel zogenaamde ‘verrassingen’ wel degelijk ‘voorspelbare verrassingen’ waren. Dit impliceert dat er debacles zijn die met een betere observatie en oog voor de signalen die hieraan voorafgingen, voorkomen hadden kunnen worden. Het beter begrijpen (Verstehen) van menselijk gedrag in het omgaan met vroege signalen kan daar een bijdrage aan leveren en is zeker nuttig.

4.3. Definities van debacles, vroege signalen en early warning-systeem

Het gaat in dit proefschrift om het voorkomen van potentiële debacles. Onder een debacle versta ik een dermate groot probleem dat het gevolg ervan kan zijn dat de kerndoelen van de organisatie (woningcorporatie) niet verwezenlijkt kunnen worden. Het debacle vormt volgens deze definitie een

bedreiging voor het (voort)bestaan van de organisatie en in sommige gevallen zelfs de gehele corporatiesector. In het proefschrift is onderzocht welke risico’s er zijn dat deze debacles zich zullen voordoen en of er vroege signalen zijn die als een early warning kunnen dienen om deze potentiële debacles af te wenden. In die zin is onderzoek naar het omgaan met vroege signalen dus ook onderzoek naar proactief risicomanagement en het vaststellen van de belangrijkste strategische risico’s voor de organisatie.

Vroege signalen (weak signals) en ‘early warning’ zijn begrippen die opduiken in uiteenlopende wetenschappelijke en pseudowetenschappelijke disciplines. Zo zijn er early warning-systemen voor het voorspellen van onder meer natuurrampen, het uitbreken van oorlogen, het ontstaan van ziektes, financiële crisis, etc.. In de Nederlandse literatuur wordt het begrip early warning-systeem of early warning meestal niet vertaald. Ik spreek dan ook consequent over early warning en early warning- systeem. Ten aanzien van weak signals ligt dat anders, daarvoor worden vaak de termen zwakke signalen en vroege (of vroegtijdige) signalen gebruikt. Ik sluit mij zoveel mogelijk aan bij de gangbare termen zoals die worden gebruikt in de Nederlandse literatuur. Dat betekent dat in dit geval Engelse en Nederlandse termen door elkaar worden gebruikt. In de literatuur komen de volgend aspecten in relatie tot early warning en vroege signalen regelmatig terug: fasen in signaleren; herkenbaarheid en zichtbaarheid van signalen; en tijdsaspect en dynamiek van de omgeving. Aan de hand van deze aspecten en enkele bestaande definities van early warning en weak signals in de literatuur geef ik mijn eigen werkdefinities van vroege signalen en een early warning- systeem. Deze definities bakenen de begrippen af en zijn vertrekpunt voor onderzoek hiernaar bij de woningcorporaties.

Herkenbaarheid en zichtbaarheid van vroege signalen

In de literatuur worden verschillende categorieën van onzekerheid onderscheiden. Wideman (1992) maakt onderscheid tussen ‘known unknowns’ en ‘unknown unknowns’. Bij ‘known unknowns’ gaat het om min of meer voorspelbare gebeurtenissen. ‘Unknown unknowns’ zijn niet te voorziene gebeurtenissen. Dat wil echter niet zeggen dat een organisatie daar niet naar op zoek kan gaan of zicht hier niet tegen kan wapenen. Een ander onderscheid dat wordt gemaakt, is tussen ‘parameter uncertainty’ en ‘model uncertainty’ (Bedford & Cooke, 2001). Bij parameter onzekerheid is er onzekerheid hoe de paramaters in een bekend model werken, bij model onzekerheid er is er onzekerheid over hoe het model zelf werkt. Vroege signalen, omgeven met nog een grote mate van onzekerheid vallen met name in de categorie van ‘unknown unknowns’ en ‘model uncertainty’. Crisismanagementtheorie kan volgens Weick (1988) worden gezien als management van risico’s met een lage waarschijnlijkheid en grote gevolgen en die een bedreiging vormen voor de fundamentele doelen van een organisatie. En juist om dit soort risico’s gaat het bij een early warning-systeem. Zwakke signalen, waarvan niet zeker is dat ze gevolgen hebben, maar waarvan de gevolgen wel groot kunnen zijn voor de organisatie. Kenmerkend aan vroege en zwakke signalen is dat de signalen vaak moeilijk zichtbaar en herkenbaar zijn. In retrospectief is dat vaak wel het geval, maar vooraf niet. Taleb beschrijft in zijn boek ‘The Black Swan: the impact of the highly improbable’ (2007) dat we signalen vaak niet herkennen omdat we ze eenvoudigweg niet kennen. Wie nooit anders dan witte zwanen heeft gezien, zal een zwarte zwaan niet als zwaan herkennen. Zwarte zwanen staan volgens Taleb als metafoor voor gebeurtenissen die we niet herkennen maar die grote gevolgen hebben. Volgens Taleb is het advies van experts die wijzen op een toekomstige ontwikkeling vaak zinloos en zijn veel toekomstvoorspellingen pseudowetenschappelijk. Extremen worden vaak niet meegenomen in waarnemingen, maar zijn juist wel vaak de oorzaak van grote veranderingen. Volgens Hiltunen (2010) worden in de literatuur de begrippen ‘weak signals’ en ‘wild card events’ vaak door elkaar gebruikt, hetgeen tot verwarring kan leiden. Weak signals onderscheiden zich volgens Hiltunen doordat hun zichtbaarheid gering is en tevens het gevolg van die signalen onduidelijk is en kan variëren van klein tot groot. De vraag is echter of dit onderscheid wel zo eenvoudig te maken valt. De zichtbaarheid hangt sterk samen met het waarnemingsvermogen van mensen. Bazerman (2014) bepleit dat leiders de plicht hebben dat waarnemingsvermogen zo goed mogelijk te ontwikkelen.

Tijdsaspect en dynamiek van het systeem

Het woord ‘vroeg’ in het begrip ‘vroege signalen’ duidt erop dat de gevolgen in de verdere toekomst liggen en niet direct nabij zijn. Roberto et al. (2006) beschrijven dit als ‘recovery window’; waarmee de tijd wordt aangegeven die er nog rest tussen de eerste signalen en de ramp waar deze een voorbode van zijn. Hoe ver die toekomst is, hangt ook af van de beleidscyclus. Het betreft signalen die in de normale beleidscyclus niet direct meegenomen zouden worden. In navolging van Van der Steen et al. (2013) ga ik hierbij uit van signalen die voorspellingen doen voorbij de eerste beleidscyclus. Op korte termijn zal er wellicht geen debacle ontstaan, maar op langere termijn kan het signaal wel de voorbode van een debacle zijn. Hoe lang de tijdshorizon van vooruit kijken is, kan worden vergeleken met de gebruikelijke tijdshorizon die in het betreffende beleidsveld wordt toegepast. Organisaties die normaal bijvoorbeeld een jaar vooruit kijken, zouden dan bijvoorbeeld vijf jaar vooruit kunnen kijken. Indien het vooruit kijken normaal niet langer dan een week is, zou een maand vooruitkijken al rekening houden met ‘vroege’ signalen impliceren.

Ook het tijdpad waarin een debacle zich ontwikkelt, is van belang. Van Twist et al. (2014) vergelijken het tijdpad waarin de debacles van Maasstad ziekenhuis, woningcorporatie Vestia en Amarantis Onderwijsgroep zich ontwikkelden. Bij Maasstad Ziekenhuis was er een gelijkmatige groei van problemen, bij Woningcorporatie Vestia een plotselinge extreme risicotoename53 en bij Amarantis was er een smeulende crisis zonder duidelijke momenten van verergering (vertraagde val). De betekenis van het ‘tijdig’ ontdekken van een mogelijk toekomstig debacle hangt dus af van de dynamiek van het systeem waarbinnen dit debacle ontstaat. Op tijd zijn betekent dan ook continu grondig analyseren van het system en zijn context en het daarop afstemmen van tijdig toezicht (Scherpenisse et al., 2014).

Soms is, in tegenstelling tot de vertraagde val van Amarantis, de val heel plotseling en de aanleiding tot de val kort. Er is dan helemaal geen sprake van een vroegtijdig signaal. Taleb laat zien dat systemen vaak fragiel zijn (Taleb, 2012). Ter illustratie gaf Taleb op een Nexus lezing in Amsterdam54 de val van een glas: je kunt het van een bepaalde hoogte laten vallen zonder dat het breekt. Er is geen signaal dat het glas breekbaar is. Maar vanaf een zekere hoogte breekt het glas in stukken, resoluut en onherroepelijk. Hier is er sprake van een ‘tipping point’. Een tipping point is bijvoorbeeld het punt waarbij je van een klif valt, de waterkracht die een dijk doet doorbreken, of de rentestand die boven of onder een bepaald niveau komt en markten in beweging zet (denk aan derivaten). Een kleine verschuiving kan zo leiden tot grote gevolgen (zie bijv. Grodzins, 1957 en Schelling, 1972). Je kunt je hier alleen tegen wapenen door fragiliteit te herkennen en dingen robuuster of 'anti fragile' (Taleb 2012) te maken. Het doen van stresstesten, waarbij wordt berekend wat er met een organisatie zou gebeuren onder bepaalde extreme condities, kan een organisatie bewuster maken van mogelijke gevaren. Banken voeren dergelijke stresstesten verplicht uit volgens Europese richtlijnen en dienen binnen een bepaalde periode afdoende maatregelen te nemen als ze niet voor de stresstest slagen. Bij woningcorporaties worden tegenwoordig eveneens stresstesten uitgevoerd, voor het bezit van derivaten. Het vroegtijdig signaleren van mogelijke ‘tipping points’ is echter niet eenvoudig, zeker niet als er Black Swans (Taleb, 2007) in het geding zijn die nooit eerder zijn waargenomen. Zo was in de stresstest van 2014 onder Europese Banken bijvoorbeeld geen rekening gehouden met een mogelijke handelsoorlog met Rusland als gevolg van een conflict in de Oekraïne. Na de herziene Woningwet moeten woningcorporaties zich meer beperken tot hun kerntaak. Dat wil echter niet zeggen dat alles nu eenvoudig is geworden voor corporaties. Corporaties mogen wel degelijk nog investeren in commercieel vastgoed. Indien dit door de gemeente is gewenst en indien er geen marktpartijen zijn die deze taak op zich nemen (hiervoor wordt een markttoets gedaan), kan de Autoriteit woningcorporaties (bij mandaat van de minister) commerciële vastgoedprojecten 53In elk geval voor buitenstaanders. Bij Vestia zelf waren de mogelijke risico’s van de derivaten al langer bekend. 54Thriving on disorder, masterclass Nassim Taleb. Nexus instituut, Pathé Tuschinski Amsterdam, 4 oktober 2013.

bedreiging voor het (voort)bestaan van de organisatie en in sommige gevallen zelfs de gehele corporatiesector. In het proefschrift is onderzocht welke risico’s er zijn dat deze debacles zich zullen voordoen en of er vroege signalen zijn die als een early warning kunnen dienen om deze potentiële debacles af te wenden. In die zin is onderzoek naar het omgaan met vroege signalen dus ook onderzoek naar proactief risicomanagement en het vaststellen van de belangrijkste strategische risico’s voor de organisatie.

Vroege signalen (weak signals) en ‘early warning’ zijn begrippen die opduiken in uiteenlopende wetenschappelijke en pseudowetenschappelijke disciplines. Zo zijn er early warning-systemen voor het voorspellen van onder meer natuurrampen, het uitbreken van oorlogen, het ontstaan van ziektes, financiële crisis, etc.. In de Nederlandse literatuur wordt het begrip early warning-systeem of early warning meestal niet vertaald. Ik spreek dan ook consequent over early warning en early warning- systeem. Ten aanzien van weak signals ligt dat anders, daarvoor worden vaak de termen zwakke signalen en vroege (of vroegtijdige) signalen gebruikt. Ik sluit mij zoveel mogelijk aan bij de gangbare termen zoals die worden gebruikt in de Nederlandse literatuur. Dat betekent dat in dit geval Engelse en Nederlandse termen door elkaar worden gebruikt. In de literatuur komen de volgend aspecten in relatie tot early warning en vroege signalen regelmatig terug: fasen in signaleren; herkenbaarheid en zichtbaarheid van signalen; en tijdsaspect en dynamiek van de omgeving. Aan de hand van deze aspecten en enkele bestaande definities van early warning en weak signals in de literatuur geef ik mijn eigen werkdefinities van vroege signalen en een early warning- systeem. Deze definities bakenen de begrippen af en zijn vertrekpunt voor onderzoek hiernaar bij de woningcorporaties.

Herkenbaarheid en zichtbaarheid van vroege signalen

In de literatuur worden verschillende categorieën van onzekerheid onderscheiden. Wideman (1992) maakt onderscheid tussen ‘known unknowns’ en ‘unknown unknowns’. Bij ‘known unknowns’ gaat het om min of meer voorspelbare gebeurtenissen. ‘Unknown unknowns’ zijn niet te voorziene gebeurtenissen. Dat wil echter niet zeggen dat een organisatie daar niet naar op zoek kan gaan of zicht hier niet tegen kan wapenen. Een ander onderscheid dat wordt gemaakt, is tussen ‘parameter uncertainty’ en ‘model uncertainty’ (Bedford & Cooke, 2001). Bij parameter onzekerheid is er