• No results found

bestudering van gezond leven Daarvoor verken ik twee hoofdbenaderingen in het narratieve onderzoek:

4.1. de narratieve benadering in de psychologie

4.1.3. Verantwoording van de gekozen afbakening

Om in het exploreren van bruikbare literatuur ten behoeve van de methodologie- ontwikkeling tot een verantwoorde afbakening te komen, bouw ik voort op de aandachtrichtende begrippen die ik in het eerste deel van dit proefschrift heb uitgewerkt en de aspecten die ik hierboven en in de inleiding formuleerde ten aanzien van het soort narratief-psychologische benadering die ik beoog te ontwikkelen (hermeneutisch of literatuurwetenschappelijk geïnspireerd, aandacht voor samenhang en sequentie, aandacht voor het hoe naast het wat). Op basis van deze aandachtspunten heb ik eerst de kwalitatieve studies naar positieve

gezondheidsopvattingen gescand op zoek naar relevante onderzoeken. De volgende vier punten bleken in de exploratie van de literatuur (zoals uiteengezet in hoofdstuk 2) onvoldoende tot hun recht te komen:

de betekenisverlening aan

• positieve gezondheid (versus ziekte)

een narratieve analysemethode gekenmerkt door het behouden van de samenhang en •

sequentie van de betekenisverlening van onderzochten (versus het fragmenteren, categoriseren en later weer door de onderzoeker integreren)

aandacht voor de constructie van identiteit en actorschap op individueel niveau (versus •

een sociologische of biologische conceptualisering, waarin een ‘zelf’ ontbreekt) rekenschap van

• gezond leven als moreel en ideologisch fenomeen (versus een feitelijk- neutrale weergave van opvattingen)

Deze vier punten licht ik hieronder toe. Daarbij besteed ik zowel aandacht aan de •

aangetroffen lacune als de manier waarop de narratieve psychologie deze zou kunnen opvullen. Op deze wijze geef ik nadere invulling aan de vanuit het ZGL-project veronder- stelde relevantie van de narratief-psychologische benadering.

Ten eerste bleek in het kwalitatieve onderzoek naar gezondheidsopvattingen een narratief onderzoeksperspectief grotendeels te missen. Slechts sporadisch besteden narratieve

4 Die data zelf hoeven niet per se ‘verhalen’ te zijn. Het gebruik van verhalen als data is namelijk ook een opvatting van

narratief, die bijvoorbeeld in de levensverhalentraditie gehanteerd wordt (die verhalen worden dan met een niet specifiek narratieve analysemethode geanalyseerd, bijvoorbeeld met behulp van de gefundeerde theoriebenadering). In mijn onderzoek vormen interviews de data, maar andere bronnen zoals autobiografieën zouden ook in aanmerking kunnen komen.

5 Ik kwam uit bij een voornamelijk Angelsaksisch onderzoeksveld, waarin het interdisciplinaire Centrum voor Narratief

Onderzoek in Londen (dat nauwe contacten onderhoudt met collega onderzoekers uit onder andere de Verenigde Staten, Finland en andere Britse universiteiten) en het tijdschrift Narrative Inquiry een belangrijke rol spelen.

onderzoekers aandacht aan onderwerpen die te maken hebben met positieve gezondheid. Uitzonderingen zijn het onderzoek naar hoe het praten over gezondheid in focus groepen een morele aangelegenheid is (Crossley, 2003) en naar de legitimatie in conversaties van het roken van sigaretten (Laurier, 1999). Maar het is zoeken naar een speld in een narratieve hooiberg van gezondheidsonderzoek dat feitelijk grotendeels gaat over ziekte6. Opmerkelijk is dat typologieën

van gezondheidsnarratieven op dezelfde manier als we die van ziektenarratieven kennen nauwelijks beschikbaar zijn, op het meer recente onderzoek van Arthur Frank (2006) na waarin hij tot een typologie van gezondheidsverhalen probeert te komen. Dit ziet hij als een grotere opgave dan de inventarisatie van ziektenarratieven, omdat er een veel grotere variatie aan verhalen over gezondheid zou zijn.

Een andere reden waarom een typologie van gezondheidsnarratieven ontbreekt, zou kunnen zijn dat gezondheid (in tegenstelling tot ziekte) vanzelfsprekend lijkt. Daardoor ontbreekt mogelijk de existentiële aanvangsgebeurtenis die nodig is voor een temporele structuur met begin, midden en einde (Mens-Verhulst & Smaling, 2001). In empirisch opzicht is hier sprake van een vrijwel onontgonnen gebied, dat de moeite van het verkennen waard is. Een belangrijke vraag daarbij is of een opvatting van narratief als een verhaal met een (complete en lineaire) temporele structuur wel het meest geschikt is om gezond leven als narratief-psychologisch fenomeen te bestuderen. Ik beoog met dit onderzoek dan ook geen bijdrage te leveren aan typologieën van gezondheidsnarratieven, omdat de mogelijkheden van een interpretatief narratieve

onderzoeksbenadering daarmee onvoldoende benut zouden worden. De waarde van een narratief-psychologische benadering voor de bestudering van gezond leven zoals in deel I geconceptualiseerd, ligt in mijn optiek op een ander vlak dan het komen tot een typologie.

Ten tweede blijken de kwalitatieve onderzoeken naar gezondheidsopvattingen gekenmerkt te worden door een overwegend categorische aanpak. Zelfs het onderzoek naar ziektenarratieven is grotendeels categorisch te noemen (Baart, 2002). Hoewel hierin wel de samenhang van de vertelde verhalen intact wordt gelaten, resulteert de analysemethode in een typologie van soorten ziektenarratieven. Een kritiek op de beschrijvende categorieën die het gangbare kwalitatieve onderzoek naar gezondheidsopvattingen vooral oplevert, is dat die weinig handvatten voor gezondheidsbevordering bieden (Van Hooft, 1997). Een tweede kritiek die Herzlich zelf uit ten aanzien van haar sociale representatietheorie (die de dominante benadering is geweest in het kwalitatieve onderzoek naar gezondheidsopvattingen), is dat het moeilijk is geweest precies aan te geven wat de betekenis van sociale representaties is in het persoonlijke leven van mensen. Het onderbelicht blijven van individuele dynamiek en variatie is een meer geuite kritiek op sociologische literatuur (Crawford, 2006).

Deze individuele dynamiek en variatie en aandacht voor de unieke wijze waarom mensen verbindingen leggen is bij uitstek het onderwerp van onderzoek in een narratief-psychologische benadering. Door de oorspronkelijke Latijnse betekenis van het woord narrare, weten, (Squire, Andrews & Tamboukou, 2008) naar voren te halen, wordt het mogelijk narratieven te zien als vormen van lokale kennis of ervaringskennis en deze een belangrijke plek in onderzoek te geven. De aanduiding ‘lekenkennis’ voor dit type kennis acht ik niet gelukkig gekozen vanwege de

6 De beleving van en betekenisverlening aan ziekte is wel uitgebreid empirisch onderzocht met behulp van een

narratieve benadering. Bekende voorbeelden zijn sociologische onderzoeken naar de narratieve reconstructie na (chronische) ziekte (Bury, 1982; Charmaz, 1983; Williams, 1984), naar genres ziektenarratieven (Frank, 1995), en psychologische onderzoeken naar zingeving na traumatische ervaringen of chronische ziekte (Crossley, 2000).

073 | hoofdstuk 4

naar een narratIef-psychologIsche benaderIng van gezond leven

pejoratieve connotatie. ‘Leek’ betekent volgens de Nederlandse Van Dale ‘iemand die van een bepaald vak geen verstand heeft’. Wanneer de perspectieven van degenen die zich om hun gezondheid bekommeren op zichzelf als waardevol worden gezien, en niet alleen maar als instrumenteel ten behoeve van de implementatie van ideeën uit de medische professie, wordt ervaringskennis ook op zichzelf een bron van expertise. Bolam, Gleeson en Murphy (2003) suggereren daarom over alledaagse7 perspectieven te spreken om ervaringskennis aan te duiden

als kennisbron naast professionele kennis.

Samenhangend met dit laatste kritiekpunt, van het onderbelicht blijven van de variatie en dynamiek op individueel niveau, is een derde belangrijke tekortkoming in de bestudeerde literatuur dat actorschap en reflectieve vormen van zelf- en identiteitsvorming grotendeels ontbreken. Hoewel Antonovsky (1987) nadrukkelijk aandacht besteedt aan zingeving, gaat het hem om de SOC als globale maat voor zingeving en de relatie met de fysieke gezondheid. Daarbij is hij vooral geïnteresseerd in groepsverschillen en veel minder in individuele variatie en dynamiek. Hij ziet de mogelijkheden om als individu de SOC te vergroten, zeker op latere leeftijd, als uiterst beperkt. De narratieve psychologie daarentegen gaat uit van een actor die in staat is in bepaalde mate sturing te geven aan het eigen handelen en de betekenisverlening (inclusief zingeving). Het vergroten van actorschap en het ontwikkelen van identiteit zijn zelfs kernonder- werpen in de narratieve psychologie8. Dit betekent overigens niet dat de narratieve psychologie

zich beperkt tot het niveau van een individueel zelf en de betekenisverlening daaraan, maar die betekenisverlening ziet als verankerd in “the organic and material realm” (Polkinghorne, 1988).

Een vierde punt tenslotte is dat ik in de categorieën waarmee positieve gezondheidsopvattingen worden beschreven, nauwelijks erkenning van het morele en ideologische karakter van die opvattingen ben tegengekomen en van de eventuele

methodologische consequenties hiervan. Een van de basale kenmerken van ‘narratieven’ is dat vertellers hierin zichzelf als moreel verantwoordelijk persoon construeren (Taylor, 1989; Salmon & Riessman, 2008), wat uitermate relevant lijkt voor het onderzoek naar gezond leven. In een narratief-psychologische benadering gaat het daarbij niet om een analyse van moraal en ideologie in abstracto of in het algemeen, maar om de doorwerking van maatschappelijke en sociale normen voor gezond leven in de persoonlijke betekenisverlening. Om de wisselwerking tussen maatschappelijk, sociale en individuele normen te kunnen analyseren is het van belang om meerdere niveaus in de analyse te betrekken zoals het intrapersoonlijke, interpersoonlijke en ideologische (Murray, 2000b).

Tot slot van deze verantwoording van de gekozen afbakening ga ik in op benaderingen en opvattingen van narratief die ik in mijn verkenning wel ben tegengekomen maar hier niet nader uitwerk. Een narratief-interpretatieve methode die ik laat liggen is de BNIM (biografisch-

narratief-interpretatieve methode, zie Wengraf, 2001). Een inhoudelijke overweging hiervoor was dat het uitgangspunt daarin van een (psychoanalytische geïnspireerd) vals bewustzijn zich maar moeizaam verhoudt tot de participatieve insteek van het ZGL-project. Een praktische overweging was dat ik te laat gedurende het promotietraject met deze methode heb kennisgemaakt. De BNIM

7 Bijkomend voordeel van de aanduiding ‘alledaags’ is dat het verwijst naar het in de etnomethodologie en sociologie gangbare onderzoek naar vanzelfsprekende, automatische en ‘normale’ gedragingen, ideeën en praktijken (zie bijvoorbeeld Douglas, 1971; Garfinkel, 1967), wat goed aansluit bij het karakter van gezond leven.

8 Crossley (2000) ziet de narratieve psychologie als alternatief voor de psychoanalytische psychologie, die onbewuste psychische processen bestudeert ten koste van actorschap en reflectieve identiteitsprocessen.

is een nauwkeurig omschreven en strikte methode, zeker wat betreft de dataverzameling. Die dataverzameling had echter al lang plaatsgevonden toen ik met deze methode kennismaakte, waardoor deze niet langer in aanmerking kwam voor mijn onderzoek. Een andere benadering die ik niet in mijn onderzoek heb opgenomen, is de narratieve psychologie zoals McAdams (1997) die ontwikkeld heeft. Mijn aanvankelijke intuïtie dat deze benadering te weinig narratief – in de hier bedoelde interpretatieve, literair geïnspireerde betekenis – zou zijn, werd bevestigd door Hyvärinen, Korhonen en Mykkänen in hun The Travelling Concept of Narrative (2006).

Binnen de hier aangegeven afbakening richt ik me in het vervolg op het zoeken naar een benadering van narratief die recht doet aan de kenmerken van gezond leven die in de

hoofdstukken 1 en 2 naar voren zijn gekomen: een openende, creërende en transcenderende en zelfs potentieel destructieve naast behoudende gezondheidsvorm; het momentane karakter; wisselwerking tussen lichaam, zelf en omgeving; continu proces en ruimte voor het ontbreken van een grootse existentiële aanvangsgebeurtenis; een gevoel van vervreemding en niet thuis-zijn dat ook bij gezond leven hoort; gezond leven als moreel en ideologisch fenomeen; aandacht voor zingeving; aandacht voor identiteit en actorschap.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN