• No results found

Communicatie tussen juristen en deskundigen

In document Het deskundigenregister in strafzaken (pagina 112-115)

Hoofdstuk 5 Interviews met sleutelrespondenten

4 Centrale processen

4.2 Communicatie tussen juristen en deskundigen

Hoe kan het register een rol spelen in de communicatie tussen juristen en deskundigen?

In de meeste gesprekken met de respondenten wordt gewezen op een communicatiekloof tussen juristen en deskundigen. Er wordt gesproken van twee werelden of twee denkprocessen. Het verkleinen van die kloof wordt, zoals hiervoor al is gebleken, impliciet of expliciet als een belangrijk met het deskundigenregister na te streven doel gezien. Het verbeteren van de communicatie tussen deskundigen en juristen zou naar de mening van de respondenten kunnen worden bevorderd door eisen te stellen aan de forensische kennis van deskundigen. Dit is in lijn met hetgeen hiervoor is gezegd over de deskundigen waarvoor het register vooral zou zijn bedoeld. Maar zowel respondenten met een juridisch perspectief als respondenten met een deskundigenperspectief stellen dat voor een betere communicatie evenzeer nodig is dat de deskundigheid van juristen wordt vergroot. Dat zou tot uiting moeten komen in het kunnen stellen van de juiste vragen en het kunnen opzetten van valide redeneringen gebaseerd op deskundigenrapportages. Vanuit deskundigenperspectief wordt gezegd dat in de opleiding van juristen meer aandacht zou moeten worden besteed aan kennis van algemene wetenschappelijke methodologie, maar ook aan kennis van vakken als criminalistiek en statistiek.

Het deskundigenregister zou volgens een respondent ook als een kenniscentrum of intermediair kunnen worden gezien waar het dit soort vragen en problemen betreft. Het gaat dan enerzijds om de vraag hoe wetenschap te vertalen is voor juristen en anderzijds de vraag welke juridische kennis relevant is voor forensische deskundigen. Het gaat vooral om een bewustwordingsproces dat van twee kanten zou moeten komen. Alle respondenten menen dat zo’n bewustwordingsproces bij deskundigen en juristen over verschillen in manier van denken nu al op gang is gekomen, maar het register zou dat nog verder kunnen bevorderen.

Wat moet beter gecommuniceerd worden?

Het gaat er bij forensische kennis en ervaring vanuit het deskundigenperspectief in het bijzonder om dat deskundigen er zich van bewust zijn wat bepaalde formuleringen in juridisch opzicht betekenen. Deskundigen moeten heel goed weten wat hun uitspraken in de forensische context betekenen en wat de waarde daarvan is.

Ze moeten geen uitspraken doen buiten hun verantwoordelijkheid om, of uitspraken die ze niet kunnen waarmaken. Vanuit het juridisch perspectief, vanuit de afnemerskant, wordt het belang van forensische kennis van deskundigen eveneens sterk benadrukt. Maar juist op dit punt van forensische kennis bestaan bij meerdere respondenten niet al te hooggespannen verwachtingen. Daarbij speelt echter ook (weer) het (contextuele) onderscheid tussen bulkzaken en exoten dat hiervoor al uitgebreider is besproken. Bij de bulkzaken zal het eerder om deskundigen gaan die over voldoende forensische kennis en ervaring beschikken (repeat players), dan bij de exoten, opgevat als deskundigen die slechts incidenteel in het strafproces worden betrokken (one shotters).

Volgens de respondenten met een deskundigenperspectief moeten rechters de resultaten van onderzoek kunnen vertalen naar hun overwegingen en het dan vervolgens in het vonnis goed kunnen verwoorden. Rechters moeten daarvoor hun deskundigheid ook vergroten, weten waar de fouten kunnen worden gemaakt, weet hebben van de risico’s van bepaalde onderzoeksmethoden. De rechter moet bovendien in staat zijn om wetenschappelijke bewijsmiddelen te combineren. Dat kan soms heel ingewikkeld zijn, zeker als er zich ook nog eens meerdere deskundigen op verschillende niveaus mee bemoeid hebben. Dat wil zeggen, niet alleen onderzoekers die slechts één aspect hebben onderzocht, maar ook reviewers die naar een zaak als geheel hebben gekeken en daarbij niet alleen hebben gelet op hetgeen is onderzocht, maar ook op dat wat niet is onderzocht. In ieder onderzoek, zo stellen met name respondenten met een deskundigenperspectief, worden namelijk impliciet of expliciet een groot aantal beslissingen genomen en die moeten allemaal verantwoord worden.

Door de respondenten met een deskundigenperspectief wordt gesteld dat de officier van justitie en de verdediging in feite hypotheses zouden moeten formuleren en op grond daarvan specifieke, precieze en concrete vragen zouden moeten stellen. Dat gebeurt echter in de meeste gevallen niet. Vaak is er geen expliciete vraagstelling en vaak worden onderzoeksopdrachten aan deskundigen heel algemeen of in standaardvorm geformuleerd of vult de deskundige zelf een standaardvraagstelling in. In veel gevallen is het dan voor de ervaren deskundige wel duidelijk wat van hem of haar wordt verwacht, maar lang niet altijd. Soms ligt het subtieler, soms ook is de moeilijkheidsgraad van een onderzoek vooraf minder goed in te schatten. Bij de opdracht zou, zeker in die gevallen, volgens de respondenten vaker overleg over de formulering moeten plaatsvinden.

In dit verband maakte een respondent nog de opmerking dat de deskundige van de opdrachtgever een inventaris aangereikt moet krijgen waarin precies staat wat de deskundige aan stukken krijgt en moet de deskundige vervolgens precies aangeven waarop hij zijn oordeel baseert. Wanneer dat niet gebeurt brengt dat risico’s met zich mee.

In welk stadium moet die communicatie plaatsvinden?

Bij respondenten met een juridisch perspectief leeft de hoop dat OM, RC en verdediging door de wet- en regelgeving rond het deskundigenregister eerder bij elkaar gaan zitten om te overleggen over de vraagstelling en over mogelijke hypotheses. Door een respondent met een deskundigenperspectief wordt gesteld dat door de discussie naar aanleiding van de inwerkingtreding van het deskundigenregister nu al wel meer aandacht wordt besteed aan overleg over de formulering. Omdat het nu nog eens weer op papier staat wordt het nog eens extra benadrukt. De wetgever wil de rol van de RC meer inhoud geven en het wordt ook gezien als expliciete bedoeling van de wetgever dat dergelijke discussies eerder plaatsvinden. Deze discussies zouden bijvoorbeeld kunnen gaan over de vraag of bepaalde onderzoeksresultaten passen bij een bepaalde hypothese, of ze - zoals in het geval van de Schiedammer parkmoord – passen bij deze specifieke verdachte of juist niet. Daarvoor is nodig dat rapportages zodra ze beschikbaar zijn naar de RC gaan.

Vanuit juridisch perspectief wordt gesteld dat als vragen in een eerder stadium verkeerd zijn geformuleerd ze later niet goed meer zijn te veranderen. Enkele respondenten gaven aan dat er veel te winnen valt als in het voorstadium goed overleg tussen de betrokken partijen plaatsvindt. Door een respondent met een juridisch perspectief wordt opgemerkt dat de zittingsrechter geen deskundige mag benoemen, dat kan alleen de RC. Een respondent licht toe dat de rechter wel vragen formuleert, maar maanden na dato maar moet afwachten wat er van terecht komt. Als de rechter op de terechtzitting dan nog onderzoeksvragen heeft, zal hij niet gemakkelijk de zitting aanhouden voor nader onderzoek. Volgens deze respondent speelt de druk op de rechter om de zaak af te ronden daarbij een belangrijke rol. Misschien zou dat op te lossen zijn met de benoeming van een rechter die de zaak mee berecht tot RC.

Rapportages

De algemene indruk van de respondenten is dat rapportages steeds omvangrijker worden. Dat is een tendens die al los van het deskundigenregister was te zien, maar die door het deskundigenregister mogelijk nog wordt versterkt. Rechtbanken krijgen volgens respondenten met een deskundigenperspectief het volledige rapport en dat wordt steeds omvangrijker. Dit geldt zowel voor de natuurwetenschappelijke als voor de gedragswetenschappelijke rapportages. Er is volgens deze respondenten nu al een tendens te bespeuren naar steeds betere verantwoording en meer transparantie in de rapportage. Volgens de wet moet een deskundige naar waarheid en volledig rapporteren. De nieuwe gedragscode voor geregistreerde deskundigen geeft daar nog meer specifiek inhoud aan. Omdat deskundigen zich willen indekken, zou dat tot uitgebreidere rapportages aanleiding kunnen geven.

Die tendens heeft echter ook een keerzijde, zo wordt opgemerkt door vooral de respondenten met een deskundigenperspectief, omdat de opdrachtgever een grote hoeveelheid onderzoeksgegevens te zien krijgt. Het risico is dat de rechter wordt overstelpt met een grote hoeveelheid informatie, waarvan de relevantie voor hem niet altijd even duidelijk is en die op onderdelen soms een verkeerde indruk kan wekken, zodat hij het overzicht kwijtraakt. In de ijver om transparant te zijn, wordt heel veel, gedetailleerde en niet altijd relevante informatie gegeven. Daardoor raakt uiteindelijk de rechter het zicht op het verhaal eerder kwijt dan dat de conclusies erdoor worden verstevigd. In feite worden volgens meerdere respondenten aan de rapportages van deskundigen soms tegenstrijdige eisen gesteld. Die rapportage moet enerzijds helder zijn maar tegelijkertijd wel wetenschappelijk verantwoord. Het voorbeeld van de statistiek wordt dan genoemd, waarbij opdrachtgevers en mogelijk ook rechters afhaken omdat ze het niet meer kunnen volgen.

Communicatie op de zitting

Volgens één van de respondenten worden (NFI)-deskundigen niet vaak gehoord op zitting, hooguit enkele tientallen keren per jaar, maar wel iets meer dan vroeger. Respondenten met een deskundigenperspectief geven aan dat er door rechters nu ook andere vragen worden gesteld. Een standaardvraag is of er nog meer te vermelden valt. Vanuit dat deskundigenperspectief wordt ook opgemerkt dat rechters te weinig vragen stellen als deskundigen hun eigen jargon gebruiken. Volgens verschillende respondenten vragen ze met name te weinig naar vooronderstellingen of uitgangspunten, ze vragen te weinig naar de bekende weg. Bij de RC zouden die discussies volgens respondenten veel gemakkelijker ontstaan, maar in feite zou dat ook op de zitting moeten gebeuren. De rechter moet op de zitting meer vragen stellen over de geloofsbrieven: Wat is uw ervaring, wat hebt u gepubliceerd, wat voor zaken

hebt u gedaan?216 Hierbij speelt volgens respondenten ook wat wel de deskundigenparadox wordt genoemd. De rechter moet een zekere deskundigheid hebben om de deskundigheid van de deskundige te kunnen beoordelen. Uiteindelijk moet de rechter daar immers wel zelf onderzoek naar doen.

In document Het deskundigenregister in strafzaken (pagina 112-115)