• No results found

Toekomstige ontwikkelingen in het voedselaanbod en voedingsgedrag die bepalen of het voed sel veiliger of onveiliger wordt.

a. Het gezondheidsverlies door ongezonde voeding is vele malen groter dan het gezondheidsverlies door onveilig voedsel

Alleen al vergeleken met het gezondheidsverlies door een ongunstige voedingssa- menstelling (245.000 DALY’s), dus los van overgewicht, is het geschatte jaarlijkse ver- lies door microbiologische voedselinfecties met bekende verwekkers (1.000-4.000 DALY’s) en chemische voedselbestanddelen (1.500-2.000 DALY’s) beperkt. Het gezond- heidsverlies door een ongunstige voedingssamenstelling is dus circa 40-100 keer zo groot als het gezondheidsverlies door onveilig voedsel. Ook door overgewicht wordt jaarlijks veel meer gezondheidsverlies (215.000 DALY’s) geleden dan door onveilig voedsel.

b. De gezondheidswinst door het eten van meer groente en fruit, volle graan- producten, en vis, en het geven van borstvoeding is vele malen groter dan de gezondheidsrisico’s die er ook aan verbonden zijn

Binnen één voedingsmiddel of groep van voedingsmiddelen kan zowel sprake zijn van gunstige als ongunstige effecten voor de gezondheid. Dit kan voor de consument verwarrend zijn. Dat geldt des te meer als het officiële gezonde voedingsadviezen betreft zoals het eten van meer vis of groente, terwijl daar ook verontreinigingen in kunnen voorkomen. De balans tussen gezond en veilig is daarom opgemaakt voor vier groepen van gewone voedingsmiddelen waarvoor specifieke aanbevelingen gelden: • Groente en fruit: bladgroenten kunnen relatief veel nitraat bevatten en op rauwe

groenten en fruit kunnen pathogene micro-organismen voorkomen. Daarnaast kunnen ze fytotoxinen bevatten.

• Vis kan dioxinen of PCBs bevatten.

• Volkoren graanproducten (belangrijke bron van voedingsvezel) kunnen verontrei- nigd zijn met mycotoxinen afkomstig van schimmelgroei.

• Borstvoeding kan dioxinen en PCBs bevatten, en het humaan immunodeficiëntie virus (HIV) overdragen als de moeder HIV-positief is.

De gezondheidswinst bij consumptie volgens de geldende voedingsadviezen (maxi- male scenario) varieert van circa 1.000-2.400 (borstvoeding) tot bijna 100.000 DALY’s (vis, fruit). Hierbij vergeleken zijn de risico’s door bekende verontreinigingen, als ze al kwantificeerbaar zijn, meestal een factor 100 lager of in een enkel geval zelfs ver- waarloosbaar.

Dit betekent niet dat er aan die verontreinigingen geen aandacht meer hoeft te wor- den besteed. Integendeel, het onderstreept juist het succes van het systeem van norm- stelling en controle dat de afgelopen decennia is opgebouwd, en de noodzaak dit sys- teem alert te blijven aanpassen aan nieuwe wetenschappelijke inzichten en ontwikkelingen in het voedselaanbod en de voedselconsumptie.

c. Gezondheidsclaims van ‘functionele voedingsmiddelen’ zijn vaak niet bewezen en er is soms een gevaar voor overconsumptie van de bio-actieve ingrediënt

De aanbevolen gewone dagelijkse voeding voorziet in het algemeen in alle benodigde voedingsstoffen. In aanvulling op de gewone voeding zijn de laatste jaren producten in opkomst waaraan de voedingsindustrie gezondheidsclaims verbindt: de zogenaam- de specifieke gezondheidsbevorderende voedingsmiddelen (SGV’s) en ‘voedingssup- plementen’ (zie hoofdstuk 6). Het onderzoek naar bewezen positieve en negatieve gezondheidseffecten van deze middelen staat echter pas aan het begin. Doordat de wetgeving vooralsnog ontoereikend is en dit veld zich snel ontwikkelt, kunnen consu- menten door middel van onterechte gezondheidsclaims gemakkelijk misleid worden.

Voor de overgrote meerderheid van op de markt verschenen SGV’s en voedingssup- plementen is er onvoldoende onderbouwing voor de aanwezigheid van gunstige gezondheidseffecten aan de ene kant èn de afwezigheid van gezondheidsrisico’s aan de andere kant. Er is dus (nog) geen zinvolle afweging mogelijk van het nut voor de volksgezondheid. Slechts voor enkele voedingssupplementen kan op dit moment een duidelijke uitspraak gedaan worden, met name voor foliumzuur en vitamine B6. • Voor voedingssupplementen die foliumzuur bevatten is afdoende aangetoond dat

ze, bij gebruik door vrouwen met een zwangerschapswens, in het begin van de zwangerschap de kans op aangeboren afwijkingen bij het kind kunnen voorkómen en dat gezondheidsrisico’s afwezig zijn.

• Bij vitamine B6 bestaat een gerede kans op overdosering (met bijbehorend gezond- heidsrisico), terwijl er geen aantoonbare gezondheidsvoordelen van suppletie tegenover staan. Circa 16% van de supplementen met vitamine B6 die op de markt zijn, bevatten een dosis per eenheid die (ver) boven de veilige bovengrens ligt. Daar staat tegenover dat onze gewone voeding voldoende vitamine B6 bevat en dat er geen groepen mensen met tekorten bekend zijn.

De doseringen van vitamines en mineralen zijn in veel verrijkte voedingsmiddelen relatief gering. Vaak is de dosering vergelijkbaar met de hoeveelheid die in de gewo- ne dagelijkse voeding aanwezig behoort te zijn (de aanbevolen hoeveelheid of ADH). In het algemeen bestaan ook voor de meeste vitamines en mineralen in de bestaande voedingssupplementen geen indicaties voor gezondheidsrisico’s bij de aanbevolen dosering. De gevaren voor overdosering concentreren zich wat vitamines en minera- len betreft op dit moment desalniettemin vooral op de voedingssupplementen, omdat de concentraties hierin duidelijk hoger liggen dan in de verrijkte voedingsmiddelen. Er ontbreken echter gegevens over het gebruik door de consument van vitamine- en mineralensupplementen met hoge doseringen, en ook over de trends in het gebruik van supplementen in het algemeen, sinds de laatste uitgebreide voedselconsumptie- peiling (VCP) van 1998.

d. Consument weegt risico’s vaak anders dan de wetenschap

Ondanks de veel grotere ziektelast door ongezonde voeding dan door onveilig voedsel maakt de consument vaak een andere afweging. Hij is meestal gewend om de risico’s

die buiten de eigen invloedssfeer liggen zwaarder te wegen dan de gezondheidsrisi- co’s ten gevolge van de eigen voedselkeuze en het eigen voedingspatroon. De onvei- ligheid van voedsel wordt dan ook vaak als ernstiger ervaren (perceptie) en leidt tot meer maatschappelijke onrust dan de ongezonde aspecten van een voeding die niet voldoet aan de richtlijnen. Voor de overheid en producent is het zaak dit serieus te nemen en de onderliggende mechanismen beter te onderkennen. Dit is niet alleen nodig voor een adequate risicocommunicatie met het publiek, maar ook voor het behoud van het consumentenvertrouwen.

3 Betekenis van de bevindingen

a. Waar liggen de prioriteiten ?

Prioriteiten voor beleid worden bepaald door meerdere factoren zoals de potentieel te behalen gezondheidswinst, huidige trends en toekomstverwachtingen, haalbaarheid van interventies, afweging tussen maatregelen gericht op gezonde voeding dan wel op veilig voedsel, kosten van maatregelen etc. Aan de hand van het voorgaande, maar zon- der meewegen van aspecten als de kosten van interventies, kunnen drie belangrijke pri- oriteiten op het gebied van gezonde voeding en veilig voedsel worden geïdentificeerd.

Prioriteit 1: Bevorderen van een gezonde voeding, met als twee

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN