• No results found

De Hugenoten waren volstrekt niet voldaan. Nu het Anthony verboden was te prediken, waren zij te meer besloten om hem te gaan horen. Omdat bij sommigen er een wezenlijke begeerte bestond om het evangelie te horen, verdedigden zij Froment zo warm; bij anderen daarentegen was het niets anders dan om gelegenheid te vinden voor hun eigen rechten op te komen en te tonen dat zij niet onder de heerschappij van de priesters zaten. Zij wisten dat de priesters de hand in dit alles hadden. Maar welke reden men ook mocht hebben, allen besloten de volgende morgen naar het Gouden Kruis te gaan om Anthony Froment te horen.

Toen Anthony de volgende morgen, het was Nieuwjaarsmorgen 1533, zijn herberg wilde verlaten om zich naar zijn school te begeven, zag hij dat de straten rond het Gouden Kruis opgepropt waren met mensen, zó zelfs, dat het voor hem onmogelijk was er een weg door heen te banen. Met grote moeite slaagde hij er in op korte afstand van de deur te komen; maar de toegang, de doortocht, de trappen en de grote zaal waren tot berstens toe reeds gevuld en het volk, dat zich nog in de straten ophield, begeerde dat Anthony buiten zou blijven; als hij naar binnen ging hadden zij geen kans om een enkel woord te horen. Een man riep uit: naar de Molard en in een ommezien ging de roep door al het volk: naar de Molard.

De Molard is een groot plein nabij het meer van Genève en niet ver van het Gouden Kruis.

Het is de plaats waar de vismarkt gehouden wordt en ook in de dagen van Froment gehouden werd. Al spoedig werd Anthony naar de Molard weggedragen; de Hugenoten ruimden zonder ceremonie een viskraam in en lichtten Anthony op om van de tafel te prediken. Het volk was Froment gevolgd en het grote plein was geheel gevuld.

“Preek ons Gods Woord,” riep men van alle kanten. Maar het leven was, zo, groot dat preken aanvankelijk onmogelijk was. Anthony maakte, nu tekenen om stil te zijn; kwam van de kraam af, knielde op de grond en al het volk was plotseling rustig. Zij ontblootten hun hoofden en sommigen knielden ook. Eerst kon Anthony niet spreken vanwege de tranen die langs zijn wangen liepen, maar tenslotte hief hij zijn handen en ogen naar de hemel en bad met zulk een heldere en sterke stem, dat allen hem konden verstaan. Hij dankte God als de Hoorder en de Verhoorder der gebeden: “Vader,” zo zei hij, “zie neer op deze blinde schare, die door de blinde geleid is, zodat zij beiden in de gracht zullen vallen, maar alleen door Uw barmhartigheid kunnen zij er uit gehaald worden.” Hij bad of het de Heere mocht behagen hun ogen te openen en hun oren te ontsluiten voor het Woord, hoewel gepredikt door een onwaardige om zulk een grote boodschap rond te dragen. Geef mij, Heere, sterkte en wijsheid, opdat Uw macht moge betoond worden en dat het gezien worde, dat Uw macht groter is dan die van Satan en dat Uw sterkte niet is als die van mensen.

Het volk stond over dit gebed verwonderd. Zij kenden geen gebeden, dan die welke de priesters uit hun boeken opzegden. Daarna ging Anthony Froment weer op zijn kraam staan en nam uit zijn zak een klein boekje: het was het Nieuwe Testament. De tekst die hij er uit voorlas was deze: Wacht U voor de valse profeten, die tot U komen in schaapsklederen, maar inwendig zijn ze verscheurende wolven.

U kunt zich, na het horen van deze tekst, wel voorstellen wat het onderwerp van Anthony's preek was. Ditmaal sprak hij inderdaad over de priesters en sprak openlijk, stoutmoediglijk en getrouw; ook noemde hij de paus en de mis en zei duidelijk tot het volk, dat zij en hun vaderen voor meer dan duizend jaren door wolven in schaapsklederen verleid zijn geworden, welke wolven erger zijn dan de Farizeeën, tot welke de Heere van ouds zulke ernstige woorden gesproken heeft. Dáárom waren zij erger dan de Farizeeën, omdat de priesters het

volk wijs maakten, dat een stukje brood, in een gouden doos opgesloten, God Zelf was.

“Gelooft hen niet,” zei Anthony, “Christus, die ons door Zijn bloed vrijgekocht heeft, is gezeten aan de rechterhand van de Vader. Zoekt Hem daar niet in een doosje.” Ook deelde Froment het volk mede, dat Christus gezegd had, dat de Farizeërs te herkennen waren aan hun lange rokken, welke gedragen werden, om ze van de gewone mens te onderscheiden. Niet dat de lengte van een rok God mishaagde, maar wel dat ze gedragen werd als een teken dat zij niet waren als andere mensen. Wie zijn ze onder u, zo ging Anthony voort, die gewaden dragen en hun hoofden scheren om het volk te tonen, dat zij heiliger zijn dan de leken? Kijkt eens rond u en oordeelt voor uzelf.

Terwijl Anthony midden in zijn preek was, kwam er een sergeant aanlopen die door de magistraatspersonen gestuurd was. De priesters hadden zich namelijk tot de overheid gewend en haar meegedeeld; dat “de Lutheranen” hun afgod genomen hadden, om op het plein te prediken.

“In de naam van mijn heren,” bulderde de sergeant, “beveel ik u het preken na te laten.”

Anthony hield op en antwoordde met een luide stem: Wij moeten God meer gehoorzaam zijn, dan de mensen, waarop hij met zijn predikatie voortging. De sergeant durfde in tegenwoordigheid van het leger van de Hugenoten niet meer te doen en bracht het antwoord van. Anthony aan de magistraten over, terwijl Anthony door ging met te spreken over de slechte onderwijzingen van de priesters; over hun losbandig leven en hun menselijke uitvindingen. Plotseling echter kwam een troep gewapende mannen het plein oplopen:

magistraten, soldaten en priesters, allen goed voorzien van zwaarden en geweren. Claude Bernard, één van de Hugenoten sprong naar voren en riep: “Anthony Froment, red uzelf.”

Maar Anthony, door niets te ontmoedigen, weigerde weg te gaan of zijn preek af te breken.

“Maar laat ons toch het bloedvergieten voorkomen,” zei Bernard; “Gods eer is er mee gemoeid.” Bernard zag wel dat het op een gevecht zou uitlopen en Froment zag nu in dat het wijs was in deze toe te geven. Zijn vrienden trokken hem van de tafel af en droegen hem door een overdekte passage naar het huis, waar Robert Olivetanus leraar was. Daar werd hij in een geheime hoek verborgen.

De magistraatspersonen dreven het volk uiteen en zochten vergeefs naar de prediker. Hierop keerden zij naar de Raad terug om te rapporteren dat Froment plotseling verdwenen was.

Maar de priesters wensten niet dat de zaak eindigen zou met het verdwijnen van Anthony Froment; zij zwierven door de straten en vóór dat de dag verstreken was, hadden zij zich van het feit overtuigd, dat Froment ergens in het huis van Chautemps was. Zij verzamelden zich in menigte onder de ramen van het huis, al schreeuwdende en dreigementen roepend. Chautemps leidde Anthony door de achterdeur naar buiten, het was donker en bracht hem naar het huis van de vastberaden Perrin, die de vorige dag de priesters getart had. De priesters vonden spoedig uit wat er gebeurd was en snelden nu naar Perrins huis en riepen luid, dat zij het huis in brand zouden steken, en met allen die er in waren verbranden. Maar Perrin, die tegen hen opgewassen was, begaf zich naar de deur en zei: het staat mij vrij om een eerlijk dienstknecht in mijn huis te houden zonder dat ik uw toestemming nodig heb, en ik zal hem houden.

Hierop zich tot Anthony wendende zei hij: u bent mijn knecht en bij deze huur ik u. Op hetzelfde moment verscheen er een troep Hugenoten in de straat, waarop de priesters de wijk namen. Gedurende de eerste daaropvolgende dagen beraadslaagden de magistraten en priesters tezamen, wat er nu gedaan moest worden. Indien er zich onder de overheidspersonen niet enige Hugenoten bevonden hadden, dan zou de zaak spoedig zijn beklonken, maar de stad was verdeeld en zo gelijkmatig verdeeld, dat het onmogelijk was, tussen die twee partijen een beslissing te nemen. Anthony Froment werkte intussen voor zijn meester Perrin en weefde lint. Soms bezocht hij hen, die onder zijn prediking waren bekeerd; maar daar enige vrienden

hem altijd volgden en gewapend waren met flinke stokken, durfde niemand Froment aan te raken. Op zekere dag ontmoette Froment een processie op de Rhônebrug. De priesters droegen kruisen en reliquiën en zeiden gebeden op voor Petrus en Paulus. Anthony stond recht overeind en boog voor de beelden niet. De priesters nu hielden op met het opdreunen van hun gebeden en riepen: Val op de hond aan verdrink hem! De vrouwen, die steeds het ijverigst zijn, snelden op hem toe en deden een poging hem in de rivier te werpen. Maar zijn vrienden, met stokken gewapend, snelden toe om Anthony te bevrijden, grepen hem en sleepten hem in het huis van onze vriendin Claudine Levet, welk huis op de hoek van de brug stond. Aimé, Claudine’s echtgenoot, was een apotheker en het laatste gedeelte van het huis was als winkel ingericht. De priesters vuurden het volk aan voor een aanval, met het gevolg dat zij stenen door de ramen en modder in de winkel wierpen en tenslotte binnen drongen, de flessen kapot sloegen en de apothekers artikelen over de grond verspreidden. De Hugenoten sloten Anthony in een geheime kamer op, waarna zij met hun stokken de priesters, de vrouwen en al het gespuis spoedig van de brug verdreven. ’s Nachts keerde Anthony naar zijn meester Perrin terug en deelde hem mede, dat hij voelde, dat de tijd aangebroken was Genève te verlaten. Zijn Hugenootse vrienden speet het zeer maar toch vonden ze dat hij gelijk had;

het was voor hem niet langer veilig meer om er te blijven. Toen het donker was ging hij op reis, verliet de stad en vond de weg naar zijn vredig huis te Yvonand.

HOOFDSTUK 45