• No results found

Twee soorten doelen binnen het hoofddoel bevordering van goede voedingsgewoonten

3 WAT DOET DE OVERHEID AAN GEZONDE VOEDING ?

Tekstblok 3.1: Twee soorten doelen binnen het hoofddoel bevordering van goede voedingsgewoonten

(bron: Nederland: Goed Gevoed?, 1998). Doelen ter bevordering van goede voedingsge- woonten in het algemeen:

• verlagen van (met name verzadigd) vet- consumptie

• verhogen consumptie van verteerbare complexe koolhydraten

• verhogen consumptie van voedingsvezels • bereiken en behouden van normaal lichaams-

gewicht

• verhogen van groente- en fruitconsumptie

Doelen gericht op specifieke voedingsonderwerpen:

• preventie van tekorten van essentiële voedingsstoffen (zoals jodium)

• bevorderen van borstvoeding ter preventie van ziekten

• preventie van enkele specifieke aan voeding gerelateerde ziekten (zoals osteoporose) • preventie van het ontstaan van risicofactoren

(zoals hypertensie)

• bevorderen van kwaliteit van leven bij patiënten met chronische voedingsgerelateerde ziekten • voorkómen van nadelige gevolgen van voedsel-

overgevoeligheid

gevoegd 200 gram groente per dag. Voor de consumptie van fruit is de streefwaarde twee stuks fruit per dag. Met een verhoogde groente- en fruitconsumptie wordt tevens een verhoogde inname aan voedingsvezels bereikt.

In de nota ‘Langer gezond leven’ worden ten aanzien van de voeding voor 2010 de volgende doelen gesteld:

• terugdringen van de bijdrage transvetzuren tot 1 procent van de totale energie- inname

• terugdringen van de energie-inname van verzadigd vet tot 10 procent

• verhogen van het percentage zuigelingen dat zes maanden lang uitsluitend borst- voeding krijgt naar 25 procent

Daarnaast wordt opgemerkt dat de overheid het eten van meer groente en fruit blijft bevorderen en wil voorkómen dat consumenten met de voeding te veel of te weinig belangrijke vitamines of mineralen binnen krijgen. Ten aanzien van foliumzuurprofy- laxe ter voorkóming van baby’s met een open ruggetje wordt gestreefd naar een ver- dubbeling van het percentage vrouwen dat gedurende de adviesperiode foliumzuur slikt (van 35 naar 70 procent). Overgewicht is in de nota benoemd als één van de drie speerpunten waar het kabinet de komende jaren resultaat wil boeken. Het kabinet stelt zich hierbij ten doel dat het aantal mensen met overgewicht en obesitas over de hele linie niet meer stijgt. Voor kinderen wordt bovendien gestreefd naar een reduc- tie. Het kabinet stelt dat voor het behalen van deze doelen zowel voedingsbeleid als beweegbeleid belangrijk zijn. Immers de hoofdoorzaak van overgewicht is een disba- lans tussen enerzijds de energie-inname via de voeding en anderzijds het energie- gebruik door lichamelijke activiteit.

Doelgroepen: wisselende aandacht voor consument, kwetsbare groepen en producent

Reeds in de eerste voedingsnota werd onderkend dat er kwetsbare groepen zijn waar- voor een speciale preventieve aanpak zinvol kan zijn. Onderscheiden werden (ouders van) zuigelingen, jongeren, ouderen, allochtonen en gebruikers van alternatieve voe-

ding. Lage sociaal-economische groepen werden niet genoemd. Wel werd gesigna- leerd dat de voedingsvoorlichting bij deze groepen minder aanslaat.

In de nota ‘Nederland: Goed Gevoed?’ gaat de aanvankelijke uitspraak ‘doelgroep spe- cifieke voorlichting is zinvol’ over in een bewuste keuze hiervoor. Opgemerkt wordt dat er doelgroepspecifiek beleid moet worden ontwikkeld, met op de doelgroep toe- gesneden interventiestrategieën. De nota bevat globale actieprogramma’s voor de algemene Nederlandse bevolking en voor jongeren, ouderen, personen met een lage sociaal-economische status en allochtonen.

In de nota ‘Langer gezond leven’ tenslotte, worden nog maar drie doelgroepen onder- scheiden: jongeren, ouderen en groepen met een lage opleiding. Allochtonen worden niet meer als aparte doelgroep voor preventie benoemd. Kwetsbare allochtonen vallen grotendeels binnen de onderscheiden doelgroepen. De overheid kiest voor specifieke beleidsterreinen binnen het preventiebeleid (zoals voeding, roken, alcohol) en steeds minder voor specifieke doelgroepen. Dit sluit aan bij de verbreding van het op gezond- heidsbevordering en ziektepreventie gerichte voedingsbeleid van de overheid tot een meer algemeen beleid gericht op het bevorderen van een gezonde voeding en leefstijl.

De overheid richt zich met het voedingsbeleid ook op de voedselproducenten. Naast het stimuleren van een gezonde voedselkeuze en voedingsgewoonte bij de consu- ment, zijn de inspanningen van VWS door de jaren heen steeds meer gericht op het voedselaanbod. Producenten worden gestimuleerd om hun producten ‘gezonder’ te maken en om bij te dragen aan het makkelijker maken van een gezonde keuze door consumenten. Zo werden in het kader van de ‘Let op vet’ campagne (zie ook tekst-

blok 3.2) de producenten gestimuleerd de vetsamenstelling van hun producten aan te

passen. In de nota ‘Langer gezond leven’ wordt vermeld dat in het kader van overge- wicht het voornemen bestaat om in het Regulier Overleg Warenwet (ROW)3afspraken

te maken over bijvoorbeeld aanpassing van de productsamenstelling, portiegrootte, inhoud van snoep- en frisdrankautomaten, productinformatie en reclame. Er is inmid- dels een nieuwe naam voor dit overleg, namelijk Regulier Overleg Overgewicht (ROO). Dit overleg vindt afzonderlijk van het ROW plaats, maar wel met dezelfde deelnemers.

Rolopvatting: bevorderen keuzevrijheid consument, eigen verantwoordelijkheid

In de eerste voedingsnota (1983) wordt uitgebreid ingegaan op de rol van de over- heid. Opgemerkt wordt dat de invloed van de overheid bij het bevorderen van goede voedingsgewoonten een andere is dan bij de zorg voor veilig voedsel. Het past de overheid ‘in een samenleving met het karakter en de tradities als de onze om terug- houdendheid te betrachten waar het gaat om het ingrijpen in de persoonlijke levens- sfeer’. De effectiviteit van het overheidsbeleid gericht op gezonde voeding is dan ook

3 ONS ETEN GEMETEN

3 Het Regulier Overleg Warenwet is een discussieplatform van vertegenwoordigers van industrie, handel en

consumenten. Ook de overheid, de toezichthouder en het Voedingscentrum zijn erin vertegenwoordigd. De overheid legt het ROW van oudsher conceptregelgeving in het kader van de Warenwet en de EU voor.

niet zozeer gelegen in regulering, als wel in het bevorderen van een samenhangend stelsel van elkaar ondersteunende activiteiten waardoor de consument in staat wordt gesteld een goede voeding samen te stellen. Geconstateerd wordt dat de activiteit en strategie van de overheid zich in algemene zin zou moeten richten op: het vergroten van de kennis over voedingsaspecten, een regelmatig en gericht gebruik van massa- media voor voedingsvoorlichting en dat bij die voorlichting moet worden ingespeeld op heersende modetrends (slankheid en meer natuurlijk gedrag) en dat negatieve connotaties moeten worden weggenomen (zoals gezond voedsel is minder lekker en moeilijker te bereiden).

In de nota ‘Nederland: Goed gevoed?’ (1998) wordt gesteld dat verdere gezondheids- winst te behalen valt door het beleid vooral te richten op verbetering van de voe- dingsgewoonten en van het productaanbod. Wat betreft de verbetering van voedings- gewoonten wordt de eigen verantwoordelijkheid van de burger benadrukt. Dit past in de meer integrale benadering in de preventiestrategie van de laatste jaren, waarbij het accent is komen te liggen op het bewustmaken van mogelijkheden om de eigen gezondheid te bevorderen en te behouden. De rijksoverheid ziet voor zichzelf een rol als initiator, waar nodig regisseur en bewaker van het proces van het op ziektepreven- tie en gezondheidsbevordering gerichte voedingsbeleid.

In de nota ‘Langer gezond leven’ (2003) wordt gesteld dat voor een gezonde leefstijl, c.q. gezonde voeding, de burger eerstverantwoordelijke is en dat de burger meer nadrukkelijk op de schadelijke gevolgen van ongezond gedrag zal worden gewezen. Het kabinet wil niet in de eigen keuzes treden, maar acht het wel haar taak om te sig- naleren, te informeren, gevolgen van keuzes helder te maken en de beschikbaarheid van ‘gezonde’ producten te bevorderen. Als één van de uitgangspunten voor de aan- pak van het kabinet geldt expliciet: de gezonde keuze moet de gemakkelijkste keuze worden. Het kabinet zal hiertoe ook gemeenten, bedrijven, producenten, scholen, zorgaanbieders en -verzekeraars aanspreken op hun verantwoordelijkheid voor de gezondheid van burgers. Het bedrijfsleven wordt bijvoorbeeld meer aangesproken op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid. Het kabinet stimuleert hierbij zelfregulering en komt als dat niet werkt met passende regelgeving.

Samenvattend kan worden gesteld dat de overheid zich van meet af aan ten doel heeft gesteld een gezonde(re) keuze bij de consument te bewerkstelligen. Dit algeme- ne doel is in de loop der tijd meer gespecificeerd en gekwantificeerd. De overheid heeft zich hierbij zowel gericht op de consument - de algemene bevolking en ook kwetsbare groepen - als op de producent. Ten aanzien van het bevorderen van gezon- de voedingsgewoonten heeft zij zich steeds terughoudend opgesteld. Vanuit het besef dat de consument in vrijheid een keuze moet kunnen maken uit het assortiment aan voedingsmiddelen zag en ziet de rijksoverheid voor zichzelf vooral een voorwaarden- scheppende, informerende en stimulerende rol weggelegd. Zij wil de consument als het ware verleiden tot een gezonde keuze en kiest er steeds nadrukkelijker voor dit samen met andere betrokkenen te doen. Dat het uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de consument is om de gezonde keuze te maken, wordt steeds meer benadrukt.

3.3

Inzet instrumenten en maatregelen

Zoals in de vorige paragraaf is beschreven, bestaat de rol van de overheid inzake gezonde voeding vooral uit informeren, stimuleren en voorwaarden scheppen. Wat dit concreet in termen van beleidsinstrumenten en beleidsmaatregelen betekent, komt in deze paragraaf aan de orde. Voor de typering van de maatregelen wordt de indeling van Van der Doelen (1993) gehanteerd. Hij onderscheidt zes beleidsinstru- menten (zie tabel 3.2) die getypeerd kunnen worden als stimulerend of repressief.

Voorlichting: van etikettering tot publiekscampagnes

Vooral voorlichting is door de overheid veelvuldig ingezet ter bevordering van een gezonde voeding. De consument moet immers over voldoende en betrouwbare infor- matie beschikken om een gezonde keuze te kúnnen maken. Via de verpakking van en de etiketten op producten wordt de consument geïnformeerd over de samenstelling en de voedingswaarde van de producten.

De overheid heeft het Voedingscentrum aangewezen als het gezondheidsbevorde- rend instituut (GBI) voor voeding, met als hoofdtaak het informeren van consumenten over gezonde voeding. Activiteiten van het Voedingscentrum op dit gebied variëren van het verstrekken van informatie via de website of de digitale nieuwsbrief, het tele- fonisch beantwoorden van vragen van consumenten, het maken en verspreiden van voorlichtingsmateriaal, het verstrekken van informatie over diëten die geschikt zijn voor bepaalde patiënten en over geschikte merkartikelen bij voedselovergevoeligheid tot het uitvoeren van projecten4en campagnes. Via (meerjarige) publiekscampagnes

(zie tekstblok 3.2) wordt de consument bijvoorbeeld geïnformeerd over het belang van gezonde voeding.

Subsidies: voor interventies, onderzoek, schoolmelk en schoolgroente en -fruit

Daarnaast is ook veelvuldig gebruik gemaakt van het economische instrument subsi- die. Dit is voornamelijk ingezet ter financiering van preventie activiteiten (interven- ties) of onderzoek door derden. De subsidies worden rechtstreeks of vooral via inter- mediairs als ZonMw en het Fonds Openbare Gezondheidszorg verstrekt. Daarnaast wordt structurele subsidie verstrekt aan het Voedingscentrum (zie boven). Het subsi- diëren van voedingsmiddelen ter bevordering van een gezonde keuze is door de

3 ONS ETEN GEMETEN

Tabel 3.2: Beleidsinstrumenten volgens de indeling van Van der Doelen (1993).

Stimulerend Repressief

Communicatief Voorlichting Propaganda

Economisch Subsidie Heffing

Juridisch Overeenkomst Gebod, verbod

4 In 2003 liepen projecten over het bevorderen van borstvoeding, de schoolkantine, dieettrouw en het

bevorderen van gezonde voeding bij mensen met een lage sociaal-economische status.

Nederlandse overheid slechts beperkt toegepast. Er is sprake van gesubsidieerde schoolmelkverstrekking5en sinds januari 2003 is er, in het kader van de campagne

‘schoolgruiten’6, op honderden basisscholen in ons land sprake van (tijdelijk) gesubsi-

dieerde groente- en fruitverstrekking.

Overeenkomsten: nadruk op afspraken met bedrijfsleven, maar zo nodig wetgeving

De overheid is zeer terughoudend met de inzet van het juridisch instrument. De over- heid stimuleert zelfregulering door industrie en handel en tracht ‘verantwoord gedrag’ zo weinig mogelijk wettelijk af te dwingen. In de nota ‘Langer gezond leven’ wordt aangegeven dat de overheid voornemens is meer met overeenkomsten (conve- nanten) te gaan werken. Zo wordt er in het kader van het actieplan overgewicht naar een convenant met het bedrijfsleven gestreefd, waarin afspraken met handel en industrie zullen worden gemaakt over reclame, portiegrootte, productsamenstelling en dergelijke.

Er zijn echter ook voorbeelden van wet- en regelgeving, zoals Warenwetbesluiten voor zuigelingenvoeding en dieetvoeding en voor voedingswaardendeclaratie (etiket- tering) en een Warenwetregeling voor toevoeging van essentiële voedingsstoffen aan

ONS ETEN GEMETEN 3

5 De subsidie is inmiddels niet meer afkomstig van de Nederlandse overheid maar van de EU. De

omvang van de schoolmelkverstrekking is in de loop der jaren verminderd; het aantal basisscholen dat deze melk verstrekt is afgenomen en er is nog slechts één zuivelbedrijf dat de melk aan de scho- len levert.

6 Met deze campagne krijgen in totaal 70.000 basisscholieren gedurende twee jaar twee keer per

week op school gratis een stuk fruit of groente verstrekt. De campagne moet er toe leiden dat kin- deren groenten en fruit gaan zien als lekker, gezond en ‘cool’ en de gezonde snack tot hun dagelijk- se schoolroutine maken (zie www.voedingscentrum.nl).

Tekstblok 3.2: Publiekscampagnes door het Voedingscentrum.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN