• No results found

Ik heb altijd gelijk/‘Achter borden verboden toegang’

5.7 Politicus op de zeepkist

Lodewijk noch Alwin laten zich zomaar van hun claim op het reële afbrengen. Ze la-ten hun fixatie pas los wanneer hun spel tot een gewelddadige anticlimax is gebracht. In het tweede deel, ‘De revolutie in de aanval’, organiseren de partijgenoten een mas-sabijeenkomst voor de universele erkenning van het gelijk dat ze vooralsnog louter in negatieve termen hebben geformuleerd. De bezoekers lokken ze onder het valse voor-wendsel dat er prijzen van de toto worden uitgedeeld. Wat Lodewijk natuurlijk niet doorziet, is dat het verhaal hem in de val laat lopen. Op het podium gezet, wordt hij gedwongen om zich op het moment suprême volledig te committeren aan het gelijk van zijn eenheidsideaal, dat gedoemd is te falen.

Voordat Lodewijk het podium opstapt, tijdens het scheren, beeldt hij zich in hoe hij zijn grote gelijk uitdraagt in ‘een zaal vol amphitheatergewijs geplaatste mensen die zaten te luisteren naar een man’.84

De kretologie voor zijn betoog ontspint zich in zijn hoofd. De vaders van het vaderland hebben alle autoriteit verloren; het hele idee van ‘menselijke waardigheid’ waar de Nederlandse intelligentsia de mond vol van had, is met de verschrikking van de Tweede Wereldoorlog een lachertje gebleken; en nu ook Indonesië is opgegeven, heeft men in Nederland helemaal niets meer om trots op te zijn. Lodewijk ziet de Nederlander dan ook vooral als iemand die wegvlucht in leugenachtige spelletjes als de kunst en de bioscoop. Het is maar beter om de hele ‘komedie’ door te prikken, en de realiteit onder ogen te zien dat Nederland moet op-gaan in een groot Europa:

82 vw 2, 108. 83 vw 2, 106. 84 vw 2, 184.

Vrienden, Nederland is verrot en het staat op het punt in elkaar te zakken. Alles wat wij nog doen om de Nederlandse gemeenschap in stand te houden: praten in het parlement, wet-ten gehoorzamen, belasting betalen, dienen in het leger, het is allemaal vergeefse moeite en weggegooid geld.

Een kleine staat is een nutteloze, kostbare en ontmoedigende comedie.

Wat wij moeten doen, dat is het opheffen van de Nederlandse staat, wij moeten ons aan-sluiten bij een groter collectivum. Wij moeten ons aanaan-sluiten bij een collectivum dat wij met geestdrift en eerbied kunnen dienen, wij moeten al onze energie gebruiken tot het stichten van een Verenigd Europa!85

Lodewijk hekelt de ‘administratieve organisatievorm’ van de naoorlogse democratie en de nationale identiteit, die zoiets zielloos als het op orde gebrachte ‘spaarbankboekje’ als belangrijkste waarde neemt, maar hulp nodig heeft van het Amerikaanse Marshall-plan om het spaarbankboekje op orde te krijgen.86

Hij verafschuwt de kruideniers-mentaliteit en de geopolitieke afhankelijkheid en zegt te ijveren voor een ‘eensge-zinde goede wil’ en een ‘eenheid’.87

Let wel: Lodewijk bedenkt dit alleen maar, nota bene kijkend in zijn scheerspiegel. Zijn imaginaire spiegelbeeld roept uiteindelijk al-leen negatieve beelden op waartegen hij zich afzet. Wanneer in die gedachtenstroom de zuivere eenheid dan eindelijk écht naar voren moet komen in een concreet plan, blijken die gedachten al snel vluchtig en lachwekkend inconsistent te zijn. Hoe gro-ter hij zich maakt om zijn gelijk te onderschrijven, hoe meer tegenstrijdigheden hij als vanzelf oproept.88

Volgens Lodewijk is de Nederlander een figuur zonder trots en eigenwaarde, maar als panacee stelt hij zich voor dat deze zich moet opstellen als een onderdaan van Europa. Enerzijds verwijt hij de Nederlander te veel naar buitenlandse films te kijken die niets leren over het eigen land, anderzijds looft hij andere landen die films maken over wat er binnen de landsgrenzen gebeurt. Wat blijft er van deze gedachtespinsels over als hij tot de realiteit buiten de scheerspiegel terugkeert? ‘Met zijn handdoek op zijn knieën, was hij, bijna ademloos, in een stoel neergevallen. Maar toen hij zich verder had aangekleed en naar een papier begon te zoeken, om op te schrijven wat hij bedacht had, was hij alles vergeten.’89

Hoe reëel en betekenisvol wa-ren zijn gedachten eigenlijk?

Al eerder is opgemerkt dat de uitspraken van de partijgenoten steeds haperen wan-neer ze onder woorden willen brengen wat zij als het reële gelijk beschouwen. De ‘primaire, libidinale lichaamsfuncties’90

van het reële, verbrokkelde lichaam

verhinde-85 vw 2, 193. 86 vw 2, 189-191. 87 vw 2, 189.

88 Zie de voor de lezer ongetwijfeld humoristische redevoering die Lodewijk bedenkt tijdens het scheren: vw 2, 184-193.

89 vw 2, 193. 90 Ham 2015, 256.

ren dat een imaginaire greep op de werkelijkheid definitief wordt, en maakt dat ze het niet verder brengen dan overgeven, boeren, stotteren, slikken, hikken, oprispen en spugen. Op de bewuste avond van de massabijeenkomst blijkt de holheid van de een-heidsideologie eens te meer. Lodewijks uitgesproken afkeer van geldelijk gewin als politieke drijfveer wekt geen enthousiasme bij het aanwezige publiek. De toeschou-wers zijn juist afgekomen op de belofte van de loterij, maar worden teleurgesteld. Er worden geen prijzen uitgedeeld, omdat Key met de partijkas aan de haal is gegaan. Het volk reageert dan ook woedend. Toch kan Lodewijk nog steeds niet accepteren dat het publiek onvatbaar blijkt voor het eenheidsideaal dat hij het voorspiegelt. Hij houdt zijn toehoorders voor dat alles om de partij draait ‘en niet om die verdomde prijsvraag!’91

Dat zijn partij niet het definitieve antwoord blijkt te zijn op de vraag van het volk, en dat de wereld dus niet zomaar valt te manipuleren, maakt Lodewijk rade-loos. Het liefst zou hij ‘iedereen neerschieten met een mitrailleur’.92

Er ontstaat ver-volgens een oproer en een agent schiet Kervezee neer. Alwin geeft de katholieken de schuld en belooft tot op de bodem uit te zoeken hoe het geld heeft kunnen verdwij-nen, maar legt in feite de vinger op de zere plek wanneer hij uitroept:

Dat is het enige wat ik altijd wil! Precies erachter komen hoe de dingen in elkaar zitten! Dat is mijn hartstocht! Het levert de meest verbluffende resultaten op! Als je je maar lang genoeg met iets bezig houdt, als je het maar diep genoeg onderzoekt, dan komt er altijd wat anders te voorschijn. Maar de waarheid? Wordt die ooit gevonden? Nee! Dacht je dat je de waarheid kon vinden? Nooit! Weet je waarom de mensen soms denken dat ze de waarheid gevonden hebben? Omdat het onderzoekingsmateriaal is uitgeput! Wat is waarheid? Waarheid is niets anders dan een rode slagboom waarachter de onzekerheid ligt. Waarheidszoekers zijn niets anders dan gedreven tot de onzekerheid!93

Het ultieme gelijk waar we zo gepassioneerd naar zoeken, blijft een subliem object, gelegen aan gene zijde van de symbolische orde, het reële domein waar ‘niets dan ver-warring’ en ‘onzekerheid’ heerst (Žižek).94

Imaginair kon Lodewijk met zijn ideolo-gie volhouden het gelijk in handen te hebben, maar zodra hij het moest uitdragen, werd hij gedwongen tot een overidentificatie. Hij moest zich volledig bekennen tot het door hem voor reëel gehouden ideaal, dat totnogtoe rijkelijk vaag was gebleven. Die overidentificatie verried direct het gebrek aan het reële van zijn utopie. De in-consistentie ervan trad als vanzelf op de voorgrond, en maakte zijn voorstelling gro-tesk. Na de onfortuinlijke bijeenkomst lijkt de uitgebluste Lodewijk alsnog tot inkeer

91 vw 2, 197-198. 92 vw 2, 200. 93 vw 2, 209.

94 Zoals Žižek schrijft: ‘This is objet a: an entity that has no substantial consistency, which in itself is “nothing but confusion”, and which acquires a definitive shape only when looked at from a standpoint slanted by the subject’s desires and fears […].’ Žižek 2006, 69.

te komen: ‘Met de partij is het afgelopen.’95

Maar hiermee is Lodewijk nog niet verlost van de speler die een tweede valstrik voor hem in petto heeft, ditmaal om hem defi-nitief van zijn heimelijke eenheidsfantasie te verlossen. Alleen Gertie lijkt in de gaten te hebben dat Lodewijk is aanbeland op een cruciaal ‘keerpunt’, dat hem dwingt een andere – symbolische – houding aan te nemen.96