• No results found

De registratie

In document Het deskundigenregister in strafzaken (pagina 180-189)

Hoofdstuk 7 De rol van de deskundige in het Duitse strafproces

6 De registratie

Duitsland kent geen registratie van deskundigen van overheidswege. Rechterlijke instanties werken ook niet met lijsten of systemen waarin deskundigen zijn

(<www.dar.bam.de/qm1.html>)

377 Handbuch des DAR, 1. Das deutsche Akkreditierungssystem, 4e druk. (<www.dar.bam.de/qm1.html>)

378 Bleutge, (brochure).

379 BGH 23 mei 1984, NJW 1984, 2365

380 Zie ter illustratie bijlage A-6.

381 Bleutge a.w.

382 Öffentlich bestellte Sachverständigen hebben (als enige) wel een zwijgplicht. Zie par. 5.2.

opgenomen. Wel zijn er - zoals hierboven bleek - een aantal databanken waarin deskundigen zich kunnen laten registreren. De rechter die op zoek is naar een bepaalde deskundige, kan een dergelijke databank raadplegen. Voor het strafproces zijn de öffentlich bestellte und vereidigte Sachverständigen de belangrijkste categorieën deskundigen, aangezien uit de wet een voorkeur blijkt voor deze deskundigen. De öffentlich bestellte und vereidigde Sachverständigen zijn opgenomen in de databank van de ‘Kammer’ waardoor zij bestellt (aangesteld, benoemd, ‘geroepen’) zijn. Na de Bestellung worden zij daarin automatisch opgenomen en zijn zij dus traceerbaar voor degenen die een deskundige op een bepaald vakgebied zoeken.384

In Duitsland bestaan - zo bleek - ook een aantal zogeheten ‘Sachverständigen-verbände’.385 Dit zijn privaatrechtelijke organisaties, meestal verenigingen, met uiteenlopende doelstellingen en ledenbestanden: Verbände die alleen öffentlich bestellte und vereidigte deskundigen in hun ledenbestand hebben, Verbände die op eigen wijze de deskundigheid testen, Verbände die leden accepteren van alle vakgebieden, Verbände die alleen deskundigen accepteren op een bepaald vakgebied, etc. Deze verenigingen zijn niet onderworpen aan wettelijke voorwaarden wat betreft het registreren van leden en dergelijke. Lidmaatschap is geheel vrijwillig en er hoeven geen nadere eisen te worden gesteld, zoals bijvoorbeeld öffentliche Bestellung.386 Het lidmaatschap van één of meer van deze Verbände heeft een aantal voordelen. De meeste Verbände behartigen de professionele belangen van de leden tegenover de parlementen en regeringen van de landen of de bond. Ook bevorderen zij de bij- en nascholing van de leden en de uitwisseling van kennis en ervaring. Vaak verschaffen de Verbände ook informatie over de laatste ontwikkelingen op het vakgebied of over juridisch relevante ontwikkelingen.387

7 Slotbeschouwing

Het Duitse stelsel van deskundigenbewijs is in het voorafgaande beschreven en geduid door het in de sleutel te zetten van drie pijlers waarop het stelsel berust: a) de eigen rol, positie en zorgplicht van de rechter, b) het recht op tegenspraak, c) de kwaliteitszorg met betrekking tot het deskundigenbewijs. Wat betreft de eigen rol, positie en zorgplicht van de rechter, heeft de Duitse wetgever (ook wat betreft het inschakelen van deskundigen in het strafproces) van meet af aan de centrale rol van de rechter in het strafproces voorop gesteld. Deze centrale rol van de rechter kan er in de ogen van de wetgever toe bijdragen dat de neutraliteit van de deskundige wordt gewaarborgd en dat het (sterk inquisitoire) strafproces niet ontaardt in een partijenproces met ‘partijdeskundigen’. De wetgever zag deskundigen als Gehilfe des Gerichts in die zin, dat zij de rechter op de zitting (gegeven het onmiddellijkheidsbeginsel als uitgangspunt) van informatie dienen te voorzien om hem in staat te stellen zich zelfstandig een oordeel te vormen met het oog op de materiële waarheidsvinding.

De sleutelpositie die de rechter op dit punt inneemt, impliceert dat het in beginsel aan de rechter wordt overgelaten of hij in het kader van het onderzoek ter terechtzitting deskundigen wenst in te schakelen en zo ja, welke (en hoeveel) deskundigen (art. 73 lid 1 StPO). Voorts heeft hij de leiding over het deskundigenonderzoek in die zin, dat hij niet alleen de onderzoeksopdracht formuleert, maar daarnaast ook het deskundigenonderzoek kan sturen als hij dat nodig acht. Voorts bepaalt hij binnen welke termijn het onderzoek dient te zijn

384 Zie par. 5.2. voor voorbeelden.

385 Zie de voorbeelden in bijlage A-6.

386 Bleutge a.w.

afgerond. Toch beschikt de rechter in dit verband niet over een onbeperkte discretionaire vrijheid. Een belangrijke restrictie is te ontlenen aan art. 73 lid 2 StPO. Als de rechter deskundigen wil inschakelen, dient hij in beginsel ‘öffentlich bestellte Sachverständigen’ te benoemen. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan de rechter andere deskundigen benoemen. Aangezien niet nader is geregeld wat onder ‘bijzondere omstandigheden’ moet worden verstaan, en daar dus van alles onder kan vallen, lijkt deze eis niet erg hard te zijn. Desondanks kan worden gesteld, dat de rechter tot op zekere hoogte is gebonden aan bepaalde kwaliteitseisen die door derden zijn opgesteld. Immers, om de status van ‘öffentlich bestellte Sachverständigen’ te verwerven, wordt de expertise van de deskundige die daarvoor in aanmerking wil komen, getoetst aan strenge eisen. Deze eisen zijn ontwikkeld door (functioneel en tegelijkertijd territoriaal) gedecentraliseerde bestuursrechtelijke lichamen, de zogenaamde Kammern. De beoordeling van de kwaliteit van gerechtelijke deskundigen wordt daarmee als het ware uitbesteed aan beroep- of bedrijfstakgerelateerde organisaties op bepaalde (met name economische) terreinen. Uit de vraaggesprekken met o.a. vertegenwoordigers van het Duitse OM, valt af te leiden dat niet iedereen daar even gelukkig mee is. Wat betreft het ‘uitbesteden’ van deze kwaliteitszorg aan de diverse Kammern merkt één van de respondenten op: “Ik moet er niet aan denken dat alleen öffentlich bestellte en vereidigte deskundigen door de rechtbank zouden mogen worden benoemd. In dat verband zouden een aantal vragen kunnen worden opgeworpen, zoals: wie kiest de deskundigen? Wie bepaalt over welke competenties de deskundigen moeten beschikken om geregistreerd te worden? Voorts: wat moet er dan gebeuren als er in de gevallen waarin een deskundige nodig is, geen geregistreerde deskundige beschikbaar is?”388

Overigens betreft het hier een meer theoretische dan praktische kwestie, want het is - mede gezien het type deskundigen waarvan de laatste tijd vooral gebruik wordt gemaakt (i.v.m. delicten als verboden drugsgebruik e.d.) - eerder uitzondering dan regel dat er in het Duitse strafproces gebruik wordt gemaakt van öffentlich bestellte deskundigen. Het lijkt er op dat het stelsel van öffentliche Bestellung van deskundigen, zoals dat (gelet op art. 73 StPO en de daaraan aangehaakte wet- en regelgeving) van oudsher is bedoeld, onvoldoende is afgestemd op de nieuwe ontwikkelingen in de strafrechtelijke sfeer. Dat heeft onder meer tot gevolg dat deskundigen die tegenwoordig veelvuldig worden ingeschakeld in het strafproces, niet öffentlich kunnen worden bestellt. Omdat deze deskundigen vaak anderszins zijn geregisteerd en ‘erkend’, ontbreekt wellicht ook de behoefte om het stelsel van öffentliche Bestellung beter af te stemmen op de nieuwe ontwikkelingen en inzichten, zodat deze deskundigen ook (conform de ratio van art. 73-2 StPO) öffentlich bestellt zouden kunnen worden. Men zou kunnen stellen dat daarvoor in de plaats ‘in de vrije markt’ andere vormen van registratie tot ontwikkeling zijn gekomen, die - zo lijkt het - beter aansluiten bij de praktijk van alle dag en bij de behoefte aan flexibiliteit en keuzevrijheid bij de strafrechtelijke professionals (verbandanerkannte Sachverständigen, ‘eigen’ circuits van deskundigen met wie men goede ervaring heeft opgedaan, registers van specialistische deskundigen zoals de Gerichsmedizinsche Institute, EU-zertifizierte deskundigen, de deskundigen die werkzaam zijn bij het Bundeskriminalamt of de Landeskriminalamte, en tal van andere registers en circuits).

Voor zover wel kan worden geput uit registers van öffentlich bestellte deskundigen, lijkt men over het algemeen redelijk tevreden te zijn met het stelsel van ‘öffentlich bestellte Sachverständigen’, zij het dat een enkele repondent ook wel voordelen ziet in centraal (van overheidswege) geregistreerde deskundigen.389

388 Zie bijlage B-4.

Uit de vraaggesprekken blijkt daarnaast dat men erg hecht aan de eigen verantwoordelijkheid van de rechter, ongeacht of er sprake is van al dan niet öffentlich bestellte deskundigen. De rechter behoort zich bijvoorbeeld niet te (kunnen) verschuilen achter de veronderstelde deskundigheid van een öffentlich bestellte Sachverständige of van een door hem ingeschakelde deskundige wiens deskundigheid anderszins is gebleken of erkend (zoals bijv. Gerichtsärtze). Ook uit uitspraken van de BGH390 kan worden afgeleid dat de rechter is gehouden steeds zelf de betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en deugdelijkheid van het onderzoek dat door de deskundige is uitgevoerd, te controleren. Want zelfs als de rechter een öffentlich bestellte Sachverständige heeft benoemd, is het niet altijd gezegd - zo blijkt bijvoorbeeld uit de vraaggesprekken391 - dat deze deskundige ook altijd het best voor zijn taak als gerechtelijk deskundige is toegerust. Zo kan het voorkomen dat de deskundige zeer kundig is op zijn terrein, maar bijvoorbeeld niet in staat is helder en begrijpelijk aan de rechter of andere strafrechtelijke functionarissen uit te leggen wat de essentie is van zijn bevindingen, en welke conclusies hij daaraan verbindt. Door een dergelijke gebrekkige communicatie rijst bij de betrokkenen wel eens de vraag of de deskundige het eigenlijk zelf wel allemaal precies begrijpt. Ook in dat verband zal de rechter zijn eigen zorgplicht en zijn verantwoordelijkheid voor een eerlijke procesgang, waarin de materiële waarheidsvinding voorop staat, serieus moeten nemen en zal hij (of hij nu een öffentlich bestellte deskundige heeft benoemd of niet) zo nodig een andere deskundige moeten inschakelen.392 Dat alles geldt ook als er op een bepaald terrein in het geheel geen sprake is van öffentlich bestellte deskundigen, maar de rechter wellicht nog wel kan kiezen uit anderszins ‘erkende’ en/of geregistreerde deskundigen, zoals Gerichtsärtze, of de verschillende andere categorieën verbandsanerkannte Sachverständigen (par. 5.5.), of als de rechter gebruik maakt van de expertise van het BKA of de LKA’s.

Door de eigen verantwoordelijkheid van de rechter nog eens te benadrukken, lijkt het BGH er geen misverstand over te willen laten bestaan dat de eigen zorgplicht van de rechter wat betreft de kwaliteit van de in te schakelen deskundigen (hierboven aangeduid als pijler a) als een belangrijke extra waarborg moet worden gezien. Daar doet niet aan af dat de kwaliteitstoets waaraan gerechtelijke deskundigen (moeten) worden onderworpen, deels is gestandaardiseerd en als het ware uitbesteed aan de zgn. Kammern (beroep- en vakgebiedgerelateerde organisaties met een publiek-privaat karakter), dan wel aan andere ‘Verbände’ die ‘er verstand van hebben’ (hierboven aangeduid als pijler c). Gesteld zou kunnen worden dat deze gestandaardiseerde kwaliteitstoets (slechts) een bepaalde basiskwaliteit garandeert, en dat de zorgplicht van de rechter in dit verband verder gaat. Hij zal onder meer moeten beoordelen of de deskundige die aan bepaalde basisvereisten voldoet, ook voldoende specifiek is toegerust voor, en zich houdt aan, de onderzoeksopdracht in het concrete geval. Voorts zal hij in concreto moeten nagaan of er aanwijzingen zijn dat de deskundige niet de juiste methode heeft toegepast, dan wel de juiste methode verkeerd heeft toegepast, of bijvoorbeeld uitgaat van verkeerde veronderstellingen. Bovendien zal hij, bijvoorbeeld in geval van tegenstrijdige conclusies van verschillende deskundigen, maar ook als hij om andere redenen niet overtuigd is van de deugdelijkheid van een onderzoek, naar bevind van zaken moeten handelen. Dat kan betekenen dat hij opnieuw een (andere) deskundige moet inschakelen, maar ook dat hij tot de conclusie kan komen dat hij er niet uit komt en een knoop zal moeten doorhakken.393 390 Vgl. BGH 2. Strafsenat, 14-11-2007, 2StR 465/07. 391 Vgl. bijlage B-3. 392 Vgl. ook bijlage B-4. 393 Zie bijlage B-5.

De slotsom kan zijn, dat uit het bronnenonderzoek en uit de vraaggesprekken het algemene beeld is ontstaan dat het stelsel van öffentlich bestellte (en anderszins erkende) Sachverständigen kan bijdragen tot kwaliteitsverbetering van de in het strafproces in te schakelen deskundigen, maar dat er voor de rechter op dit punt zeker nog een belangrijke taak overblijft.

Wat betreft de verhouding tussen deze eigen verantwoordelijkheid en de zorgplicht van de rechter enerzijds (pijler a) en het recht van de verdediging op tegenspraak anderzijds (hierboven aangeduid als pijler b) hebben het bronnenonderzoek en de vraaggesprekken het volgende beeld opgeleverd. In het kader van het onderzoek ter terechtzitting staan de verdachte verschillende mogelijkheden ten dienste om de expertise, de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de deskundige aan de kaak te stellen en/of bezwaren op te werpen tegen diens benoeming. Maar ook hier bleek dat, als het er op aan komt, de eindverantwoordelijkheid van de rechter voorop staat, zij het dat de rechter in bepaalde gevallen wel wat uit te leggen heeft als hij bijvoorbeeld niet ingaat op het verzoek om een deskundige te ‘wraken’ of het verzoek om een andere deskundige te benoemen die beter voor zijn taak is toegerust.

Kortom: in Duitsland is een op het onderzoek ter terechtzitting toegesneden stelsel van wet- en regelgeving tot stand gekomen dat - in aanvulling op de centrale rol en verantwoordelijkheid van de rechter in deze - betrekking heeft op de kwaliteitszorg m.b.t. het deskundigenbewijs, alsmede op het recht op tegenspraak in dat verband. In de praktijk is echter, zo bleek, de waarborgfunctie en de praktische betekenis van dat wettelijk stelsel (en met name van de wet- en regelgeving inzake de öffentliche Bestellung van deskundigen door de ‘Kammern’, i.c.m. art. 73-2 StPO) maar zeer relatief. Immers, een belangrijk deel van de deskundigen die regelmatig worden ingeschakeld in het strafproces, is - zo bleek - niet werkzaam op het werkterrein van de Kammern die verantwoordelijk zijn voor de öffentliche Bestellung van deskundigen, zodat zij niet eens öffentlich bestellt kunnen worden. Maar er is nog een andere reden waarom de waarborgfunctie van het wettelijk stelsel in de praktijk van alle dag niet volledig tot haar recht komt. En die reden is dat het accent, met name wat betreft het produceren en vergaren van (deskundigen)bewijs, in de praktijk voor een belangrijk deel is verschoven van het eindonderzoek naar het vooronderzoek. Inmiddels wordt algemeen aanvaard dat ook het OM en de politie gedurende het vooronderzoek zelfstandig deskundigen mogen inschakelen. In dat opzicht zou men kunnen stellen dat de in de vooronderzoeksfase ingeschakelde deskundigen meer functioneren als Gehilfe des Staatsanwalts dan als Gehilfe des Gerichts. Niet ondenkbaar is dat daarmee hun neutraliteit in het gedrang komt of dat er op zijn minst sprake is van een zekere schijn van partijdigheid. Mede door het sterk inquisitoire karakter van het vooronderzoek, wordt deze schijn van partijdigheid in de praktijk niet of nauwelijks gecompenseerd door vormen van tegensprekelijkheid. Want in tegenstelling tot wat er op dat punt van tegenspraak mogelijk is tijdens het onderzoek ter terechtzitting (waarop de wettelijke regeling betrekking heeft), is er wat betreft het recht van tegenspraak weinig tot niets geregeld met betrekking tot het inschakelen van deskundigen in de fase van het vooronderzoek (immers, de desbetreffende wettelijke regeling heeft daarop geen betrekking).

Eventuele compensatiemogelijkheden om dit nadeel van het sterk inquisitoir ingerichte vooronderzoek enigszins te neutraliseren, zouden mogelijk kunnen worden gevonden in de kwaliteitswaarborgen die het Duitse stelsel inmiddels kent voor een belangrijk deel van de deskundigen (registratie op grond van bepaalde kwaliteitseisen door de verschillende ‘Kammern’). Echter, in de praktijk lijkt het OM bij het inschakelen van deskundigen in het vooronderzoek een eigen koers te varen in die zin, dat niet altijd gebruik wordt gemaakt van de eventueel beschikbare öffentlich bestellte Sachverständigen die door de ‘Kammern’ zijn geregistreerd. De Staatsanwalt

put in het algemeen uit zijn eigen circuit van deskundigen die hem zelf bekend zijn, of die hem bijvoorbeeld door collega’s zijn aanbevolen.394

Wat dat betreft kunnen de volgende conclusies worden getrokken. Doordat het recht op tegenspraak in het vooronderzoek geen verplichtend karakter heeft (het wettelijk gewaarborgde recht op tegenspraak is niet ‘overgeheveld’ van het eindonderzoek naar het vooronderzoek), is er in het vooronderzoek niet of nauwelijks sprake van ‘equality of arms’. Voorts is ook het wettelijk stelsel van kwaliteitszorg m.b.t. het deskundigenonderzoek (dat in Duitsland onder meer zijn beslag heeft gekregen in de figuur van de öffentlich bestellte Sachverständige) gekoppeld aan het onderzoek ter terechtzitting en - meer bijzonder - aan de restrictie van art. 73 lid 2 StPO: de regel dat de rechter in beginsel dient te kiezen voor öffentlich bestellte Sachverständigen. Daarmee is er in twee opzichten een zeker normatief vacuüm ontstaan m.b.t. het inschakelen van deskundigen in het kader van het vooronderzoek. In de eerste plaats omdat er nauwelijks iets is geregeld omtrent het recht op tegenspraak voor de verdachte gedurende die fase van het onderzoek.395 In de tweede plaats omdat het strikt inquisitoire karakter van het vooronderzoek niet op de één of andere manier wordt gecompenseerd. Bijvoorbeeld door het OM te binden aan het stelsel van kwaliteitscriteria zoals dat in beginsel wel geldt voor deskundigen die door de vonnisrechter worden ingeschakeld, althans voor zover er (voor de expertise die de rechter nodig heeft) Sachverständige beschikbaar zijn die öffentlich bestellt zijn (art. 73 lid 2 StPO). Het OM beschikt wat dat betreft dus over een grote discretionaire vrijheid.396

Toch zal het OM er vaak wel voor kiezen om de keuze voor een bepaalde deskundige voor te leggen aan de verdediging en rekening te houden met eventuele bedenkingen.397 Daarmee kan in latere fasen van het strafproces immers vertraging en mogelijk extra kosten, bijvoorbeeld als gevolg van een verzoek om alsnog een andere deskundige in te schakelen, of vanwege allerlei andere daarmee gepaard gaande procesincidenten, worden voorkomen. Voorts zal het OM er vaak toch wel voor kiezen een öffentlich bestellte Sachverständige in te schakelen als de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven. Zo komt het in de praktijk geregeld voor dat het OM overleg voert met de rechter (als die al bekend is) over de in te schakelen deskundigen,398 of dat het OM bij het benoemen van de deskundige anticipeert op het procesverloop of de beslissingen van de rechter. Die zal bijvoorbeeld meer gewicht toekennen aan de bevindingen en de conclusies van een öffentlich bestellte (of vergelijkbaar gekwalificeerde) deskundige, dan aan een niet aldus erkende deskundige. Anders gezegd: hoewel dat rechtens niet wordt voorgeschreven, zal het OM zich geregeld genoodzaakt voelen zich te conformeren aan het wettelijk stelsel van deskundigenbewijs, ook al is dat in beginsel slechts bedoeld voor het onderzoek ter terechtzitting.

Echter, het effect is wederkerig. Het OM kan indirect ook bewerkstelligen dat er geen öffentlich bestellte Sachverständige wordt ingeschakeld (ook niet op de zitting), ook al is die beschikbaar. Immers, als de Staatsanwalt ervoor kiest een deskundige in te schakelen met wie hij al eens vaker zaken heeft gedaan, en die hem goed is

394 Zie bijlagen B: het vraaggesprekken met (o.a.) vertegenwoordigers van het OM.

395 Wel wordt er in de Richtlinien für das Straf- und Bussgeldverfahren (nr. 70) het OM opgedragen de beslissing om een bepaalde deskundige in te schakelen, voor commentaar voor te leggen aan de verdediging (zie bijlage A-2). Echter, zoals bleek, is die richtlijn ‘boterzacht’.

396 Wel wordt op dit punt in nr. 70 van de Richtlinien für das Straf- und Bussgeldverfahren het volgende aanbevolen: ‘Es empfiehlt sich für die wichtigsten Gebiete Verzeichnisse bewährter Sachverständiger zu führen, damit das Verfahren nicht durch die Auswahl von Sachverständigen verzögert wird.’ (Zie bijlage A-2)

397 Vgl. bijlage B-4.

bevallen, ook al betreft het geen öffentlich bestellte Sachverständige, is het niet ondenkbaar dat de rechter de uitkomsten van het onderzoek van die deskundige toereikend acht en dus van mening is dat er geen aanvullend deskundigenbewijs meer nodig is. Op die manier wordt het wettelijk stelsel dat aanhaakt bij art. 73 lid 2 StPO, indirect omzeild.

Uit het bronnenonderzoek en de vraaggesprekken is niet geheel duidelijk geworden of dergelijke consequenties van de zekere willekeur waaraan het vooronderzoek (wat betreft het inschakelen van deskundigen) lijdt, in Duitsland problematisch of rechtens onaanvaardbaar worden geacht. En zo ja: hoe deze consquenties kunnen worden ondervangen en - meer algemeen - hoe alle drie besproken pijlers in hun onderlinge wisselwerking ook in het vooronderzoek optimaal tot hun recht kunnen komen. Daartoe lijkt ook in het vooronderzoek ten

In document Het deskundigenregister in strafzaken (pagina 180-189)