• No results found

Inspanningen gericht op belangrijkste bedreigingen

LITERATUUR: bij 4

Tekstblok 4.13: Hygiëne hypothese.

5 WAT DOET DE OVERHEID AAN VEILIG VOEDSEL ?

5.5 Inspanningen gericht op belangrijkste bedreigingen

5.5.1 Microbiologische bedreigingen

In hoofdstuk 4 (4.2) kwam naar voren dat voedselinfecties een hardnekkig probleem blijven en dat Salmonella, Campylobacter, norovirussen en Clostridium perfringens samen voor meer dan de helft van de ziektelast verantwoordelijk zijn. Daarnaast wordt van belang geacht dat de aandacht van de overheid zich in het kader van een integraal voedselveiligheidsbeleid niet alleen beperkt tot deze pathogenen.

De overheid heeft steeds aandacht gehad voor microbiologische bedreigingen van de voedselveiligheid. In de beide voortgangsrapportages van de voedingsnota uit 1983 wordt opgemerkt dat de microbiologische bedreigingen prioriteit dienen te krijgen. In de jaren negentig zijn vooral maatregelen ingevoerd die gericht zijn op het verbe- teren van de hygiëne in het productieproces (zoals invoeren van HACCP). In ‘Visie en Groen’ en de voedselveiligheidsnota uit 2001 zijn maatregelen voorgesteld ter voorkó- ming van voedselinfecties. Er is de afgelopen jaren ook geïnvesteerd in risicobeoorde- lingsmodellen met nadruk op Salmonella in kippenvlees en eieren, Campylobacter in kippenvlees, STEC 0157 in rundvlees en Listeria in consumptiegerede levensmiddelen.

In een reactie op het advies van de Gezondheidsraad (2000) over voedselinfecties wordt gesteld dat het nu tijd is dat de problematiek van voedselinfecties op een breed front wordt aangepakt (VWS & LNV, 2002). Het kabinet geeft hierbij prioriteit aan

Salmonella in eieren, pluimveevlees en varkensvlees, Campylobacter in pluimveevlees, Listeria Monocytogenes in rauwmelkse en andere producten en E. coli in rundvlees. Zo

komt er een wettelijk verbod op het afleveren en verhandelen van met Salmonella besmette eieren, en zal het verbod op gebruik van rauwe eieren voor bijvoorbeeld bavarois en tiramisu worden opgenomen in diverse hygiënecodes. Er is al een (tijdelij- ke) waarschuwing voor pluimveevlees ingevoerd. Overwogen wordt invoering van bacterie-dodende technieken bij bepaalde rauwe producten voordat deze in de winkel komen (decontaminatie) onder bepaalde voorwaarden bespreekbaar te maken. Het kabinet is actief betrokken bij het van overheidswege stellen van food safety objectives (FSO, doelstellingen voor voedselveiligheid) die zijn gebaseerd op adequate risicoana- lyses. Hiermee zouden risico’s van infectie via rauwe voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong kunnen worden beperkt. Nederland wil de door de EU gestelde streefdatum (2010) voor FSO voor Salmonella in pluimveevlees en varkensvlees vervroegen en uit- breiden met Campylobacter. Verder wordt er in de reactie aangegeven dat er in onder- zoek zal worden geïnvesteerd omdat er nog te weinig bekend is over de verspreiding, de incidentie, de gezondheidsschade en de kosten van besmetting en dat de resultaten van dat onderzoek aanleiding zullen zijn tot het bepalen van interventiestrategieën.

5 ONS ETEN GEMETEN

In de nota ‘Langer gezond leven’ (2003) wordt opgemerkt dat een verbod op de ver- koop van met Salmonella of Campylobacter besmet pluimveevlees door het kabinet zal worden ingevoerd per 2007. Als voorwaarde wordt gesteld dat verankering in EU regelgeving plaatsvindt.

Samenvattend: de overheid is zich bewust van het belang van inspanningen gericht op microbiologische bedreigingen en heeft de laatste jaren ook allerlei maatregelen getroffen en initiatieven gestart die zijn gericht op het terugdringen van voedselinfec- ties. Het betreft algemeen beleid en op enkele specifieke pathogenen gericht beleid, waaronder Salmonella en Campylobacter die in hoofdstuk 4 ook werden benoemd.

5.5.2 Chemische bedreigingen

In hoofdstuk 4 (4.3) kwam naar voren dat het aantal aantoonbare ziekte- en sterfgeval- len als gevolg van chemische voedselverontreiniging relatief laag is in vergelijking met microbiologische verontreinigingen. Aandacht voor het handhaven van een ade- quaat onderhoudsniveau blijft voor de chemische risico’s evenwel noodzakelijk. Extra aandacht zou hierbij uit dienen te gaan naar de allergie veroorzakende stoffen.

De overheid richt de aandacht voor voedselallergie vooral op de consument die goed en objectief geïnformeerd moet worden over voedingsbestanddelen die een allergische reactie kunnen veroorzaken. Het Voedingscentrum verzorgt in Nederland de consu- mentenvoorlichting over voedselovergevoeligheid en productsamenstelling, onder meer via uitgifte van lijsten voor consumenten met een opsomming van producten die mogelijk een component bevatten waarvoor zij gevoelig zijn. De informatie is gebaseerd op de allergenendatabank (ALBA) die wordt beheerd door TNO-Voeding. Deze databank is tot op heden gefinancierd door de overheid. Het voornemen bestaat om hier mee te stoppen.

Ook in de nota ‘Langer gezond leven’ (2003) is er aandacht voor voedselallergie en -intolerantie. De geconstateerde toename van de omvang, is een reden voor het kabi- net om de Gezondheidsraad om advies te vragen. Daarnaast komt de VWA in 2004 met een advies over de wijze waarop EU-regelgeving op het gebied van etikettering beter kan worden gehandhaafd, zodat de product-etiketten betere informatie gaan geven aan consumenten met een allergie. VWS komt in de nabije toekomst met een integraal plan van aanpak voor voedselallergie en -intolerantie (VWS, 2003). Kortom de overheid heeft in haar beleidsnota’s duidelijk aandacht voor het onderwerp voed- selovergevoeligheid.

5.6

Conclusies en beschouwing

Overzien we de bestudeerde beleidsdocumenten dan kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

Voedselveiligheid heeft steeds de aandacht van de overheid gehad. Er is veel wet- en regelgeving tot stand gebracht en veel normstelling. Naar aanleiding van enkele inci- denten eind jaren negentig is verder onderkend dat aanscherping van het beleid en modernisering van de organisatie noodzakelijk is. De nadruk komt daarbij te liggen op de veiligheid van de gehele voedselketen en niet alleen op het eindproduct. Naast de bescherming van de consument wordt ook een open communicatie met de consu- ment een centrale doelstelling. Wat de nationale beleidsontwikkelingen betreft, deze sluiten steeds meer aan bij het Europese beleid en worden er steeds meer door bepaald. Met de instelling van de VWA verwacht de overheid dat het toezicht krachti- ger wordt.

De overheid heeft de laatste jaren allerlei maatregelen getroffen en initiatieven gestart die zijn gericht op de belangrijkste problemen op het gebied van microbiolo- gische en chemische verontreinigingen in het voedsel die in hoofdstuk 4 genoemd zijn. Het betreft algemeen beleid gericht op het terugdringen van voedselinfecties en beleid dat gericht is op enkele specifieke pathogenen waaronder Salmonella en Cam-

pylobacter, twee van de belangrijkste pathogenen. Wat betreft de chemische bedrei-

gingen is er met name aandacht voor voedselovergevoeligheid (allergene voedselbe- standdelen).

Vergelijken we het in de nota’s tot uitdrukking komende gezonde voedingsbeleid met dat gericht op voedselveiligheid, dan vallen twee zaken op. Allereerst dat de twee onderwerpen in de jaren tachtig geïntegreerd behandeld werden, hetgeen later veel minder het geval is. De twee beleidsgebieden verzelfstandigden zich min of meer. Op de tweede plaats vraagt de overheid in de ene periode meer aandacht voor gezonde voeding (zoals in het begin van de jaren tachtig), en in een andere periode (op het eind van de jaren negentig) juist weer voor de voedselveiligheid.

Met de constatering dat de overheid een duidelijke en systematische aandacht heeft voor gezonde voeding en voor de voedselveiligheid zijn niet alle vragen die men over het beleid kan stellen beantwoord. In de beleidsnota’s komt bijvoorbeeld niet duide- lijk naar voren hoe effectief het beleid van de overheid is geweest en wat de uitkom- sten van de beleidsvoornemens zullen zijn. Ook is nog niet duidelijk of het huidige beleid voldoende is toegespitst op en voorbereid voor de ontwikkelingen in de toe- komst (zie hoofdstuk 9). Die vraag is in dit hoofdstuk niet aan de orde geweest.

5 ONS ETEN GEMETEN

LITERATUUR

ONS ETEN GEMETEN 5

Berenschot. Voedselveiligheid: Waar borgen en waar zorgen; Onderzoek naar het waarborgen van voedselveiligheid. Utrecht: Berenschot, 1999.

Doelen FCJ van der. De gereedschapskist van de overheid: een inventarisatie. In: Bressers J, Jong P de, Klok PJ en Korsten A. (red.). Beleids- instrumenten bestuurskundig beschouwd. Assen: Van Gorcum, 1993.

Folbert JP, Dagevos JC. Veilig en Vertrouwd; Voedselveiligheid en het verwerven van con- sumentenvertrouwen in comparatieve con- text. Den Haag: LEI, 2000. Rapport 5.00.06. Gezondheidsraad. Voedselinfecties. Den Haag:

Gezondheidsraad, 2000. Publicatienummer 2000/09.

LNV, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. LNV-Beleidsprogramma 1999-2002. ‘Kracht en Kwaliteit’. Den Haag: Ministerie van LNV, 1999.

LNV, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Visienota Voedsel en Groen. Den Haag: Ministerie van LNV, 2000.

LNV en VWS, Ministeries van Landbouw, Natuur- beheer en Visserij en Volksgezondheid, Wel- zijn en Sport. Beleidsnota voedselveiligheid 2001-2004. Veilig voedsel in een veranderende omgeving. Den Haag: Ministeries van LNV en VWS, 2001.

LNV en VWS, Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Volksgezondheid, Wel- zijn en Sport. Voedselveiligheid. Brief over recente ontwikkelingen bij VWA. Den Haag: Ministeries van LNV en VWS, 2003a. LNV en VWS, Ministeries van Landbouw, Natuur

en Voedselkwaliteit en Volksgezondheid, Wel- zijn en Sport. Kaderwet Diervoeders. Wet van 22 oktober, houdende bepalingen aangaande onder meer de bereiding en het in het verkeer brengen van diervoeders. Den Haag: Ministe- ries LNV en VWS, 2003b.

VWA. Zichtbare risicoreductie. Strategienotitie VWA. Den Haag: VWA, 2002.

VWA. Meerjarenvisie 2004-2007. Den Haag: VWA, 2003.

VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Nota gezondheid en voeding. ‘Nederland: Goed Gevoed?’. Den Haag: Minis- terie van VWS, 1998.

VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Preventiebeleid voor de volksgezond- heid: Langer gezond leven; ook een kwestie van gezond gedrag. Den Haag: Ministerie van VWS, 2003.

VWS en LNV, Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Milieu en Landbouw, Natuurbe- heer en Visserij. Voedselveiligheid. Brief met standpunt op Gezondheidsraadadvies voedsel- infecties. Den Haag: Ministeries van VWS en LNV, 2002.

VWS, LNV, VROM en EZ, Ministeries van Volksge- zondheid, Welzijn en Sport, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Eco- nomische Zaken. Brief bij de aanbieding van het rapport ‘Voedselveiligheid: Waar borgen en waar zorgen’. Den Haag: Ministeries van VWS, LNV, VROM en EZ, 2000.

WVC, Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (mede namens de Ministeries van LNV en EZ). Nota Voedingsbeleid. Den Haag: Ministerie van WVC, 1983.

WVC, Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (mede namens de Ministeries van LNV en EZ). Nota Voedingsbeleid, eerste voort- gangsrapportage. Den Haag: Ministerie van WVC, 1987.

WVC, Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (mede namens Ministeries van LNV en EZ). Nota Voedingsbeleid, tweede voort- gangsrapportage. Den Haag: Ministerie van WVC, 1993.

6

HOE GEZOND EN VEILIG ZIJN FUNCTIONELE

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN