• No results found

Monitoring/surveilance van zoönoseverwekkers bij landbouwhuisdieren In 1997 is door het RIVM in opdracht van en in

4 HOE VEILIG IS ONS VOEDSEL ?

Tekstblok 4.7: Monitoring/surveilance van zoönoseverwekkers bij landbouwhuisdieren In 1997 is door het RIVM in opdracht van en in

samenwerking met de VWA/KvW een programma geïmplementeerd voor de monitoring van trends in het vóórkomen van zoönoseverwekkers bij landbouwhuisdieren. In de periode 1997-2002 zijn jaarlijks circa 800 koppels leghennen, vleeskui- kens, vleesvarkens, melkkoeien en vleeskalveren onderzocht op de aanwezigheid van Salmonella spp., Campylobacter spp. en/of verocytotoxine producerende E. coli O157. Resultaten van 1998 tot en met 2002 zijn gerapporteerd (Bouwknegt et al., 2003, 2004) en die lieten zien dat:

De geschatte Salmonella-prevalentie bij zowel leghennen als vleeskuikens nam significant af van 20% tot iets meer dan 10%. Bij vleesvarkens is Salmonella de laatste jaren aangetoond in circa 30% van de koppels. Prevalenties bij melk- koeien en vleeskalveren lagen in de onderzoeks- periode onder de 10%. S. enteritidis (een serotype dat via eieren kan worden overgedragen) was het meest vóórkomende serotype bij leghennen. Bij vleeskuikens kwam vanaf 2000 S. paratyphi B var. Java opzetten tot 33% van de positieve koppels in 2002. Dit type veroorzaakt bij de mens relatief weinig ziektegevallen maar bezit een meervoudi- ge resistentie tegen antibiotica (m.n. flumequine en ciprofloxacin). Bij vleesvarkens domineerde

S. typhimurium, met een toenemende rol voor het

multiresistente faagtype DT104 in de onderzoeks- periode.

De Campylobacter-prevalentie bij vleeskuikens fluctueerde tussen de 15 en 30%. De geschatte prevalentie van E. coli O157 in melkkoeien nam in de periode 2000-2002 toe van 8% tot 14%. Tevens is in de onderzoeksperiode een toename gemeten van de prevalentie van E. coli O157 bij vleeskalve- ren. Dit is mogelijk veroorzaakt door een dispro- portioneel hoog aantal koppels rosé-kalveren in de steekproef. Aangezien rosé-kalveren zijn geassocieerd met een verhoogd risico voor E.

coli O157-infectie, zou de huidige verschuiving in

de consumptie van wit naar rosé kalfsvlees kun- nen resulteren in een toename van het infectie- risico voor de mens.

Daarnaast wordt door het RIVM projectmatig onderzoek uitgevoerd naar andere ziekteverwek- kers, zoals virussen (rota-, noro- en hepatitis-A virus) en protozoa. Gedetailleerde informatie over zoönoseverwekkers in Nederland kan worden gevonden in de jaarlijkse verplichte rapportage aan de Europese Commissie in het kader van de EU Zoönoserichtlijn (Anonymous, 1992, Van Pelt & Valkenburgh, 2002).

gen over deze import- en exportstromen, en nog moeilijker om informatie te krijgen over het vóórkomen van ziekteverwekkers op geïmporteerde producten (zie ook

hoofdstuk 7, tekstblok 7.2). Hierdoor is het doen van uitspraken over gezondheidsrisi-

co’s voor de Nederlandse consument erg moeilijk.

Bestrijding van besmetting in de primaire productie heeft altijd de voorkeur, maar kan op inhoudelijke of praktische problemen stuiten. Daarom kan het aanbeveling verdie- nen op korte termijn aanvullende maatregelen, verderop in de keten te nemen. Dit neemt niet weg dat het streven naar bestrijding bij de bron gehandhaafd dient te blijven.

Verwerking

Verwerking van primaire producten tot levensmiddelen die worden vermarkt (slach- ten, procesindustrie etc.) biedt mogelijkheden tot vergaande reductie van ziektever- wekkers in het uiteindelijke consumentenproduct. Een klassiek voorbeeld is de pas- teurisatie van melk, waarmee een scala van ziekteverwekkers effectief bestreden wordt (met name Mycobacterium bovis, STEC O157, Campylobacter). In combinatie met uitgebreide hygiënecodes (GHP, GMP en HACCP) vormt de bewerking een effec- tieve barrière. In de laatste jaren wordt steeds vaker het decontamineren van bepaal- de soorten vlees bepleit als een effectieve interventie. Te denken valt aan decontami- natie van kuikenvlees en van rundvlees, bestemd voor productie van rauwe of halfverhitte producten als biefstuk tartaar en hamburgers. De meeste decontamina- tiemethoden leiden niet tot een volledige afwezigheid maar wel tot een behoorlijke reductie van de aantallen pathogenen op vlees. Daarmee kan een aanzienlijke verla- ging van het gezondheidsrisico worden bereikt.

Voor de volksgezondheid zijn met name ook de minimaal bereide, koelverse produc- ten een punt van aandacht. Vooral sporenvormende bacteriën (b.v. Bacillus cereus) kunnen in deze producten overleven en uitgroeien. Ook nabesmetting van deze pro- ducten (b.v. met Listeria monocytogenes) kan tot problemen leiden. Veranderingen in conserveringsmethoden, verpakkingsmaterialen etc. vragen eveneens voortdurend aanpassing van de bewakingsprogramma’s. Monitoring van de effectiviteit van maat- regelen bij de verwerking vindt meestal plaats aan de hand van algemene hygiëne indicatoren zoals het totaal aantal kweekbare bacteriën of specifieke groepen als Ente-

robacteriaceae. Er zijn dientengevolge veel gegevens beschikbaar over deze indicato-

ren, maar er is slechts weinig directe informatie over het voorkomen van ziektever- wekkers. Ter illustratie: in het jaar 1999 werden door de VWA/KvW 187.000 microbiologische analyses uitgevoerd. Daarvan waren er 102.000 (55%) gericht op niet pathogene bacteriën (indicatoren voor hygiëne en procesbeheersing), 60.000 (32%) op toxinevormende bacteriën en 25.000 (13%) op infectieuze pathogenen, waarvan 9.000

Listeria monocytogenes. Vergelijking met tabel 4.4 leert dat het onderzoek van de

VWA/KvW dus vooral is gericht op het constateren van normoverschrijdingen. Het ontbreken van normen voor de meest belangrijke infectieuze pathogenen in onbe- werkte, rauwe eet- of drinkwaren is indirect een oorzaak voor het ontbreken van gegevens over hun voorkomen. Gerichte surveillance programma’s dienen dit manco op te vullen (zie ook tekstblok 4.8).

4 ONS ETEN GEMETEN

Distributie

Bij distributie van levensmiddelen is vooral het handhaven van algemene hygiëne richtlijnen inclusief het handhaven van een effectieve koele keten van groot belang. Ook hier geldt dat veel onderzoek, zowel door bedrijven als door de overheid, gericht is op controle van hygiëne indicatoren. Daarnaast vinden gerichte onderzoeken plaats naar het voorkomen van specifieke pathogenen. De VWA/KvW voert al een aantal jaren een surveillance programma uit om vast te stellen welke ziekteverwekkers in welke soorten levensmiddelen vóórkomen en in welke mate. Sinds 1999 is het vóórko- men van een aantal bekende ziekteverwekkers in diverse soorten levensmiddelen sys- tematisch in kaart gebracht. Tot nu toe is van een aanzienlijk aantal productgroepen, zowel dierlijke als plantaardige en samengestelde producten, de besmetting met ziek- teverwekkers geïnventariseerd (voor een uitgebreid overzicht zie Ware(n)chemicus, 2000). Een voorbeeld van een langlopend programma is de zogenaamde kipmonito- ring (zie tekstblok 4.8)

Blootstelling van de consument

De consument (of meer algemeen iedereen die zich beroepsmatig of privé bezig houdt met aankoop, bewaren en bereiding van levensmiddelen) vormt een belangrijke laat- ste schakel in de keten. Keuze van veilig voedsel is met name voor risicogroepen van belang (b.v. preventie van listeriose en toxoplasmose bij zwangere vrouwen door het vermijden van rauw vlees, zachte kaas, gerookte vis en lang bewaarde verse produc- ten). De consument kan veel problemen voorkómen door het voedsel op een adequate wijze te bereiden en bewaren. Veel levensmiddelen worden voor consumptie verhit, waarbij vrijwel alle ziekteverwekkers tot verwaarloosbare aantallen worden geredu- ceerd. Dit effect kan echter weer teniet worden gedaan als er onvoldoende maatrege- len worden genomen om kruisbesmetting van rauwe ingrediënten naar consumptie- gereed voedsel te voorkomen (b.v. Campylobacter), of als de bereider van het voedsel zelf ziekteverwekkende organismen uitscheidt en daarmee het voedsel be-smet (b.v. norovirussen). Recent onderzoek (Griffiths et al., 1998; Clayton et al., 2002; EFFI, 2002; Redmond & Griffiths, 2003) heeft duidelijk gemaakt dat, ondanks voldoende kennis,

ONS ETEN GEMETEN 4

Tekstblok 4.8: Monitoring van kipproducten in de detailhandel door de VWA/KvW.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN