• No results found

Mogelijk herinnert u u nog hoevele malen Willem Farel vergeefs gepoogd heeft, om Lausanne binnen te trekken. De oude stad met zijn trotse bisschop en zijn grote kathedraal, haar leger met dweepzieke priesters en onwetende monniken, had haar stadspoorten steeds weer voor het evangelie gesloten, Maar nu Waadland in de handen van Bern was, was de bisschop van Lausanne gevlucht.

Bern had namelijk verklaard, dat er in Lausanne geen bisschop meer nodig was én de inwoners van Bern trokken de stad triomfantelijk in en namen ze in bezit. Lausanne was nu evenals Genève een vrije stad.

De Raad van Bern besloot dat de priesters van Lausanne persoonlijk met Willem Farel, Peter Viret en enige andere aanhangers van het evangelie, die verslag konden doen van de hoop die in hen was, zouden kennis maken. Farel had naar deze gelegenheid verlangd en had de Raad hiervan kennis gegeven, alsmede van zijn wens, dat er in het openbaar een twistgesprek plaats vinden zou. Dit gebeurde en de Raad stelde de datum vast op 1 oktober, teneinde de priesters genoegzame tijd te geven om bekwame sprekers te vinden. Keizer Karel V schreef de Raad van Lausanne en de Raad van Bern vergeefs om deze handelwijze te voorkomen. De kleine Zwitserse steden gaven de keizer, die Europa aan zijn voeten had liggen, geen gehoor en de keizer was juist toen te druk met zijn inval in Frankrijk om in staat te zijn aan zulke kleine zaken als oneerbiedigheid van Bern en Lausanne, zijn aandacht te schenken.

Laten we nu een reis maken naar de prachtige oude stad, gelegen op de met wijnstokken begroeide heuvels van Waadland, van waaruit we een gezicht hebben op het blauwe meer van Genève ver onder ons. Kijken we naar boven, de groene heuvels op, dan zien we de torens van de grote kathedraal. Overal rond de kathedraal zien we de oude gebouwen, waar de bisschop, de priesters en de monniken “hun goede sier” maakten, en bedreigingen en moord tegen de Lutherse ketters hadden geklonken. We zien kerken en kloosters boven de typische steile daken aan de zijde van de heuvels uitsteken. In een van deze kloosters had Peter Viret een paar maanden geleden het woord van God gebracht, want de Heeren van Bern hadden dit van de Raad van Lausanne geëist. Als we de stille wateren van het meer van Genève overzien, dan bemerken we de blauwe bergen met hun sneeuwtoppen, rij na rij, totdat zij verloren gaan in de witte wolken en we de wolken van de sneeuw niet meer kunnen onderscheiden. En aan de voet van de steile heuvels zien we de zonnige wijngaarden en groenige beschaduwde weiden.

In de donkere hoek van een van de steile kronkelende straten staan een paar guur uitziende mannen te wachten op de ketters van Genève. Ze zijn daar neergezet door de priesters om deze ketters te vermoorden, maar de ketters kwamen in zulk een groot getal, dat de moordenaren hen niet durfden aanvallen. Bovendien, toen hun complot bij de Raad bekend werd, werden zij gearresteerd en gevonnist.

Op een zondagmorgen, 1 oktober, was de grote kathedraal van Lausanne tot in de uiterste hoeken gevuld. Stellages werden overal gebouwd om de ontelbare menigte een plaats te verschaffen. Aan iedere zijde was een verslag te lezen van de disputen, die gehouden stonden te worden. Het eerste verslag luidde: de Heilige Schrift leert ons geen andere weg om gerecht-vaardigd te worden, dan door het geloof in Jezus Christus, die één keer geofferd is en nimmer meer geofferd zal worden, en hij, die enige andere voldoening voor de vergeving van zonden leert, schaft de waarheid ten enenmale af, die Christus geopenbaard heeft.

Willem Farel stond op en zei dat de Heere Jezus Christus in een ellendige wereld was

gekomen, opdat wij de zaligheid en het leven, door Hem verkrijgen zouden. Tot dat einde is Hij gestorven opdat Hij de uitverkorenen van God bijeen zou zamelen. Het is Satans werk nu, om de schapen te verstrooien. Hierop bad Farel, dat de waarheid alleen mocht triomferen en dat de zwakte en de waarheid van hen, die de waarheid spreken, niemand moge beletten, om deze te omhelzen. Hierop scheidden de vrienden van elkander om de volgende morgen weer samen te komen. Om zeven uur ’s maandags was de kathedraal opnieuw vol: Farel, Viret, Calvijn, Marcourt en Caroli zag men in het midden van de kathedraal. Caroli had zich, aan de zijde van de Hervormers geschaard, hoewel Farel met wantrouwen jegens hem vervuld was.Tegenover hen waren ongeveer 174 priesters en monniken opgesteld. Farel stond op en las: de hemel en de aarde zullen vergaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbij gaan, naar aanleiding van welke woorden hij de gemeente toesprak. Op zijn verzoek werd daarna door iemand anders Hebreeën 11 en Handelingen 15 gelezen. Hierop werden de priesters uitgenodigd om hun antwoord te geven. Een priester rees op om namens de anderen het woord te voeren. “De Schriften bevelen vrede en verbieden disputen,” zo zei hij. “Een dispuut is daarom zondig en een daad van ongehoorzaamheid.” Farel nam, nadat de priester was uitgesproken, opnieuw het woord en hoewel hij verscheidene malen door een nijdige monnik werd geïnterrumpeerd, sprak hij, zijn ogen strak op de monnik gevestigd houdend: Nu is het uw beurt, sta op en bewijs, dat wat u gedurende de afgelopen vasten hier in Lausanne gepredikt hebt, de waarheid is. De monnik antwoordde. dat hij zulks niet doen wilde, tenzij voor bevoegde rechters, waarop Peter Viret de opmerking maakte, dat het woord van God de beste rechter is. De Monnik antwoordde hier weer op, dat de kerk boven de Bijbel staat en dat de Bijbel geen gezag hebeen zou, als hij niet door de kerk was goedgekeurd.

Dat betekent zoveel, zei Viret, als te zeggen, dat God niet geloofd kan worden, zolang Hij niet door mensen is goedgekeurd. En welke rechter kunt u beter wensen dan Hij, Die onfeilbaar is.

Het is God, Die in Zijn woord spreekt.

Dat is geen antwoord, zei de monnik, iedereen kan de Bijbel aanhalen; u verklaart hem op uw wijze en ik op de mijne. En wie heeft het bij het goede eind. Ook de duivel beriep zich op de Schrift, toen hij Jezus verzocht. Men moet, zo ging de monnik voort, de Schrift niet alleen zuiver aanhalen, maar ook op de juiste wijze verklaren.

Viret antwoordde weer, dat de beste uitlegger van de Schrift, de Schrift zelf is en dat de juiste uitlegging altijd die is, welke Christus de eer geeft en niet wat de mens eert en bovendien zijn zak met geld spekt. En wat u zegt, dat de duivel de Schrift gebruikte, dit is juist een wapen, dat u mij in de hand geeft om u te slaan. Want de Heere Jezus verachtte daarom de Schrift niet, maar beschaamde Satan, door hem uit de Heilige Schrift te antwoorden. En indien de Heere aldus deed, dan behoeft u niet te weigeren ons te antwoorden.

Maar de monnik bleef er bij, dat hij niet wenste te disputeren met ketters, omdat de kerk dit verboden had en de kerk moest volgens hem gehoorzaamd worden. De vergadering werd nu:

verdaagd tot dinsdag. Op die dag kwam men weder in groten getale tezamen. Nu voerden niet de priesters maar een geneesheer het woord en verkondigde vele ketterijen, ondermeer over de rechtvaardigmaking, of die uit het geloof of uit de werken is. Met deze leerzame maar soms heftige disputen, waarin deze dokter van zijn ongelijk overtuigd werd, was de gehele dag gevuld en werden de debatten ’s woensdags, de derde dag, voortgezet. Nu voerden de priesters het woord. Zij hadden deze stelling, dat indien het waar is, dat de mens gerecht-vaardigd wordt om niet, en dus de vrije vergiffenis van zijn zonden verkrijgt zonder dat hij deze verdient, dan, zo zeiden de priesters, worden de mensen aangemoedigd in de zonden te leven en er zou een einde komen aan al het goede werk en heilig leven; want waarom zou er nog iemand zijn, die er zich om bekommerde goed of kwaad te doen.

Farel diende de priesters van antwoord en zei: Wat uw rampzalige consequenties betreft, ik

wilde wel dat de kanunniken, de priesters en de monniken niet meer schandaal door hun woorden en daden veroorzaakt hadden, dan deze gezegende waarheid, maar Farel klopte aan dovemans oren. Zo gingen de twistgesprekken voort. Aan het einde daarvan werden de priesters door de kanselier van Bern aangesproken. Hij opende de gelegenheid voor die priesters, die van de waarheid overtuigd waren, in het koor van de kathedraal hun namen te zetten. Zij, die dit deden, mochten de kathedraal verlaten en het bleek dat veler ogen waren geopend voor Rome’s ketterijen.

Nadat Farel en Calvijn het woord gevoerd hadden volgde er een stilte. Een monnik stond op en sprak: Mijn geliefde broederen, in Matth. 12 staat geschreven over de zonde tegen de Heilige Geest, waarvoor geen vergeving is en aangezien ik deze zonde, die bestaat in het weerstaan van de waarheid, niet wens te begaan, belijd ik hier, dat ik voor lange tijd blind en verleid geweest ben. Ik meende, dat ik God diende maar ik diende slechts mensen. En nu weet ik, dat ik geen hoofd erken, dan Jezus alleen. Ik vraag God vergiffenis voor al het zondige, dat ik bedreven heb en vraag U vergeving omdat ik U zo slecht onderwezen heb. Vergeef me, zo vroeg hij, want ik heb vergeving van node. En terwijl hij nog sprak, wierp hij zijn monnikskleren af, om ze nooit weer aan te trekken. Farel, opstaande, sprak: O hoe groot en hoe wijs is God, Die met medelijden heeft neergezien op dit arme schaap, die zijn weg in de wildernis verloren had, maar God heeft het weer tot Zijn kudde teruggebracht.

Deze gebeurtenis maakte grote indruk op de geneesheer en de priesters en daar de priesters weigerden om te disputeren, bleef de dokter alleen over. Dit was, zo hijzelf verklaarde, boven zijn macht. Ook de priesters begonnen ongeduldig te worden. Zij klaagden over de rekeningen in de herbergen, die zo hoog liepen, en dat het toch weinig nut had langer te blijven, omdat zij toch niet geleerd genoeg waren om te disputeren.

Het bleek, dat het God behaagd had door deze twistgesprekken velen tot Hem te bekeren. Ook was er een groot aantal personen, die uitwendig overtuigd waren van Rome’s afgoderij en het bleek dat ook Lausanne voor het evangelie gewonnen was. Altaren, beelden, heilige vaten van de priesters, ambtsgewaden van de priesters en juwelen werden uit de kathedraal en de kerken verwijderd, daar men over deze afgoderijen zeer verontwaardigd was; de beelden en crusifixen werden in stukken gebroken. Ook het grote beeld, door de priesters “onze maagd van Lausanne” genoemd, maar door de Gereformeerden de Diana der Efeziërs geheten, werd totaal vernield.

Laat ons nu met Farel naar Genève terugkeren.

HOOFDSTUK 58.