• No results found

6 Schriftelijke enquête onder bestuurders 6.1 Inleiding

6.3. Omgaan met risico’s en signalen

Uit de enquête komt naar voren welke risico’s corporatiebestuurders zien en hoe zij hier nu mee omgaan. Dit plaatst het ontwikkelen van een eventueel early warning-systeem in perspectief van hoe corporaties nu omgaan met risico’s en signalen.

Soort risico’s en bedreigingen

Vrijwel aan het einde van de vragenlijst is gevraagd welke oorzaken, die een mogelijke bedreiging vormen voor hun woningcorporatie, bestuurders voornamelijk in gedachten hadden bij het invullen van deze vragenlijst. Dit is gedaan om bestuurders hierin vooraf niet ‘te sturen’. Hierbij waren meerdere antwoorden mogelijk. Ongeveer twee derde van de bestuurders noemt meerdere oorzaken (meestal twee).

Agenda management Agenda RVC, RVT

Vast agendapunt 27% Vast agendapunt 32%

Maandelijks 23% Maandelijks 0%

Eens per kwartaal 32% Eens per kwartaal 39%

1 á 2 keer per jaar 15% 1 á 2 keer per jaar 26%

Nooit 4% Nooit 4%

directie of van de financiële afdeling. Daarna kwam het signaal het vaakst van een functionaris van de afdeling Planning en Control (51%), Strategie (42%) of Technische/ uitvoerende dienst (40%). Ongeveer een kwart van de bestuurders geeft aan dat er ook wel eens een signaal is ontvangen van een functionaris van de afdeling Communicatie, Risicobeheersing of overig. Vanuit de financiële afdeling kwam het vaakst het signaal dat duidde op het grootste risico voor de corporatie (24%), gevolgd door iemand uit de directie (18%) en iemand van Planning en Control (10%).

In onderstaande tabel is aangegeven van welke stakeholders deze signalen wel eens zijn ontvangen en van welke stakeholder het signaal kwam dat duidde op het grootste risico voor de woningcorporatie.

Tabel 6.2 Signalen van stakeholders (N=84)

De bestuurders geven aan dat van WSW (54%), en CFV (50%) het vaakst een signaal is ontvangen dat duidde op een mogelijke bedreiging voor de corporatie. WSW (20%) en CFV (16%) worden ook het vaakst genoemd als stakeholders waar het grootste signaal van afkomstig was. In ongeveer 30% van de gevallen was er een signaal afkomstig van Aedes en het ministerie van Binnenlandse Zaken, gevolgd door de Huurder (Woonbond, huurdersorganisatie 27%), Inspectie (21%) en gemeente (20%). Als overige signaalgevers worden genoemd: accountants, banken, leveranciers, provincie, zorginstellingen en social media (1 of 2 keer genoemd).

De conclusie is dat signalen die kunnen duiden op mogelijke bedreigingen voor de corporatie overal vandaan komen: diverse afdelingen van de corporatie; stakeholders; financiers; toezichthouders; cliënten en medewerkers (zowel individueel als in organisatorische verband). Dit betekent dat woningcorporaties met alle stakeholders goede relaties moeten opbouwen opdat de organisatie gevoelig zal zijn voor (vroege) signalen die daar vandaan komen.

Agendering van signalen van mogelijke risico’s

Nagegaan is hoe vaak signalen die duiden op mogelijke risico’s voor de woningcorporatie onderwerp zijn op de agenda bij vergaderingen van het management van de corporatie en met de Raad van Commissarissen.

Stakeholders (meerdere antwoorden mogelijk) Ja en grootste risico

Ja

totaal Nee

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) 20% 54% 46%

Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) 16% 50% 50%

Aedes 7% 31% 69%

Ministerie van BZK 6% 29% 71%

Huurder (Woonbond, huurdersorganisatie) 2% 27% 73%

Inspectie 1% 21% 79%

Gemeente 2% 20% 80%

Vereniging Toezichthouders Woningcorporaties (VTW) 0% 12% 88%

Projectontwikkelaar 0% 12% 88%

Stichting Visitatiecommissie Woningcorporaties Nl (SVWN) 1% 7% 93%

Overig 4% 14% 86%

Tabel 6.3 Agendering signalen (N=82)

Er zit overlap in maandelijks en vast agendapunt. Bij ‘agenda RVC’ kwam maandelijks niet voor, maar wel vast agendapunt (32%). Als deze categorieën worden samengevoegd, blijkt dat signalen iets vaker op de agenda staan van het management (50%) dan op de agenda van de RVC (32%). Bij 19% van de woningcorporaties waarvan de bestuurder deze vraag heeft ingevuld staan de signalen hooguit 1 a 2 keer per jaar of nooit op de agenda van het management. Bij de agenda van formeel overleg met de RVC is dat 30%. Drie bestuurders geven aan dat deze signalen nooit op de agenda van het management staan en eveneens drie bestuurders geven aan dat deze of signalen nooit op de agenda van formeel overleg met de RVC staan (volgens twee bestuurders op beide agenda’s niet).

Procedures en processen proactief risicomanagement

Iets minder dan de helft van de bestuurders (46%) zegt dat de woningcorporatie procedures heeft vastgesteld voor het melden van risico’s; volgens meer dan de helft (54%) is dat echter niet het geval. Desgevraagd geeft ongeveer 70% van de bestuurders aan dat het risicomanagement van de woningcorporatie in de afgelopen drie jaar is doorgelicht door een externe organisatie (meerdere antwoorden mogelijk). Als externe organisaties die de woningcorporatie wel eens hebben doorgelicht, noemen de meeste woningcorporaties SVWN/visitatiecommissie (36%), gevolgd door het WSW (21%) en CFV (11%). Verder noemt 40% van de bestuurders nog een overige adviseur, meestal van accountantsbureau of adviesbureau. In totaal 17 bestuurders (20%) geven aan dat deze doorlichting niet op eigen initiatief was.

In totaal 77% van de bestuurders geeft aan dat er bij de woningcorporatie een afdeling is die meer dan andere afdelingen belast is met proactief risicomanagement. De namen van deze afdelingen zijn meestal van de volgende strekking: Bedrijfsvoering, Bedrijfsbeleid, Bedrijfsmanagement; Controle, Controlling; Finance, Financiën; Risico, Risk. Grotere corporaties (gemeten in fte) hebben vaker een dergelijke afdeling dan kleinere corporaties.

6.3. Omgaan met risico’s en signalen

Uit de enquête komt naar voren welke risico’s corporatiebestuurders zien en hoe zij hier nu mee omgaan. Dit plaatst het ontwikkelen van een eventueel early warning-systeem in perspectief van hoe corporaties nu omgaan met risico’s en signalen.

Soort risico’s en bedreigingen

Vrijwel aan het einde van de vragenlijst is gevraagd welke oorzaken, die een mogelijke bedreiging vormen voor hun woningcorporatie, bestuurders voornamelijk in gedachten hadden bij het invullen van deze vragenlijst. Dit is gedaan om bestuurders hierin vooraf niet ‘te sturen’. Hierbij waren meerdere antwoorden mogelijk. Ongeveer twee derde van de bestuurders noemt meerdere oorzaken (meestal twee).

Agenda management Agenda RVC, RVT

Vast agendapunt 27% Vast agendapunt 32%

Maandelijks 23% Maandelijks 0%

Eens per kwartaal 32% Eens per kwartaal 39%

1 á 2 keer per jaar 15% 1 á 2 keer per jaar 26%

Nooit 4% Nooit 4%

Tabel 6.4 Soorten risico’s (N=85)

Soort risico’s Aantal keer

genoemd

Politieke risico’s (heffingen, beperkende maatregelen, etc.) 63

Financiële risico’s 59

Organisatorische risico’s (fusies, interne problemen, etc.) 24

Fysieke risico’s (paalrot, aardschokken, etc.) 14

Overige risico’s 13

Als overige risico’s worden genoemd risico’s met betrekking tot beeldvorming, imago, reputatie en legitimatie. Duidelijk is dat er een breed palet aan mogelijke risico’s voor ogen wordt gehouden maar dat het accent toch ligt op politieke en financiële risico’s. Woningcorporaties zien voornamelijk uit deze hoek een mogelijke bedreiging voor hun organisatie komen. Van de 85 corporatiebestuurders hebben er vier aangegeven dat er op dit moment nog ernstige problemen zijn in hun organisatie. Deze problemen zijn volgens drie van de vier bestuurders bekend bij (vrijwel) alle medewerkers binnen de woningcorporatie, de RVC, de gemeenten waar de corporatie het meeste bezit heeft, een groot deel van de huurders, het WSW (borger), de toezichthouders en BZK. Eén bestuurder geeft echter aan niet te weten of deze problemen bekend zijn bij de gemeente en BZK.

Stellingen ten aanzien van risico’s en signalen

Aan de bestuurders van woningcorporaties zijn verschillende stellingen voorgelegd om hun mening ten aanzien van risico’s en signalen te peilen.

Tabel 6.5 Stellingen met betrekking tot risico’s en signalen (N=84)

Stellingen risico’s en signalen Volledig mee eens Voorna melijk mee eens Eens noch oneens Voorna melijk mee oneens Volledig mee oneens Ik ben als bestuurder zelf heel goed in staat de risico’s in te

schatten waaraan mijn organisatie bloot staat. 10% 73% 12% 5% 1%

Als er bij onze woningcorporatie signalen zijn die duiden op mogelijke risico’s voor onze woningcorporatie dan word ik

daar altijd van op de hoogte gesteld. 45% 45% 10% 0% 0%

Het bestuur van onze woningcorporatie is volledig verantwoordelijk voor de gevolgen van risico’s die onze

woningcorporatie loopt. 55% 36% 8% 1% 0%

Onze woningcorporatie neemt relatief gezien ten opzichte

van andere woningcorporaties minder risico’s. 25% 41% 26% 7% 1%

Onze woningcorporatie heeft, relatief gezien ten opzichte

van andere corporaties, op mogelijke risico’s: Minder zicht Even-veel

zicht Meer zicht Weet niet

0% 39% 46% 14%

Volgens de antwoorden op deze stellingen zijn corporatiebestuurders goed in staat de risico’s in te schatten voor hun organisatie; worden ze meestal op de hoogte gesteld van signalen die duiden op mogelijke risico’s en is het bestuur voornamelijk zelf verantwoordelijk voor de gevolgen van die risico’s. Er lijkt echter wel sprake van zelfoverschatting. Corporatiebestuurders zeggen dat hun corporatie relatief minder risico’s neemt dan andere corporaties en dat hun corporatie meer zicht heeft op deze risico’s dan andere corporaties. Dat kan natuurlijk nooit gelden voor meer dan helft van de corporaties.

Bestuurders van grotere corporaties zijn het vaker volledig eens met de stelling “Het bestuur van onze woningcorporatie is volledig verantwoordelijk voor de gevolgen van risico’s die onze woningcorporatie loopt.” Bestuurders van grotere corporaties zeggen ook vaker “Onze woningcorporatie heeft, relatief gezien ten opzichte van andere corporaties, meer zicht op mogelijke risico’s”. Het aantal waarnemingen in de enquête (85) is aan de lage kant om uitspraken over verbanden te doen tussen vragen en stellingen die iets zeggen over hoe corporaties omgaan met risico’s en signalen en diverse andere variabelen, zoals bijvoorbeeld financiële ratio’s, de scores op

de hybride dimensies en waardensets in de enquête, etc. In bijlagen 2 (Pearson’s R) en 3 (Cramérs V) zijn welke enkele tabellen opgenomen waarbij antwoordcategorieën zijn samengevoegd om enkele verbanden te kunnen aantonen. Deze verbanden zijn met name interessant voor vervolgonderzoek, met meer waarnemingen.