• No results found

Het Interfacultair Instituut voor de Forensische Wetenschappen

In document Het deskundigenregister in strafzaken (pagina 144-147)

Hoofdstuk 6 De rol van de deskundige in het Belgische strafproces

4 Kwaliteitseisen

4.3 Het Interfacultair Instituut voor de Forensische Wetenschappen

Het pleidooi van Van de Voorde voor professionalisering en institutionalisering van de gerechtelijke expertise is niet van vandaag of gisteren. Zo heeft Van de Voorde samen met een aantal andere hoogleraren van de K.U.Leuven een aantal jaren geleden (rond het jaar 2000) aan de wieg gestaan van een Interfacultair Instituut voor Forensische Wetenschappen aan de K.U.Leuven (onder voorzitterschap van Van de Voorde zelf). Het op poten zetten van dat instituut werd geflankeerd door de oprichting van een interfacultaire stuurgroep, bestaande uit de hoogleraren Cassiman, Geysen, Goethals, Hutsebaut, Suetens en Tytgat.

In het kader van deze interfacultaire samenwerking, waarbij vele disciplines waren betrokken, is al vrij in het begin een postacademische opleiding ‘Multidisciplinair forensisch onderzoek: juridische en wetenschappelijke aspecten’ opgezet, waarvoor meer dan 40 interne en externe docenten werden aangetrokken en ingezet. In 2003 werd in dat verband tevens het tweedelige handboek dat bij de opleiding hoorde, uitgegeven.265

In het kielzog van (het op poten zetten van) deze opleiding is er, aldus de stuurgroep,266 een dialoog tot stand gekomen tussen experts van diverse pluimage en tal van eminente vertegenwoordigers van de magistratuur, het OM en de politie. Daaruit bleek dat degelijk en kwalitatief hoogstaand forensisch onderzoek door alle partijen van het grootste belang wordt geacht, niet alleen met het oog op de steeds complexer wordende samenleving en in verband daarmee de veranderende aard van bewijsvoering in het strafproces, maar ook en niet in de laatste plaats met het oog op de afstemming op (toekomstige) internationale kwaliteitsstandaarden. Daartoe moeten de forensische wetenschappen volgens de stuurgroep op een gestructureerde en professionele manier beschikbaar komen voor justitie. In dat verband is samenwerking tussen bijvoorbeeld politielaboratoria en universitaire laboratoria meer dan ooit onontbeerlijk, opdat de innovaties die voortvloeien uit wetenschappelijk onderzoek, steeds zoveel en zo snel mogelijk kunnen worden toegepast in de forensische context. Voorts zijn er nog tal van andere inspanningen nodig inzake de professionalisering en institutionalisering van forensisch onderzoek, om onder meer te bereiken:

– dat de benodigde forensische expertise steeds voldoet aan minimale kwaliteitseisen;

264 Zie Huybrechts, 1995, no. 140, 22. Zie voorts De Smet 2009, p. 219 waarin hij naar Huybrechts verwijst.

265 Van de Voorde, Goethals en Nieuwdorp (eds.), 2003.

– er goede opleidingen en bijscholingsmogelijkheden worden ontwikkeld en aangeboden;

– er een voortdurende en doelmatige interdisciplinaire samenwerking tot stand wordt gebracht, althans wordt nagestreefd;

– de communicatie tussen deskundigen onderling en tussen deskundigen en de magistratuur wordt geoptimaliseerd; zodat alle partijen steeds helder en duidelijk voor ogen staat wat men van elkaar mag verwachten, welke vragen besloten liggen in de onderzoeksopdrachten van de magistratuur, welke betekenis kan worden toegekend aan de conclusies en de bevindingen van de deskundige; – er doelmatige richtlijnen en protocollen worden vastgesteld;

– er ten slotte een passende infrastructuur, een passende honorering en andere passende randvoorwaarden kunnen worden gerealiseerd.

Kortom: de leden van de stuurgroep zijn van mening dat de tijd van uitbesteden van deskundigenopdrachten aan eenieder die een dergelijke opdracht ‘bij wijze van hobby’ wel wil uitvoeren, voorbij is. Er dient te worden uitgegaan van het ‘concept van professionalisering en institutionalisering’. Zij lichten dat toe en werken dat uit als volgt:.

a. Professionalisering van de deskundige expertise.

Kenmerk van professionalisering met betrekking tot forensische expertise is, dat forensisch onderzoek niet alleen dient te zijn gestoeld op specifieke (eigen) vakkennis van de desbetreffende deskundige, maar vooral ook op algemene en specifieke (expertisegerelateerde) forensische kennis en kunde, die de uitkomst vormt van degelijk interdisciplinair wetenschappelijk onderzoek. Dat wil zeggen dat er naast de nodige vakkennis ook inzicht moet worden verworven in de juridische context en andere specifieke forensische aspecten.

Dit kan volgens de leden van de stuurgroep het best worden gerealiseerd door het aanbieden van gedegen opleidingen en bijscholingscursussen, bij voorkeur door interdisciplinaire universitaire forensische instituten of centra. Dit concept heeft (gezien de ervaringen met het Centrum Forensische Geneeskunde en de samenwerkende laboratoria Forensische Genetica en Toxicologie aan het UZ-K.U.Leuven) volgens hen aan de dienstverlening aan justitie op dit terrein een flinke impuls gegeven, zij het dat de ondermaatse honorering er nog steeds aan in de weg staat dit concept op een bevredigende manier uit te bouwen.

b. De oprichting van erkende centra/instituten forensische wetenschappen

Voor de uitbouw van het boven uiteengezette concept dienen voorts (naast een behoorlijke honorering) de volgende randvoorwaarden te worden vervuld:

– Het is wenselijk/noodzakelijk te werken met lijsten van erkende deskundigen en daarnaast voorwaarden op te stellen inzake opleidings- en bekwaamheidseisen. Tegelijkertijd dient wettelijk te worden voorgeschreven dat de opdrachtgevende magistraat - procureur of (onderzoeks)rechter - moet kiezen uit de lijst van erkende deskundigen, dan wel uit personen die zijn bekleed met een openbaar ambt (functionarissen van politie-laboratoria, overheidsinstituten, etc.), dan wel uit personen die een wetenschappelijke activiteit uitoefenen in een instelling voor hoger onderwijs of voor onderzoek, die is ingericht of wordt gesubsidieerd door de overheid.

– Het is wenselijk/noodzakelijk een wettelijke ‘erkenning (certificaat) van forensische bekwaming’ in te voeren voor personen die met goed gevolg een erkende (expertisegerelateerde) forensische opleiding hebben afgesloten. – Accreditering (van de deskundigenlijst) dient te verlopen via erkende

bijscholing op zich nemen, alsmede de controle op kwaliteit en integriteit (en deontologie).

– Voorts dienen de eventueel nu nog bestaande (versnipperde en gebrekkige) opleidingen en andere vormen van bijscholing te worden gebundeld in deze erkende centra/instituten teneinde opleidingen van hoge kwaliteit te kunnen garanderen. In dat verband dienen deze centra/instituten zich ertoe te verbinden:

• een degelijke opleiding te verzorgen

• de kwaliteit van de expertisen te waarborgen

• er op toe te zien dat de experts voldoen aan bepaalde betrouwbaarheids-, onafhankelijkheids- en integriteitseisen (en expertisegerelateerde deontologische eisen)

• zorg te dragen voor een degelijke dienstverlening met wachtdiensten • samen te werken en gegevens uit te wisselen met andere relevante

diensten, zoals laboratoria van de technische en wetenschappelijke politie en het NICC

• te participeren in internationale netwerken

• bij te dragen aan de verwetenschappelijking van de politie.

Deze vorm van zelfregulering maakt, zo mag worden aangenomen, (overmatige) wet- en regelgeving, die normaal gesproken nodig zou zijn om het wettelijk deficit in dit verband op te vullen, overbodig. Voorts kunnen, mede gezien het brede interdisciplinaire draagvlak, ethische en deontologische standaarden worden ontwikkeld die in brede kring worden omarmd, zodat de doelmatigheid en ook de naleving daarvan worden vergemakkelijkt en verzekerd.

– Er dient een degelijk en transparant financieringssysteem te worden ontwikkeld met betrekking tot deze forensische centra/instituten.

– Ook zullen deze centra/instituten moeten worden erkend als ‘preferentiële partners’ van justitie.

c. Coördinatie door het NICC

De stuurgroep dringt er op aan het netwerk van politielaboratoria en erkende forensische centra/instituten centraal te (doen) coördineren door een nationaal erkend laboratorium dat is verbonden met Justitie/politie, zoals het NICC. Het mes snijdt daarbij aan twee kanten. Daarmee kan in de eerste plaats worden bereikt dat de historisch gegroeide situatie in België (waarbij forensische expertise versnipperd is ondergebracht bij het NICC, technische en wetenschappelijke politielaboratoria en andere ondersteunende diensten alsmede bij private en universitaire experts) wordt omgebogen in - het oprichten van - een gezamenlijk netwerk van universitaire forensische centra/instituten, ondersteunende politiediensten en het NICC, dat tevens de coördinatie voor haar rekening neemt. Tegelijkertijd komen daarmee de wettelijke functie en taken van de NICC beter tot hun recht, te weten: het coördineren van forensische expertisen, het verzamelen van gegevens, het samenwerken met andere instituten en het zelf uitvoeren van forensisch onderzoek op terreinen die wetenschappelijk en technisch nog in ontwikkeling zijn. Door middel van deze gecoördineerde structuur en permanente samenwerking, kan - aldus de stuurgroep - worden gewerkt aan een doelmatige taakverdeling en kan op termijn worden voldaan aan de internationale kwaliteitsstandaarden.

5 De rol van het NICC

In document Het deskundigenregister in strafzaken (pagina 144-147)