• No results found

Voedselaanbod en andere omgevingsfactoren

2 HOE GEZOND ETEN WE ?

Tekstblok 2.5: Beknopte uitleg van de drie gevolgde berekeningswijzen voor gezondheidsverlies (zie ook bijlage 12).

2.5 Beïnvloedbaarheid van de voeding H Verkleij, C.F van Kreijl #

2.5.1 Voedselaanbod en andere omgevingsfactoren

De afgelopen decennia is het voedselaanbod enorm toegenomen – niet alleen de variatie van voedingsmiddelen, maar ook het aantal verkooppunten – terwijl ook de koopkracht van de bevolking is gegroeid. Het assortiment van een lokale supermarkt of het aanbod in bedrijfs- en schoolkantines hebben een duidelijke invloed op wat er gegeten wordt. Deze beschikbaarheid en bereikbaarheid van voedingsmiddelen is een belangrijke determinant van voedingsgedrag.

De ‘obesogene’ omgeving als belangrijke oorzaak voor de toename van overge- wicht

De toename van overgewicht en obesitas is een goed voorbeeld om de rol van omge- vingsfactoren toe te lichten. Deze toename wordt veroorzaakt doordat Nederlanders minder zijn gaan bewegen en in verhouding daarmee teveel èn ‘verkeerd’ eten. De WHO (2003) wijst op vier factoren waarvoor overtuigend of zeer aannemelijk bewijs bestaat dat deze van invloed zijn op overgewicht en obesitas. Naast een zittende leef- stijl en een hoge consumptie van energierijke voedingsmiddelen, wijst de WHO ook op de omvangrijke advertentiecampagnes voor energierijke voeding en het grote aantal verkooppunten van gemaksvoedsel.

Ook de Gezondheidsraad wijst er in haar obesitasrapport op dat, naast persoonsge- bonden factoren, omgevingsfactoren waarschijnlijk belangrijk zijn bij het ontstaan en in stand houden van overgewicht bij zowel volwassenen als kinderen (Gezondheids-

ONS ETEN GEMETEN 2

raad, 2003a). Duidelijke voorbeelden zijn televisiekijken en computerspelletjes die gepaard gaan met inactiviteit en bovendien aanzetten tot het gebruik van tussen- doortjes, energierijke (fris)drank en tussendoortjes in automaten en kantines op school, grote maaltijdporties in “fast food” restaurants, en indringende televisierecla- me voor dranken en tussendoortjes met een hoog suiker- en vetgehalte.

In Nederland wordt jaarlijks 40 miljoen euro uitgegeven aan televisiereclame gericht op kinderen (niet alleen voedingsreclame). Ongeveer 70% van de reclamezendtijd rond kinderprogramma’s betreft snoep, tussendoortjes en frisdrank (Gezondheidsraad, 2003a). Maar heeft voedingsreclame ook effect op het eetpatroon? De Gezondheids- raad haalt gecontroleerd en gerandomiseerd onderzoek aan waaruit blijkt dat televi- siereclame de voorkeur van jonge Amerikaanse kinderen voor de geadverteerde ener- gierijke tussendoortjes en frisdranken sterk beïnvloedt. Al langer is bekend dat hiervan een duidelijk effect uitgaat op het koopgedrag van ouders en op de energie-inname van deze kinderen (Gezondheidsraad, 2003a). In tekstblok 2.6 is ter illustratie de omvang en invloed geschetst van de voedingsreclame gericht op kinderen in Australië.

In navolging van de WHO, de Gezondheidsraad en de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2002) is de conclusie gerechtvaardigd dat preventie van overgewicht en obe- sitas door gedragsverandering praktisch kansloos is zonder bijpassende verandering van deze ‘obesogene’ omgeving. Daarbij moet ook gezocht worden naar strategieën waarbij mensen niet bewust hoeven te kiezen voor meer bewegen of minder eten. De Gezondheidsraad schuwt niet om ingrijpende maatregelen voor te stellen, zoals het afsluiten van binnensteden voor gemotoriseerd verkeer om fietsen en wandelen te sti- muleren en het geleidelijk verminderen van de energetische waarde van voedings- middelen (Gezondheidsraad, 2003a).

2 ONS ETEN GEMETEN

Tekstblok 2.6: Voedingsreclame.

De Australische coalitie tegen voedingsreclame voor kinderen (coalition on food advertising to children) heeft een aantal onderzoeken in Austra- lië en Nieuw-Zeeland van de afgelopen 10 jaar op een rij gezet:

- In Australië blijkt de TV het belangrijkste medium te zijn dat de voedingsindustrie en “fast food” ketens gebruiken om kinderen te bereiken. Australische kinderen van 5-12 jaar kijken gemid- deld twee en half uur per dag naar de TV. Dage- lijks kijken ze gemiddeld meer dan 50 minuten naar reclamespots. Reclames voor snoep (con- fectionary) en “fast food” restaurants worden drie keer vaker uitgezonden tijdens kinderprogram- ma’s dan tijdens programma’s voor volwassenen. Tijdens ‘kindertijd’ worden per uur zendtijd gemid- deld 26 reclames uitgezonden, waarvan eenderde

voedsel betreft. Van de voedingsreclame promoot gemiddeld 72% voedingsmiddelen met een hoge energiedichtheid en lage voedingswaarde. Cho- cola, snoep, gezoete ontbijtgranen en “fast food” restaurants voeren de ranglijst van voedingsre- clames aan.

- Verder blijkt uit (ander) onderzoek dat kinderen uit gezinnen die vaak ook tijdens het eten TV kij- ken, meer van de veel geadverteerde ‘ongezonde’ voedingsmiddelen eten (pizza, zoute snacks, “soft drinks”) en minder groente en fruit. Kinderen die vaker TV kijken zijn ook dikker dan kinderen die dat minder doen.

Hieruit trekt de coalitie de conclusie dat de TV- voedingsreclame in Australië bijna geheel de voe- dingsboodschap van de overheid tegenspreekt.

Bron: Mehta, 2002.

Gunstige trend in vetzuurconsumptie veroorzaakt door betere productsamen- stelling

Een tweede voorbeeld van de invloed van de omgeving betreft de afname van de con- sumptie van verzadigde vetzuren en transvetzuren. De daling in inname van verzadig-

de vetzuren, die overigens beperkt van omvang is, wordt toegeschreven aan de veran-

derde vetgehaltes en vetzuursamenstelling van voedingsmiddelen: het beschikbaar komen van magere en halfvolle producten en van producten met een betere vetzuur- samenstelling. Vervolgens zijn grote groepen consumenten die producten onder invloed van reclame, gunstige prijzen en gezondheidsvoorlichting ook gaan kopen. De grote daling in de consumptie van transvetzuren is te danken aan de lagere gehal- tes aan transvetzuren in voedingsmiddelen, met name in broodsmeersels en bak- en braadvetten (zie ook paragraaf 2.3). Door een verdere reductie in de gehaltes van transvetzuren in met name koek en gebak en buitenshuis gefrituurde producten kan nog meer gezondheidswinst behaald worden (Kraak, 2004). De industrie is – uit zich- zelf èn op basis van wetenschappelijke adviezen die door de overheid zijn overgeno- men – de vetzuursamenstelling van de producten in gunstige zin gaan wijzigen.

Trend naar gemaksvoedsel verdringt groente en fruit

Een derde voorbeeld betreft de afname van de groente- en fruitconsumptie. De keuze in de winkels aan groente en fruit is in de afgelopen decennia gegroeid. Bovendien is de afhankelijkheid van het seizoen verminderd doordat groente en fruit uit andere, soms verre landen worden ingevoerd en tegenwoordig langer bewaard kunnen wor- den. Desondanks is er in Nederland een afname van de groente- en fruitconsumptie. Deze afname kan mogelijk deels verklaard worden door de toenemende trend naar ‘gemaksvoedsel’, voedsel dat gemakkelijk mee te nemen, te bewaren, te bereiden en te consumeren is. In gemaksvoedsel, zoals kant-en-klaarmaaltijden is de hoeveelheid groente meestal gering. Daarnaast speelt ook de toename van rijst- en pastaproduc- ten tijdens de warme maaltijd een rol, omdat daarbij gemiddeld minder groente wordt gegeten dan bij de traditionele warme maaltijd met aardappelen.

Een verandering in de productsamenstelling zou een hogere consumptie van groente en fruit kunnen ondersteunen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan initiatieven van de voedselsector om meer (vezelrijke) groenten in gemaksvoedsel zoals pizza’s op te nemen. Wellicht behoren ook lagere prijzen tot een effectieve methode om de con- sumptie van groente en fruit te vergroten. Huishoudens met een lager inkomen bezuinigden in 2003 in Nederland twee keer zo vaak op de categorie voeding, dran- ken en tabak dan huishoudens met een hoger inkomen (CBS, 2003). Het is bekend dat de groente- en fruitconsumptie hoger is in landen waar het prijsniveau van deze pro- ducten lager ligt, zoals de landen rond de Middellandse Zee. Zoals aangegeven door Bol et al. (2004), moet bij de hervorming van de EU landbouwsubsidies worden voorkómen dat groente en fruit onevenredig duur worden.

“Making the healthy choice the easy choice”

Samenvattend: met zogenaamde omgevingsinterventies kan een gezonde voedsel- keuze bevorderd worden. Te denken valt aan het bevorderen van een ruim en betaal-

baar aanbod van gezond voedsel en een betere herkenbaarheid ervan. Een kansrijk aangrijpingspunt voor het beleid ligt in het verder stimuleren van productmodificatie door de voedingsmiddelenindustrie. Deze aanpak heeft al veel gezondheidswinst opgeleverd. Andere aangrijpingspunten liggen in het prijsbeleid, maar ook in beïn- vloeding van reclamepraktijken en dergelijke.

School, werkplek, gezin, stadswijk, jeugdgezondheidszorg en eerstelijnsgezondheids- zorg zijn “settings” waarbinnen geslaagde omgevingsinterventies kunnen worden uit- gevoerd. Dit vereist samenwerking met voedings- en reclameindustrie, supermarkten, bedrijfsrestaurants en schoolkantines. Omdat ook bewegingsarmoede een belangrijke oorzaak is van overgewicht, liggen er tevens aangrijpingspunten in samenwerking met andere sectoren dan de voedingssector, zoals de transportsector, de “computer games” sector en de sector voor infrastructurele voorzieningen.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN