• No results found

De Gedragscode

In document Het deskundigenregister in strafzaken (pagina 81-85)

Hoofdstuk 4 Het Besluit register deskundige in strafzaken,

5 De Gedragscode

Zoals wij zagen noemt art. 4 als derde taak van het College: ‘het vaststellen van een gedragscode die de gedragsregels bevat waaraan de geregistreerde deskundige zich dient te houden.’ En wij zagen dat art. 13 lid 2 sub f van de aanvrager verlangt ‘een ondertekende verklaring, inhoudende dat hij kennis heeft genomen van de door het

197 NvT, p. 13.

198 NvT, p. 24.

College vastgestelde gedragscode en zich gedurende de registratie aan de daarin opgenomen gedragsregels zal houden.’ Langs deze weg maakt de gedragscode volgens de Nota van Toelichting ‘onderdeel uit van de voorgestelde algemene maatregel van bestuur. In de gedragscode `is uitgewerkt aan welke gedragsregels de deskundige zich moet houden teneinde onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer te functioneren. Door deze normen in een afzonderlijke gedragscode uit te werken, krijgen zij een concreter invulling hetgeen de duidelijkheid ten goede komt. Verwacht mag worden dat de inhoud van deze gedragsregels aan verandering onderhevig is, omdat de gedachten over de daarin uitgewerkte normen nog in ontwikkeling zijn. Doordat het College de gedragscode vaststelt, is het systeem flexibel. Vanzelfsprekend is de deskundige alleen gebonden aan de versie van de gedragscode die gelding had op het moment dat hij de verklaring tekende. In de te ondertekenen verklaring zal om die reden moeten worden vermeld op welke versie van de gedragscode de verklaring betrekking heeft. Het schenden van de desbetreffende gedragscode kan op grond van artikel 18, eerste lid, voor het College aanleiding vormen te beslissen tot doorhaling van de inschrijving, namelijk wanneer het College naar aanleiding daarvan van oordeel is dat de desbetreffende deskundige niet langer voldoet aan de in artikel 12, tweede lid, onderdeel i, gestelde kwaliteitseis. Het schenden van de desbetreffende gedragscode kan er uiteraard ook toe leiden dat een aanvraag tot herinschrijving wordt afgewezen omdat het College van oordeel is dat de desbetreffende deskundige niet in staat is zijn werkzaamheden overeenkomstig artikel 12, tweede lid, onderdeel i, onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer te verrichten.’200

De Gedragscode is alleen van toepassing op de geregistreerde deskundige (art. 1 Gedragscode). De ‘kernwaarden’ die in het tweede artikel staan (‘De deskundige stelt zich bij de uitvoering van de opgedragen werkzaamheden steeds op als een onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer deskundige) zullen echter ook andere deskundigen hopelijk aanspreken. Art. 3 Gedragscode (over ‘de deskundige’) bevat een aantal regels over onafhankelijkheid en onpartijdigheid: 3.1 De deskundige komt zelfstandig tot een op zijn deskundigheid gebaseerd oordeel, geeft daarover informatie en brengt daarvan verslag uit. Dit geldt ook als de deskundige de opdracht in samenwerking met andere deskundigen uitvoert.

3.3 (1) De deskundige is niet bevooroordeeld of vooringenomen. (2) De deskundige heeft geen inhoudelijk belang bij het verrichten van het onderzoek, het geven van informatie en het uitbrengen van verslag. (3) De deskundige laat zich aangaande zijn onderzoek, de resultaten ervan en de daarop gebaseerde conclusies niet leiden door een inhoudelijk belang van de opdrachtgever of dat van enige derde.

3.4 De deskundige meldt iedere beïnvloeding of poging daartoe bij de uitvoering van de opdracht onverwijld schriftelijk aan de opdrachtgever, ook als de beïnvloeding of poging daartoe uitgaat van de opdrachtgever. De deskundige neemt bedoelde melding op in het verslag.

3.5 De deskundige maakt van een (potentieel) conflict van belangen onverwijld schriftelijk melding aan zijn opdrachtgever. De deskundige neemt bedoelde melding op in het verslag.

Deze regels gelden niet alleen in het geval rechter of officier van justitie de geregistreerde deskundige inschakelt, maar ook wanneer de verdachte of diens raadsman dat doet. Het is, zo bleek eerder, echter uiteindelijk wel aan de verdachte en diens raadsman om te beoordelen of een in hun opdracht en op hun kosten uitgebracht deskundigenrapport bij de processtukken wordt gevoegd.

200 NvT, p. 19-20. Haverkate 2009, p. 6, komt op goede gronden tot de conclusie dat op het niet naleven van de gedragscode als zodanig geen strafsanctie is gesteld.

Het vierde en langste artikel ziet op ‘de werkzaamheden.’ Het bepaalt:

4.1. De deskundige verricht zijn werkzaamheden binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

4.2. (1) De deskundige vervult de opdracht persoonlijk. (2). Als de deskundige zich bij de uitvoering van de opdracht door derden-deskundigen laat bijstaan, meldt hij dat aan de opdrachtgever. De deskundige meldt de door hem ingeschakelde derden-deskundigen, bij het geven van informatie en het uitbrengen van verslag. (3). De door derden-deskundigen verrichte werkzaamheden worden, met de daaraan verbonden opdracht, in het verslag gedocumenteerd.

4.3. Indien de deskundige bij de verrichting van zijn werkzaamheden afwijkt van de in de uitoefening van zijn beroep geldende regels en normen meldt hij dat uitdrukkelijk schriftelijk aan zijn opdrachtgever.

4.4. (1) De deskundige draagt zorg voor de vereiste kwaliteit van het onderzoek. De deskundige vermeldt de beperkingen van de gebruikte methoden. (2). De deskundige maakt uitsluitend gebruik van voor de uitvoering van de opdracht geschikte methoden, apparatuur en materialen.

4.5. De deskundige verzamelt, binnen de reikwijdte van zijn opdracht, persoonlijk al het noodzakelijke onderzoeksmateriaal of laat dit (mede) onder zijn verantwoordelijkheid doen.

4.6 De deskundige gaat zorgvuldig om met het door hem verzameld onderzoeks-materiaal; voor zover mogelijk houdt hij dat beschikbaar voor tegenonderzoek.

4.7. (1). De deskundige behandelt ontvangen onderzoeksmateriaal en gegevens vertrouwelijk, tenzij: a. de opdrachtgever uitdrukkelijk schriftelijk toestemming geeft om bepaalde gegevens vrij tegeven, of b. de deskundige bij de wet bevoegd of verplicht is om bepaalde gegevens beschikbaar te stellen aan een bepaalde persoon of (gerechtelijke) instantie. (2). Met uitzondering van de identiteit van de persoon waarop het onderzoek betrekking heeft, is het de deskundige toegestaan de gegevens te gebruiken voor wetenschappelijke doeleinden. Hij dient daarbij de vertrouwelijkheid van die gegevens zoveel mogelijk te bewaren.

4.8. De deskundige verzoekt bij onduidelijkheden aan de opdrachtgever een schriftelijke verheldering van de te geven, respectievelijk gegeven opdracht.

4.9. Indien de (te geven) opdracht niet uitvoerbaar is, omdat: a. deze niet binnen de grenzen van zijn deskundigheid valt, b. de te verrichten werkzaamheden niet tijdig gereed kunnen zijn, c. de deskundige niet over de vereiste faciliteiten, apparatuur of uitrusting beschikt, of d. zich naar het oordeel van de deskundige klemmende omstandigheden voordoen die aan het vervullen van de opdracht in de weg staan, meldt de deskundige de opdrachtgever dit onverwijld schriftelijk, onder opgaaf van redenen.

4.10. Als de deskundige tijdens de uitvoering van de werkzaamheden constateert dat de gegeven opdracht niet tijdig uitvoerbaar is, meldt hij dit de opdrachtgever onverwijld schriftelijk, onder opgaaf van redenen.

4.11. Als de bevindingen binnen het desbetreffende deskundigheidsgebied redelijkerwijs kunnen leiden tot uiteenlopende interpretaties of conclusies, meldt de deskundige dit bij het geven van informatie of bij het uitbrengen van het verslag. 4.12 (1). De deskundige beperkt het onderzoek, de informatie en het verslag tot hetgeen voor het volbrengen van de opdracht noodzakelijk is. (2). De deskundige meldt, met inachtneming van de in de uitoefening van zijn beroep geldende regels en normen, schriftelijk aan zijn opdrachtgever voor de zaak van belang zijnde feiten en omstandigheden. Hij doet dat ingeval de feiten en omstandigheden pleiten voor het door de opdrachtgever ingenomen standpunt, als ook in het geval dat die feiten of omstandigheden met het standpunt van de opdrachtgever conflicteren.

Opvallend is de wijze waarop de inschakeling van derden verwoord is. De gedragscode vermeldt noch stelt beperkingen aan de mogelijkheden om derden bij

het uitvoeren van de opdracht in te schakelen; slechts een meldingsplicht is opgenomen (art. 4.2). Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad komt een wat andere benadering naar voren. In HR 17 februari 2009, NJ 2009, 327, m.nt. J.M. Reijntjes, had het Gerechtshof in de verwijzingsopdracht de volgende zin opgenomen: ‘Ten aanzien van het verzoek tot een contra-expertise verwijst het hof de zaak eveneens naar de RC met de opdracht aan de RC (..) een onafhankelijke, forensisch-medisch deskundige te benoemen, zijnde mw. S.J.M. Eikelenboom-Schieveld of een andere onafhankelijke deskundige met deze expertise.’ Maar daarna volgde een belangrijke aanwijzing: ‘Indien laatstgenoemde deskundige overleg wenst te plegen met andere deskundigen, dan kan dit overleg alleen plaats hebben na overleg met de RC; slechts in Nederland werkende en als vast gerechtelijk deskundige beëdigde deskundigen komen hiervoor in aanmerking.’ In de conclusie van A-G Knigge is te lezen dat mw. Eikelenboom bij brief aangaf hier niet mee te kunnen leven. De onafhankelijkheid van de deskundige zou impliceren dat deze vrijheid toekomt in de wijze van uitvoering van het onderzoek. De klacht van de raadsman over deze beperkende voorwaarde slaagt echter niet. De Hoge Raad overweegt: ‘De kennelijk aan het middel ten grondslag liggende opvatting dat het Hof bij zijn beslissing tot het doen verrichten van het in art. 316, eerste lid, Sv bedoelde onderzoek geen voorwaarden zou mogen stellen, vindt geen steun in de tekst van deze bepaling, nu daarin wordt gesproken over een nadere aanduiding ‘van het onderwerp van het onderzoek’ en eventueel ‘van de wijze waarop dit zal zijn in te stellen.’ Ook overigens kan de opvatting niet als juist worden aanvaard, in aanmerking genomen dat het Hof in de fase van het hoger beroep de leiding heeft over het onderzoek van de zaak en daarbij mede verantwoordelijkheid heeft voor de voortgang van de strafzaak alsmede dat bij nader onderzoek als het onderhavige ook de deskundigheid, onafhankelijkheid en onbevooroordeeldheid van de deskundige moeten worden bewaakt.

Misschien moet de Gedragscode tegen deze achtergrond zo worden opgevat dat het daarin gegeven richtsnoer voor de verantwoording van de inschakeling van derden-deskundigen slechts van belang is als de verwijzingsopdracht voor die inschakeling impliciet of expliciet voldoende ruimte laat.

Art. 5 betreft ‘de informatie en het verslag’:

5.1. De deskundige geeft in begrijpelijke bewoordingen deugdelijk gemotiveerde informatie en brengt met een deugdelijke motivering verslag uit.

5.2. De deskundige maakt een zodanig verslag op van het onderzoek dat het controleerbaar is.

5.3. De deskundige is bereid om het verslag ter toetsing aan vakgenoten voor te leggen.

Art. 6 ten slotte ziet op ‘bijzondere omstandigheden’:

6.1. De deskundige meldt, in voorkomend geval, onverwijld schriftelijk aan zijn opdrachtgever, dat hij, na het verstrekken van informatie en na het uitbrengen van verslag, kennis heeft genomen van nieuwe gegevens of gewijzigde inzichten op grond waarvan hij in de desbetreffende zaak tot een belangrijk andere conclusie zou zijn gekomen.

6.2. Indien de deskundige merkt dat de door hem verstrekte informatie of het door hem uitgebracht verslag aantoonbaar verkeerd wordt uitgelegd, meldt hij dit schriftelijk aan zijn opdrachtgever.

De strafvorderlijke implicaties van deze beide gedragsinstructies kunnen betrekkelijk verstrekkend zijn. In het eerste geval kan het gewijzigde inzicht van de deskundige bijvoorbeeld aanleiding zijn om een herzieningsaanvraag te entameren. Vereist is daarvoor wel dat het gewijzigd inzicht ook (al dan niet via de opdrachtgever) ter kennis wordt gebracht van de procureur-generaal bij de Hoge Raad en/of de

verdachte. Ook in het tweede geval kan de attendering door de deskundige aanleiding zijn om een rechtsmiddel aan te wenden, indien de zittingsrechter de informatie of het verslag blijkens vonnis of arrest verkeerd heeft uitgelegd. Van de deskundige wordt niet verlangd dat hij actief nagaat, in elke zaak waarin hij is ingeschakeld, of de door hem verstrekte informatie niet verkeerd wordt uitgelegd.

In document Het deskundigenregister in strafzaken (pagina 81-85)