• No results found

6 Schriftelijke enquête onder bestuurders 6.1 Inleiding

5,5 Gemiddeld totaal 4,

6.5. Organisatiewaarden en cultuur

De organisatiewaarden zeggen ook iets over de strategie en cultuur van de organisatie; te onderzoeken factoren voor het omgaan met vroege signalen in dit proefschrift. Tevens zeggen de organisatiewaarden iets over de mate waarin de organisatie meer publiek dan wel privaat gericht is. Een belangrijk aspect voor het omgaan met signalen is in hoeverre medewerkers zich vrij voelen om hun leidinggevende tegen te spreken. Indien medewerkers daar terughoudendheid in voelen is er waarschijnlijk machtsafstand (Hofstede, 2000). Machtsafstand kan dat een reden zijn dat bepaalde signalen niet worden gemeld. Onderstaand de antwoorden op deze stelling.

Tabel 6.8 Stelling met betrekking tot tegenspreken leidinggevende (N=82)

Geen terughoudendheid tot tegenspreken Volledig mee eens Voorna melijk mee eens Eens noch oneens Voorna melijk mee oneens Volledig mee oneens Werknemers binnen onze woningcorporatie voelen geen

terughoudendheid om hun leidinggevende tegen te spreken. 16% 58% 17% 8% 1% Volgens deze stelling is ongeveer driekwart van de corporatiebestuurders het er volledig tot voornamelijk mee eens dat werknemers geen terughoudendheid voelen om hun leidinggevende tegen te spreken. Er is echter ook een kwart van de bestuurders die daar niet zo stellig over is en 9% zegt het hier zelfs niet mee eens te zijn. Dat kan er op duiden dat signalen in enkele gevallen mogelijk niet doorgegeven worden indien de leidinggevende het daar niet mee eens zou zijn.

Stellingen ‘autonomie’ Volledig mee eens Voorna melijk mee eens Eens noch oneens Voorna melijk mee oneens Volledig mee oneens Het is goed dat andere woningcorporaties financieel

bijspringen als een woningcorporatie in de problemen komt. 5% 48% 29% 17% 2% Het is goed dat woningcorporaties, indien nodig, ook failliet

kunnen gaan. 25% 24% 13% 25% 13%

Het Rijk bemoeit zich te veel met wat woningcorporaties doen. 26% 47% 19% 7% 1%

Van der Wal et al. (2008) onderscheiden organisatiewaarden die kenmerkend zijn voor de publieke sector versus organisatiewaarden die kenmerkend zijn voor de private sector.68 Bestuurders is analoog aan het onderzoek van Van der Wal et al. de door Van der Torre (2016) vertaalde set van organisatiewaarden voorgelegd. Gevraagd is eerst de belangrijkste vijf waarden te kiezen en hier vervolgens een rangorde in aan te brengen door scores 1 (belangrijkste) tot 5 (vijfde belangrijkste) aan te geven. In de analyses is overeenkomstig Van der Wal et al. vervolgens een rangorde aangebracht van deze waarden door de scores van deze waardes voor alle respondenten op te tellen en hierbij telkens vijf punten toe te kennen aan de belangrijkste waarde (nr. 1 in de enquête), aflopend tot 1 punt aan de vijfde belangrijkste waarde (nr. 5 in de enquête). De overige waardes krijgen dan geen punten. Tabel 6.10 geeft hiervan het resultaat weer.

Tabel 6.9 Organisatiewaarden woningcorporaties (n=79)

Organisatiewaarden Som Gem. Stdv.

Transparantie 152 1,9 1,9 Sociale rechtvaardigheid 137 1,7 2,0 Betrouwbaarheid 129 1,6 1,9 Efficiency 125 1,6 1,8 Effectiviteit 107 1,4 1,9 Dienstbaarheid 103 1,3 1,9 Responsiviteit 81 1,0 1,8 Rechtmatigheid 70 0,9 1,5 Eerlijkheid 55 0,7 1,4 Toerekenbaarheid 39 0,5 1,0 Expertise 36 0,5 1,0 Solidariteit 34 0,4 1,2 Toewijding 24 0,3 1,0 Innovatie 23 0,3 0,8 Duurzaamheid 19 0,2 0,7 Onomkoopbaarheid 15 0,2 0,8 Zorgzaamheid 13 0,2 0,7 Gehoorzaamheid 6 0,1 0,5 Collegialiteit 5 0,1 0,6 Onpartijdigheid 5 0,1 0,4 Winstgevendheid 5 0,1 0,5 Zelfverwezenlijking 2 0,0 0,2 *afgerond op 1 decimaal

De tabel laat zien dat zes organisatiewaarden (volgens de 79 bestuurders van woningcorporaties die deze vraag hadden beantwoord) duidelijk vaker worden genoemd als belangrijkste organisatiewaarden. Dit zijn: Transparantie; Sociale rechtvaardigheid; Betrouwbaarheid; Efficiency; Effectiviteit en; Dienstbaarheid. Hieronder worden dezes scores vergeleken met organisatiewaarden die volgens onderzoek van Van der Wal et al. de belangrijkste waarden vormen bij publieke en private organisaties.

68 Hierbij is uitgegaan van de mate waarin de betreffende organisaties getypeerd kunnen worden als publieke of

private organisaties, volgens de kenmerken ‘organizational funding’, ‘public authority and control’ en ‘organizational tasks‘ (Dahl and Lindblom 1953; Perry and Rainey 1988; Scottt and Falcone 1998; Rainey and Bozeman 2000).

tussen taakorganisatie en marktorganisatie, terwijl bij de overige dimensies de positie iets meer taakgericht is.

Uit de antwoorden op de stellingen die zijn voorgelegd blijkt dat ongeveer de helft van de bestuurders het er volledig tot voornamelijk mee eens is dat woningcorporaties financieel bijspringen als een woningcorporatie in de problemen komt. Tegelijkertijd is ongeveer 1 op de 5 bestuurders het daar niet mee eens, dan wel is het eens noch oneens. Dat is opmerkelijk omdat het stelsel uitgaat van solidariteit en corporaties wettelijk bij moeten dragen aan het saneringsfonds waaruit corporaties die in de problemen komen kunnen putten. Ook ten aanzien van de stelling dat woningcorporaties, indien nodig, failliet moeten kunnen gaan is er verdeeldheid in de antwoorden. Iets meer bestuurders zijn het daar volledig of voornamelijk mee eens (49%) dan dat er bestuurders zijn die het hier voornamelijk of volledig mee oneens zijn (38%). Ook deze antwoorden zijn opmerkelijk gegeven het feit dat er nog nooit een woningcorporatie failliet is gegaan en corporaties wel bijdragen aan noodlijdende corporaties, zoals Vestia. Tot slot is ongeveer driekwart van de corporatiebestuurders van mening (volledig tot voornamelijk mee eens) dat het Rijk zich te veel bemoeit met wat woningcorporaties doen. Kennelijk zouden de corporatiebestuurders meer autonomie wenselijk vinden.

Tabel 6.7 Stellingen met betrekking tot ‘autonomie’ (N=83)

6.5. Organisatiewaarden en cultuur

De organisatiewaarden zeggen ook iets over de strategie en cultuur van de organisatie; te onderzoeken factoren voor het omgaan met vroege signalen in dit proefschrift. Tevens zeggen de organisatiewaarden iets over de mate waarin de organisatie meer publiek dan wel privaat gericht is. Een belangrijk aspect voor het omgaan met signalen is in hoeverre medewerkers zich vrij voelen om hun leidinggevende tegen te spreken. Indien medewerkers daar terughoudendheid in voelen is er waarschijnlijk machtsafstand (Hofstede, 2000). Machtsafstand kan dat een reden zijn dat bepaalde signalen niet worden gemeld. Onderstaand de antwoorden op deze stelling.

Tabel 6.8 Stelling met betrekking tot tegenspreken leidinggevende (N=82)

Geen terughoudendheid tot tegenspreken Volledig mee eens Voorna melijk mee eens Eens noch oneens Voorna melijk mee oneens Volledig mee oneens Werknemers binnen onze woningcorporatie voelen geen

terughoudendheid om hun leidinggevende tegen te spreken. 16% 58% 17% 8% 1% Volgens deze stelling is ongeveer driekwart van de corporatiebestuurders het er volledig tot voornamelijk mee eens dat werknemers geen terughoudendheid voelen om hun leidinggevende tegen te spreken. Er is echter ook een kwart van de bestuurders die daar niet zo stellig over is en 9% zegt het hier zelfs niet mee eens te zijn. Dat kan er op duiden dat signalen in enkele gevallen mogelijk niet doorgegeven worden indien de leidinggevende het daar niet mee eens zou zijn.

Stellingen ‘autonomie’ Volledig mee eens Voorna melijk mee eens Eens noch oneens Voorna melijk mee oneens Volledig mee oneens Het is goed dat andere woningcorporaties financieel

bijspringen als een woningcorporatie in de problemen komt. 5% 48% 29% 17% 2% Het is goed dat woningcorporaties, indien nodig, ook failliet

kunnen gaan. 25% 24% 13% 25% 13%

Het Rijk bemoeit zich te veel met wat woningcorporaties doen. 26% 47% 19% 7% 1%

Van der Wal et al. (2008) onderscheiden organisatiewaarden die kenmerkend zijn voor de publieke sector versus organisatiewaarden die kenmerkend zijn voor de private sector.68 Bestuurders is analoog aan het onderzoek van Van der Wal et al. de door Van der Torre (2016) vertaalde set van organisatiewaarden voorgelegd. Gevraagd is eerst de belangrijkste vijf waarden te kiezen en hier vervolgens een rangorde in aan te brengen door scores 1 (belangrijkste) tot 5 (vijfde belangrijkste) aan te geven. In de analyses is overeenkomstig Van der Wal et al. vervolgens een rangorde aangebracht van deze waarden door de scores van deze waardes voor alle respondenten op te tellen en hierbij telkens vijf punten toe te kennen aan de belangrijkste waarde (nr. 1 in de enquête), aflopend tot 1 punt aan de vijfde belangrijkste waarde (nr. 5 in de enquête). De overige waardes krijgen dan geen punten. Tabel 6.10 geeft hiervan het resultaat weer.

Tabel 6.9 Organisatiewaarden woningcorporaties (n=79)

Organisatiewaarden Som Gem. Stdv.

Transparantie 152 1,9 1,9 Sociale rechtvaardigheid 137 1,7 2,0 Betrouwbaarheid 129 1,6 1,9 Efficiency 125 1,6 1,8 Effectiviteit 107 1,4 1,9 Dienstbaarheid 103 1,3 1,9 Responsiviteit 81 1,0 1,8 Rechtmatigheid 70 0,9 1,5 Eerlijkheid 55 0,7 1,4 Toerekenbaarheid 39 0,5 1,0 Expertise 36 0,5 1,0 Solidariteit 34 0,4 1,2 Toewijding 24 0,3 1,0 Innovatie 23 0,3 0,8 Duurzaamheid 19 0,2 0,7 Onomkoopbaarheid 15 0,2 0,8 Zorgzaamheid 13 0,2 0,7 Gehoorzaamheid 6 0,1 0,5 Collegialiteit 5 0,1 0,6 Onpartijdigheid 5 0,1 0,4 Winstgevendheid 5 0,1 0,5 Zelfverwezenlijking 2 0,0 0,2 *afgerond op 1 decimaal

De tabel laat zien dat zes organisatiewaarden (volgens de 79 bestuurders van woningcorporaties die deze vraag hadden beantwoord) duidelijk vaker worden genoemd als belangrijkste organisatiewaarden. Dit zijn: Transparantie; Sociale rechtvaardigheid; Betrouwbaarheid; Efficiency; Effectiviteit en; Dienstbaarheid. Hieronder worden dezes scores vergeleken met organisatiewaarden die volgens onderzoek van Van der Wal et al. de belangrijkste waarden vormen bij publieke en private organisaties.

68 Hierbij is uitgegaan van de mate waarin de betreffende organisaties getypeerd kunnen worden als publieke of

private organisaties, volgens de kenmerken ‘organizational funding’, ‘public authority and control’ en ‘organizational tasks‘ (Dahl and Lindblom 1953; Perry and Rainey 1988; Scottt and Falcone 1998; Rainey and Bozeman 2000).

Tabel 6.10 Belangrijkste organisatiewaarden corporaties versus publieke en private organisaties

Organisatiewaarden Woningcorporaties Publieke organisaties

(Van der Wal et al) Private organisaties (Van der Wal et al) Rang Rang Rang

Transparantie 1 152 8 158 12 82 Sociale rechtvaardigheid 2 137 18 36 19 17 Betrouwbaarheid 3 129 5 293 3 200 Efficiency 4 125 8 180 7 150 Effectiviteit 5 107 6 281 4 192 Dienstbaarheid 6 103 10 128 14 55

Het valt op dat alleen ‘betrouwbaarheid’ en ‘effectiviteit’ ook voorkomen in de top 6 van publieke organisaties bij het onderzoek van Van der Wal et al.. Bij private organisaties is er alleen een match met ‘betrouwbaarheid’ en ‘effectiviteit’ in de top van belangrijkste organisatiewaarden. Efficiency komt als waarde ook nog redelijk overeen tussen corporaties en zowel publieke als private organisaties. Transparantie, vaakst genoemd als belangrijkste waarde door bestuurders van woningcorporaties, staat duidelijk hoger op de lijst bij publieke organisaties dan private organisaties in het onderzoek van Van der Wal et al.. De standaarddeviatie in de antwoorden van corporatiebestuurders voor de hoogste organisatiewaarden ligt ongeveer een half punt hoger dan bij Van der Wal et al (2008) voor deze vijf waarden. Voorzichtig kan op basis van deze antwoorden worden geconcludeerd dat woningcorporaties geen uitgesproken publieke of private organisatiewaarden hebben en dat er wel een relatief grote diversiteit is in de genoemde organisatiewaarden.

Vergelijking taak-markt (Karré) met organisatiewaarden (Van der Wal et al)

Er is nog gekeken naar de gescoorde organisatiewaarden (Van der Wal et al.) van de meest ‘extreme’ antwoorden van bestuurders op het continuüm taak-markt organisatie (Karré). Zeven bestuurders geven aan dat hun organisatie vooral taakgericht is, met een gemiddelde score van 3 of lager op deze dimensies. Eveneens zeven bestuurders scoren op deze dimensies vooral richting markt (private) organisatie met een gemiddelde score van 7 of hoger. Hieronder worden de hoogst scorende organisatiewaarden van deze bestuurders met elkaar vergeleken.

Tabel 6.11 Organisatiewaarden meest taak- versus marktgerichte woningcorporaties (N=14)

“Taakgerichte woningcorporaties”

(n=7) “Marktgerichte woningcorporaties” (n=7) Organisatiewaarden som gem stdv Organisatiewaarden som gem stdv

Transparantie 17 4,25 5,1 Efficiency 18 4,5 5,2

Dienstbaarheid 14 3,5 4,5 Effectiviteit 14 3,5 4,4

Rechtmatigheid 11 2,75 3,7 Dienstbaarheid 14 3,5 4,5

Sociale rechtvaardigheid 11 2,75 3,6 Betrouwbaarheid 13 3,25 4,2

Efficiency 10 2,5 3,1 Eerlijkheid 9 2,25 3,2

Transparantie is de hoogste organisatiewaarde bij de meer taakgerichte woningcorporaties, terwijl deze organisatiewaarde niet als belangrijke organisatiewaarde terugkomt bij meer marktgerichte woningcorporaties. Bij de meer marktgerichte woningcorporaties scoren vooral de waarden efficiency en effectiviteit hoog.

6.6. Conclusie

De schriftelijke enquête was vooral bedoeld om een beeld te verkrijgen van hoe corporaties volgens bestuurders met risico’s omgaan, waar de verantwoordelijkheid ligt en wat de belangrijkste risico’s zijn. Voorts is de mate van hybriditeit gemeten, alsmede de belangrijkste organisatiewaarden. Een

enquête heeft zijn beperkingen doordat er niet kan worden doorgevraagd en er vooral percepties worden gemeten. Hierbij valt sociale wenselijkheid in de beantwoording niet uit te sluiten. Een voorbeeld daarvan betreft de stelling: “onze corporatie neemt relatief gezien ten opzicht van andere woningcorporaties minder risico’s”. Hier is twee derde deel het mee eens. Het is de vraag of dat alleen is door selectieve respons (de corporaties die het beter doen hebben dan vooral meegedaan aan het onderzoek) of dat er sociaal wenselijk is geantwoord. Om dieper in te gaan op de verschillende factoren in relatie tot het omgaan met risico’s en signalen en om beter in kaart te brengen hoe het proactief risicobeleid van corporaties eruitziet, is kwalitatief onderzoek nodig. De enquête was dan ook mede bedoeld om een selectie te kunnen maken voor casussen. Bij de selectie van casussen is bijvoorbeeld gekozen voor grotere corporaties omdat blijkt dat die meer doen aan proactief risicomanagement. In de enquête is ook gevraagd of de corporaties eventueel deel wilden nemen aan een casusonderzoek.

Een aantal aspecten komt alvast uit de enquête naar voren. Ten eerste is het hybride karakter van de corporaties die deelnamen aan het onderzoek duidelijk aangetoond, zowel qua waardenset als op de tien verschillende dimensies van hybriditeit. De belangrijkste waarden van corporaties, volgens de bestuurders, zijn geen uitgesproken publieke of private waarden. Op de tien dimensies van hybriditeit scoren de corporaties gemiddeld redelijk in het midden, maar iets meer richting een taakorganisatie dan richting een marktorganisatie. Ook ontstaat een eerste beeld van wat corporaties doen met vroege signalen van mogelijke debacles, welke risico’s zij zien, alsmede enkele onderdelen van het proactief risicobeleid.

De directie en financiële afdeling worden het vaakst genoemd als afdeling van waaruit door de bestuurder een signaal is ontvangen dat duidde op een mogelijke bedreiging voor de woningcorporatie. Van de toezichthouders en stakeholders kwamen de signalen het vaakst van het WSW en CFV. Er is echter een breed pallet aan stakeholders van waaruit wel eens signalen worden ontvangen. Signalen die een mogelijke bedreiging vormen voor de organisatie zijn lang niet altijd een vast agendapunt. Bij het management staan deze signalen wat vaker op de agenda dan bij de RVC. Ongeveer driekwart van de corporaties heeft een afdeling die meer dan andere afdelingen speciaal belast is met strategisch risicomanagement. Bij ongeveer de helft van de corporaties zijn er procedures vastgelegd voor het melden van risico’s. Politieke risico’s (heffingen, beperkende maatregelen e.d.) worden het vaakst genoemd, gevolgd door financiële risico’s. Er wordt echter een breed scala aan risico’s genoemd, waaronder ook organisatorische en fysieke risico’s. Volgens antwoorden op enkele stellingen zijn corporatiebestuurders goed in staat de risico’s in te schatten voor hun organisatie; worden ze meestal op de hoogte gesteld van signalen die duiden op mogelijke risico’s en is het bestuur voornamelijk zelf verantwoordelijk voor de gevolgen van die risico’s. Opvalt dat de helft van de corporatiebestuurders het (voornamelijk) eens is met de stelling dat woningcorporaties, indien nodig, ook failliet moeten kunnen gaan. Ook opvallend is ook dat ongeveer een vijfde deel van de bestuurders het er (voornamelijk) mee oneens is dat het goed is dat andere woningcorporaties financieel bijspringen als een woningcorporatie in de problemen komt. De solidariteit binnen het stelsel wordt kennelijk niet tot elke prijs gewaardeerd door iedereen. Ongeveer driekwart van de bestuurders is het (voornamelijk) eens met de stelling dat het Rijk zich te veel bemoeit met wat corporaties doen. Een kwart is het hier zelfs volledig mee eens.

Tabel 6.10 Belangrijkste organisatiewaarden corporaties versus publieke en private organisaties

Organisatiewaarden Woningcorporaties Publieke organisaties

(Van der Wal et al) Private organisaties (Van der Wal et al) Rang Rang Rang

Transparantie 1 152 8 158 12 82 Sociale rechtvaardigheid 2 137 18 36 19 17 Betrouwbaarheid 3 129 5 293 3 200 Efficiency 4 125 8 180 7 150 Effectiviteit 5 107 6 281 4 192 Dienstbaarheid 6 103 10 128 14 55

Het valt op dat alleen ‘betrouwbaarheid’ en ‘effectiviteit’ ook voorkomen in de top 6 van publieke organisaties bij het onderzoek van Van der Wal et al.. Bij private organisaties is er alleen een match met ‘betrouwbaarheid’ en ‘effectiviteit’ in de top van belangrijkste organisatiewaarden. Efficiency komt als waarde ook nog redelijk overeen tussen corporaties en zowel publieke als private organisaties. Transparantie, vaakst genoemd als belangrijkste waarde door bestuurders van woningcorporaties, staat duidelijk hoger op de lijst bij publieke organisaties dan private organisaties in het onderzoek van Van der Wal et al.. De standaarddeviatie in de antwoorden van corporatiebestuurders voor de hoogste organisatiewaarden ligt ongeveer een half punt hoger dan bij Van der Wal et al (2008) voor deze vijf waarden. Voorzichtig kan op basis van deze antwoorden worden geconcludeerd dat woningcorporaties geen uitgesproken publieke of private organisatiewaarden hebben en dat er wel een relatief grote diversiteit is in de genoemde organisatiewaarden.

Vergelijking taak-markt (Karré) met organisatiewaarden (Van der Wal et al)

Er is nog gekeken naar de gescoorde organisatiewaarden (Van der Wal et al.) van de meest ‘extreme’ antwoorden van bestuurders op het continuüm taak-markt organisatie (Karré). Zeven bestuurders geven aan dat hun organisatie vooral taakgericht is, met een gemiddelde score van 3 of lager op deze dimensies. Eveneens zeven bestuurders scoren op deze dimensies vooral richting markt (private) organisatie met een gemiddelde score van 7 of hoger. Hieronder worden de hoogst scorende organisatiewaarden van deze bestuurders met elkaar vergeleken.

Tabel 6.11 Organisatiewaarden meest taak- versus marktgerichte woningcorporaties (N=14)

“Taakgerichte woningcorporaties”

(n=7) “Marktgerichte woningcorporaties” (n=7) Organisatiewaarden som gem stdv Organisatiewaarden som gem stdv

Transparantie 17 4,25 5,1 Efficiency 18 4,5 5,2

Dienstbaarheid 14 3,5 4,5 Effectiviteit 14 3,5 4,4

Rechtmatigheid 11 2,75 3,7 Dienstbaarheid 14 3,5 4,5

Sociale rechtvaardigheid 11 2,75 3,6 Betrouwbaarheid 13 3,25 4,2

Efficiency 10 2,5 3,1 Eerlijkheid 9 2,25 3,2

Transparantie is de hoogste organisatiewaarde bij de meer taakgerichte woningcorporaties, terwijl deze organisatiewaarde niet als belangrijke organisatiewaarde terugkomt bij meer marktgerichte woningcorporaties. Bij de meer marktgerichte woningcorporaties scoren vooral de waarden efficiency en effectiviteit hoog.

6.6. Conclusie

De schriftelijke enquête was vooral bedoeld om een beeld te verkrijgen van hoe corporaties volgens bestuurders met risico’s omgaan, waar de verantwoordelijkheid ligt en wat de belangrijkste risico’s zijn. Voorts is de mate van hybriditeit gemeten, alsmede de belangrijkste organisatiewaarden. Een

enquête heeft zijn beperkingen doordat er niet kan worden doorgevraagd en er vooral percepties worden gemeten. Hierbij valt sociale wenselijkheid in de beantwoording niet uit te sluiten. Een voorbeeld daarvan betreft de stelling: “onze corporatie neemt relatief gezien ten opzicht van andere woningcorporaties minder risico’s”. Hier is twee derde deel het mee eens. Het is de vraag of dat alleen is door selectieve respons (de corporaties die het beter doen hebben dan vooral meegedaan aan het onderzoek) of dat er sociaal wenselijk is geantwoord. Om dieper in te gaan op de verschillende factoren in relatie tot het omgaan met risico’s en signalen en om beter in kaart te brengen hoe het proactief risicobeleid van corporaties eruitziet, is kwalitatief onderzoek nodig. De enquête was dan ook mede bedoeld om een selectie te kunnen maken voor casussen. Bij de selectie van casussen is bijvoorbeeld gekozen voor grotere corporaties omdat blijkt dat die meer doen aan proactief risicomanagement. In de enquête is ook gevraagd of de corporaties eventueel deel wilden nemen aan een casusonderzoek.

Een aantal aspecten komt alvast uit de enquête naar voren. Ten eerste is het hybride karakter van de corporaties die deelnamen aan het onderzoek duidelijk aangetoond, zowel qua waardenset als op de tien verschillende dimensies van hybriditeit. De belangrijkste waarden van corporaties, volgens de bestuurders, zijn geen uitgesproken publieke of private waarden. Op de tien dimensies van hybriditeit scoren de corporaties gemiddeld redelijk in het midden, maar iets meer richting een taakorganisatie dan richting een marktorganisatie. Ook ontstaat een eerste beeld van wat corporaties doen met vroege signalen van mogelijke debacles, welke risico’s zij zien, alsmede enkele onderdelen van het proactief risicobeleid.

De directie en financiële afdeling worden het vaakst genoemd als afdeling van waaruit door de bestuurder een signaal is ontvangen dat duidde op een mogelijke bedreiging voor de woningcorporatie. Van de toezichthouders en stakeholders kwamen de signalen het vaakst van het WSW en CFV. Er is echter een breed pallet aan stakeholders van waaruit wel eens signalen worden ontvangen. Signalen die een mogelijke bedreiging vormen voor de organisatie zijn lang niet altijd een vast agendapunt. Bij het management staan deze signalen wat vaker op de agenda dan bij de RVC. Ongeveer driekwart van de corporaties heeft een afdeling die meer dan andere afdelingen speciaal belast is met strategisch risicomanagement. Bij ongeveer de helft van de corporaties zijn er procedures vastgelegd voor het melden van risico’s. Politieke risico’s (heffingen, beperkende maatregelen e.d.) worden het vaakst genoemd, gevolgd door financiële risico’s. Er wordt echter een breed scala aan risico’s genoemd, waaronder ook organisatorische en fysieke risico’s. Volgens antwoorden op enkele stellingen zijn corporatiebestuurders goed in staat de risico’s in te schatten voor hun organisatie; worden ze meestal op de hoogte gesteld van signalen die duiden op mogelijke risico’s en is het bestuur voornamelijk zelf verantwoordelijk voor de gevolgen van die risico’s. Opvalt