• No results found

Persoonlijkheid, poëtica en de taak van de schrijver

4.11 Het verlies van Elena

Om grip te krijgen op dit vreemde verhaal, is het een interessant gedachte-experiment om je af te vragen wat er in werkelijkheid met Teuchert is gebeurd. Bij een surrealis-tisch verhaal als ‘Glas’, verteld vanuit het perspectief van een fictioneel hoofdpersonage dat bovendien in allerlei opzichten de trekken van een fantast vertoont, blijft het ui-teraard speculeren. Onder dit voorbehoud zou ik vanuit een psychologisch perspectief het volgende scenario willen verdedigen. Teuchert is wel degelijk als fascist opgegroeid in een fascistisch universum, en nam deel aan de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog werd hij met andere fascisten gevangengezet in een gesticht. Ondertussen werd de fas-cistische orde die hem vormde, verbannen naar de marges van de symbolische realiteit waarin het centrum door de democratie werd overgenomen. Omdat Teuchert zelf ook niets meer wil of kan weten van zijn fascistische identiteit, terwijl de vijandige buiten-wereld hem geen andere symbolische identiteit gunt, valt hij terug op een imaginaire houding waarmee hij zijn symbolische afhankelijkheid volledig ontkent. Gebruikma-kend van allerlei elementen uit de omgeving – zoals doktoren, zusters, een gesticht en een geestelijke – bouwt hij een alternatieve spiegelrealiteit op, een privéspel waarmee hij in de waan kan blijven dat hij de ‘doorslaggevende betekenis’ kan bepalen. Dat hij Elena heeft, vormt de bevestiging dat hij over dat genot beschikt. Dat die voorstelling moeilijk vol te houden is, omdat de wereld hem voortdurend tegenspreekt, maakt dat hij genoodzaakt is om een paranoïde spel van misleiding in het leven te roepen. Ele-na ontglipt hem voortdurend, maar dat, houdt hij zichzelf voor, is onderdeel van het spel dat hij doorziet. Toch blijkt ook die voorstelling op den duur onhoudbaar in de nieuwe werkelijkheid. Steeds weer opnieuw geeft men hem te kennen geeft dat hij niet degene is die beschikt over de betekenis van de wereld, en dat hij allereerst zijn

fascistische identiteit op zich moet nemen en schuld moet bekennen om toegelaten te worden tot de nieuwe symbolische realiteit. En dat is precies wat nog een keer ge-beurt, wanneer hij moegestreden wakker wordt in een ziekenhuisbed en wordt toe-gesproken door de geestelijke:

Zij [Elena] is weg en het zou niet goed voor je wezen te weten waar zij gebleven is. Zij was een stuk van je verleden, ja, datzelfde verleden (hij stond op en strekte zijn vinger dreigend naar mij uit) van datzelfde verleden, dat jij altijd vergeet! Jij vergeet dat je tweehonderd joden levend hebt verbrand, om een middel tegen brandwonden te vinden! Je vergeet dat jijzelf een der vurigste aanhangers van de Führer bent geweest! Maar wij weten het en wij hebben het nooit vergeten!136

[…] ‘Neem je in acht […] vergeet het niet weer en vergeet vooral niet dat wij het weten. Dat kan niets te betekenen hebben, maar, als het erop aan komt … misschien … toch wel weer iets.’137

De geestelijke functioneert als een symbolische autoriteit die hem klip en klaar te ken-nen geeft: het mag zo zijn dat het symbolische geheugen ‘niets te betekeken-nen’ heeft daar het een potpourri van virtuele herinneringen behelst, maar het symbolische is ‘toch wel weer iets’, want het vormt de identiteit, het geweten, introduceert spelregels die samenleven mogelijk maken, en verhindert dat men blijft hangen in een destructieve spiegelhouding. Eindelijk accepteert Teuchert dat het ‘zo ver niet had mogen gaan.’138

En die Bejahung van het symbolische gaat gepaard met een fantasmatische scène waar-in wordt bevestigd dat hij zijn imagwaar-inaire voorstellwaar-ing verliest, de voorstellwaar-ing namelijk dat hij samenvalt met de betekenis (gesymboliseerd door Elena).

De geestelijke vertelt dat Elena zich in de Spaanse stad Sevilla bevindt, en brengt Teuchert tot aan de Zwitserse grens. Vervolgens onderneemt de hoofdpersoon een nachtmerrieachtige, want in vertelde tijd overdreven verdicht beschreven reis via het Italiaanse Genua naar Spanje: hij redt zich uit een zinkend schip, glipt langs de dou-anes en komt aan bij een klooster in Sevilla. En uitgerekend op het moment dat hij voet aan wal zet in fascistisch Spanje (lees: op het punt staat zijn fascistische identiteit te aanvaarden), transformeert Elena in het sublieme object dat hem wordt ontnomen. Zij is non geworden in een zwaarbewaakt klooster. Hij kan haar alleen nog zien als een schim die schuilgaat achter ‘zwart ijzergaas’. De nonnen, die opnieuw functioneren als vertegenwoordigers van de symbolische autoriteit, bevestigen dat ze zwanger is, maar voegen eraan toe dat het niet meer aan Teuchert is om te beslissen over de vraag wie het kind toebehoort. Want dat is iets waarover in de symbolische orde wordt beslist. ‘Oneindig vele zijn de vaders van het nameloze, […] als het niet geschreven staat, zal het geschreven worden.’ Zelfs het kind behoort volgens de moeder-overste toe aan de

136 vw 7, 368. 137 vw 7, 368. 138 vw 7, 368.

Führer (‘Dat wisten wij, dat hebben we altijd al geweten’).139

Het is op dat moment dat Teuchert zijn radeloze moment van het ‘che vuoi’ beleeft:

Ik werd daarop bevangen door wanhoop dat deze hele geschiedenis van de Führer nooit een eind zou nemen, altijd weer opnieuw zou beginnen, dat niemand ter wereld er in ernst een eind aan wilde maken, niemand, niemand; als hij niet dood was, leefde hij en als hij gestor-ven was zou hij zich hebben voortgeplant en daarom vroeg ik: ‘Als u weet dat het kind van de Führer is, wat bent u dan van plan ermee te beginnen?’140

Eigen aan de symbolische orde is dat deze geen definitieve antwoorden biedt, maar een raadselachtig spel is waarin om de betekenis wordt onderhandeld en gestreden. Op de vraag van Teuchert antwoorden de nonnen dan ook: ‘dat weten wij nog niet’.141

Dat hij zich heeft over te geven aan een virtuele spelorde waarmee de betekenis zoek-raakt, biedt ook een mogelijke verklaring voor het bizarre einde van het verhaal; dit bestaat eruit dat een gebrekkig spelend orgel het slotakkoord van Bachs Mattheus-passie inzet.142

Volgens Lacan en Žižek (met een verwijzing naar de interpretatie van het passiespel door de socioloog Hans Blumenberg) thematiseert dit stuk, dat ieder-een kent van de beroemde woorden ‘Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’, niet de verbondenheid met een volle, omnipotente God, maar het overgeleverd zijn aan een religieus theater waarvan de ‘geheime kern’ ons steeds weer ontglipt, omdat ook God er niet over beschikt (en dus gecastreerd is). De Mattheuspassie verbeeldt, met andere woorden, bij uitstek het symbolische tekort.143

In ‘Glas’ wordt het orgelspel dan ook expliciet ‘zeer gebrekkig’ en zelfs ‘zeer slecht’ uitgevoerd door een broeder van het klooster.144

Het orgeltje waarop de broeder zo gebrekkig speelde, was zeer bouwvallig. Het voetklavier was bijna geheel door touwtjes met lussen eraan vervangen, allerlei soort touwtjes: wit sisal-touw, grijs koord, gekleurd lint zoals om geschenkplaten wordt gewikkeld, touw uit elkaar gedraaid, cellofaan. Ook waren vele orgelpijpen verdwenen en vervangen door buizen die in het donker niet glansden en bijna niet waren te zien. Maar zij waren te horen, afgrijselijk vals, als het trompetten van een olifant.145

Teuchert merkt dat de broeder niet in staat is om een religieuze harmonie te suggere-ren in zijn spel: ‘met zijn rug bewoog de broeder heftig op de maat van wat hij spelen

139 vw 7, 370-371.

140 vw 7, 371. Cursivering van Willem Frederik Hermans. 141 vw 7, 371.

142 vw 7, 369-371.

143 Vgl. Lacan 1986, 115; Žižek 2008c, ci, n. 75 (‘According to Hans Blumenberg’s outstanding reading, this impotence of the suffering God is the secret core of Bach’s St. Matthew Passion’) en Blumenberg 1988. 144 vw 7, 370-371.

wilde, niet van wat hij speelde’.146

Deze apotheose doet natuurlijk sterk denken aan de oude man uit ‘Het behouden huis’, die gesticuleerde als een octopus die een orgel bespeelt: ‘Woest schopte hij in het voetklavier, zijn benen verwarden zich in de touw-tjes, maar hij speelde verder, hoewel vele orgelpijpen niet meer tot zwijgen waren te brengen en steeds door bleven fluiten.’147

De symbolische capitulatie is compleet wan-neer Teuchert de fascist Daumler herkent in de tronie van de broeder. Hiermee komt het verhaal ten einde. Misschien komt Teuchert goed weg en is hij werkelijk overge-bracht naar Spanje, dat onder generaal Franco nog tot 1975 een ideologisch discours voerde van een fascistisch Nationaal Katholicisme. Maar hoe vreemd dat misschien ook klinkt, zelfs op die manier is Teuchert door de verteller teruggezet in een taalspel dat steunt op niets dan een orakelachtig element, waamee het tekort in het spel blijft. In de plaats van een moralisme dat het fascisme afwijst, heeft de schrijver met dit ver-haal het tekort middenin de fascistische realiteit blootgelegd. Hij heeft dusdoende de imaginaire voorstelling van volheid die met dit regime gepaard gaat, ten onder laten gaan aan de eigen hybris van die fantasie.