• No results found

Realistisch te behalen gezondheidswinst: het middenscenario

2 HOE GEZOND ETEN WE ?

Tekstblok 2.5: Beknopte uitleg van de drie gevolgde berekeningswijzen voor gezondheidsverlies (zie ook bijlage 12).

2.4.2 Realistisch te behalen gezondheidswinst: het middenscenario

Uit bovenstaande blijkt dat er momenteel veel gezondheidsverlies optreedt door een ongunstige voedingssamenstelling en overgewicht in de Nederlandse bevolking. In theorie is dit verlies tevens de winst die behaald kan worden door interventies op de vijf voedingsfactoren en overgewicht (het ‘maximale scenario’). Echter, de ervaring leert dat het onrealistisch is om te verwachten dat binnen afzienbare tijd iedereen aan de aanbeveling voldoet, ook als er intensief op geïnvesteerd wordt. Daarom is middels een ‘realistisch’ scenario (middenscenario) de gezondheidswinst uitgerekend van voe- dingsinterventies waarvan in ieder geval op kleinere schaal is gebleken dat ze haal- baar zijn.

2 ONS ETEN GEMETEN

Tabel 2.7: Berekend effect in DALY’s per jaar voor personen van 20 jaar en ouder en effect op de levensver- wachting en ziektevrije levensverwachting voor 40-jarigen, onder het maximale en het middenscenario.

Factor DALY’s Levensverwachting Levensverwachting

Totaal ziektevrij

Scenario Maximale Midden Maximale Midden Maximale Midden

Verzadigd vet 25.000 10.000 0,1 <0,1 <0,1 <0,1 Transvetzuren 32.000 22.000 0,1 0,1 0,1 <0,1 Vis 82.000 46.000 0,3 0,2 0,2 0,1 Fruit 95.000 38.000 0,5 0,2 0,3 0,1 Groente 47.000 21.000 0,3 0,1 0,1 0,1 Vijf voedings- 246.000 128.000 1,2 0,6 0,6 0,3 factoren tezamen BMI 215.600 56.000 0,8 0,3 0,4 0,2

Tabel 2.7 geeft enkele kerncijfers en in figuur 2.7 zijn de resultaten, voor de aantallen

nieuwe ziektegevallen, rechtstreeks vergeleken met het maximale scenario. Zoals te zien is in figuur 2.7 zijn de getallen voor de voedingsfactoren in het middenscenario circa 1,5-2,5 maal kleiner dan de overeenkomstige uitkomsten voor het maximale sce- nario. Voor overgewicht is deze reductie ten opzichte van het maximale scenario meer dan een factor 4. Voor de sterfte zijn de reducties vergelijkbaar (zie voor deze en hierna genoemde getallen de tabellen in bijlage 12). Voor hart- en vaatziekten is de toewijsbare winst door alle voedingsfactoren in het middenscenario 13-14% (maxima- le scenario circa 25%), waarvan 5-6% alleen door visconsumptie. De winst voor diabetes door de BMI-interventie zakt van circa 50% in het maximale scenario naar circa 11%. De bijdragen aan de totale sterfte komen daarmee van rond 10% en 5% in het maxima- le scenario voor voeding respectievelijk overgewicht op 5% en 1% in het middenscena- rio. Daarmee lijkt het gezondheidsverlies voor de huidige prevalentie van overge- wicht moeilijker ‘terug te winnen’ dan voor de voedingsfactoren.

Overgewicht is bovendien een apart geval omdat in de praktijk een toename wordt verwacht en het beleid naar stabilisatie streeft. Het is echter te verwachten dat de gezondheidswinst van het hier berekende realistische BMI-scenario (gewichtsvermin- dering met 1 eenheid BMI, ca. 3 kg) ten opzichte van een gelijkblijvend gewicht (ons referentiescenario) ongeveer gelijk zal zijn aan de gezondheidswinst van een gelijk- blijvend gewicht ten opzichte van een stijging van de BMI met 1 eenheid.

Voor de cumulatieve berekeningen over 20 jaar gelden globaal dezelfde reducties van de effecten ten opzichte van het maximale scenario. Terwijl onder het maximale sce-

ONS ETEN GEMETEN 2

Figuur 2.7: Berekende gezondheidswinst voor vijf voedingsfactoren en overgewicht, als nieuwe ziektegevallen (incidentie) direct toewijsbaar op 1-jaarsbasis: het maximale scenario (iedereen vol- doet aan de aanbevelingen) vergeleken met het middenscenario (haalbaar geachte interventies).

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 incidentie x 1.000

max= maximale scenario; mid = middenscenario

Diabetes HVZ Kanker

verzadigde vetzuren

trans- vetzuren

vis fruit groente vijf

voedings- factoren tezamen

over- gewicht

nario de bijdrage aan de sterfte voor de vijf voedingsfactoren tezamen en voor BMI circa 5% respectievelijk 3% bedroeg, komt dit voor het middenscenario uit op circa 2% en minder dan 1%. Toch is in de 20-jaars berekening nog sprake van een 14% reductie in de incidentie van diabetes en 3% reductie in hart- en vaatziekten (ieder bijna 140.000) gevallen (zie voor deze en andere cijfers de tabellen in bijlage 12).

Ook het effect op de levensverwachting is in dit middenscenario gehalveerd tot 0,6 jaar voor de voedingssamenstelling (5 factoren tezamen) en 0,3 jaar voor BMI, waarvan de helft ziektevrij.

In deze middenscenario’s is geen rekening gehouden met de huidige trends. Zoals gezegd zijn deze gunstig voor verzadigde vetzuren, transvetzuren en visconsumptie, maar ongunstig voor consumptie van groente en fruit en voor overgewicht. Als deze trends zouden doorzetten, zouden we grofweg kunnen aannemen dat de berekende winst voor gunstige trends gehaald wordt (opbrengst 0,3 jaar extra levensverwach- ting, zie tabel 2.7) maar voor de ongunstige trends juist de andere kant op werkt (ver- lies 0,3 jaar voor groente en fruit, en 0,3 jaar voor overgewicht, slechts deels optel- baar). In dat geval zou dus bij gelijkblijven van andere factoren de levensverwachting gaan dalen.

In een recente studie zijn voor overgewicht op geleide van de beleidsdoelstellingen andere scenariokeuzes gemaakt dan in dit rapport (Bemelmans et al., 2004). Voor zover de resultaten rechtstreeks vergelijkbaar zijn geven ze een consistent beeld.

Conclusie: realistische winst met voedings- en gewichtsinterventies

Dit alles overziend stellen we dat er een grote winst in ziektelast kan worden behaald met realistisch geachte interventies in voeding (jaarlijks ruim 20.000 minder gevallen van hart- en vaatziekten) en lichaamsgewicht (jaarlijks bijna 5.000 minder gevallen van diabetes en 4.000 minder gevallen van hart- en vaatziekten). Over een lange ter- mijn gezien resulteert dit in een beperkte winst in mortaliteit en levensverwachting, door het optreden van vervangende sterfte. Van de vijf voedingsinterventies hebben die op het gebied van vis en fruit het grootste effect. Met de realistisch geachte inter- venties op het gebied van voeding kan dus circa de helft van het door een ongunstige voedingssamenstelling optredend gezondheidsverlies (paragraaf 4.2.1) weer worden ‘teruggewonnen’. Voor de geformuleerde BMI-interventie is dit slechts ongeveer een kwart. Op grond van de hier gekozen uitgangspunten lijkt dus overgewicht een hard- nekkiger probleem dan een suboptimale voedselkeuze.

2 ONS ETEN GEMETEN

2.5

Beïnvloedbaarheid van de voeding

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN