• No results found

“The notion of this ideal which is the normal is identified with the previous euphoric state of the subject who has just fallen sick The only pathology

2.3. de sociale representatie van gezondheid

2.3.3. De relatie tussen individu en stedelijke omgeving

Dynamisch evenwicht is niet alleen een intrapersoonlijke, lichamelijke norm en norm voor iemands leven, maar ook een norm voor de relatie tussen individu en omgeving.

Het dynamisch evenwicht wordt door Herzlichs respondenten zelfs vooral ervaren als harmonie, beheersing en controle van moeilijke situaties en in goede relaties met anderen. Herzlich definieert daarom gezondheid als een “mode of relation of the individual to his environment” (p.63). Echte gezondheid, zo beargumenteert ze, komt voort uit de interactie tussen en transitie van het organische enerzijds en het psychosociale en gedragsmatige anderzijds (id, p.63-64). Deze dynamische en interactionele relatie tussen individu en omgeving komt evenwel niet terug in de opvattingen van haar respondenten, die individu en omgeving als twee polen tegenover

045 | hoofdstuk 2

gezond leven als dynamIsche relatIe tussen IndIvIdu en omgevIng

elkaar zetten. Terwijl zij positieve gezondheid vooral en in de eerste plaats lokaliseren in het individu, associeren zij ziekte en de afwezigheid daarvan ondubbelzinnig met de stedelijke leefwijze en daarmee als eigenschap van de omgeving (Herzlich, 1973, p.26).

De respondenten van Herzlich hanteren een bipolaire classificatie voor begrippenparen als gezond-ziek, natuurlijk-onnatuurlijk, individu-omgeving, ruraal-stedelijk. De begrippen natuurlijk, individu en ruraal worden over het algemeen met gezondheid geassocieerd en onnatuurlijk, omgeving en stedelijk met ziekte. Sommige polen wegen echter zwaarder dan andere en de respondenten brengen nuanceringen aan.

Om deze nuanceringen te begrijpen is een centraal begrip in hun opvattingen van belang: de stedelijke leefwijze (‘way of life’). Het begrip stedelijke leefwijze refereert aan de ruimte waarin het individu leeft (bevolkingsdichtheid en atmosfeer); naar het leefritme (tijdschema’s, stimulatievormen); en de reflectie van deze spatio-temporele kenmerken in alledaags gedrag (slapen, eten, ontspannen). De stedelijke leefwijze associëren haar respondenten met

ongezondheid (denk aan lawaai en vervuiling), terwijl ze gezondheid in het individu lokaliseren. Wanneer de invloed van de stedelijke omgeving te groot wordt, dan resulteert dit in ziekte. Wanneer het individu slaagt om tot beheersing en controle van de omgeving te komen, dan resulteert dit in gezondheid. De stedelijke omgeving doet zo bezien afbreuk aan de individuele gezondheid. Meer stedelijke invloeden resulteren in een slechtere gezondheid, en grotere weerbaarheid van het individu tegen (niet-natuurlijke) omgevingsinvloeden leidt tot meer gezondheid.

De stedelijke leefwijze kan volgens Herzlichs respondenten zowel direct als indirect ongezond uitpakken. De directe invloed wordt gezien in de resulterende (voedings)producten en het gedrag waartoe het aanzet. Vaak gebruiken respondenten termen die twijfelachtige

manipulatie veronderstellen. Kunstmatige, gemanipuleerde producten worden gezien als minder echt of zuiver dan producten die recht van het land en van dieren komen. De natuur stellen de geïnterviewden dus voor als gezonder dan de stad. Maar op twee manieren leidt de indirecte invloed van de stedelijke leefwijze tot een complexer plaatje dan natuurlijk=gezond en onnatuurlijk=ongezond.

Ten eerste zien de respondenten ongezondheid niet altijd als een intrinsieke kwaliteit van een object. Of een product of bepaald gedrag als ongezond wordt waargenomen hangt af van het individu en de relatie die het individu met deze omgeving heeft (een voorbeeld hiervan uit de ZGL-interviews is het aanpassen aan een vervuilde of verstedelijkte omgeving en daar genieten van het beperkte groen). Ten tweede zien de respondenten vooral beperkingen als ongezond wanneer die worden opgelegd door de omgeving. Wanneer een individu vrijelijk een bepaalde beperking op zich neemt, verliest de beperking grotendeels zijn ongezonde kwaliteit. Gezondheid die van buiten wordt opgelegd is vanuit deze redenering ongezonder dan beperkingen die het individu zelf heeft gekozen. Het opleggen van gezondheid zou het individuele vermogen tot fysieke weerbaarheid namelijk aantasten en daarmee de belangrijkste bron voor gezondheid. Zo kan het opleggen van leefregels om verslaving tegen te gaan (rookverbod) voor sommige geïnterviewden in het ZGL-project als voorbeeld gelden van een ongezonde wereld.

2.3.4. Discussie

De relevantie van de drie door Herzlich onderscheiden gezondheidsvormen (gezondheid- in-een-vacuum, gezondheidsreserve en dynamisch evenwicht) reikt verder dan de algemene (niet op specifieke kenmerken geselecteerde) bevolking in een Franse regio. Een aantal gezondheids- psychologen hebben de drie gezondheidsvormen bijvoorbeeld ook aangetroffen in Portugal, Oost- en West-Duitsland onder verpleegkundigen en leken (Flick2000; Flick et al., 2003) en in Canada bij een lekenpubliek (Murray, Pullman & Heath-Rogers, 2003). Williams (1983) wiens resultaten van zijn studie onder Schotse ouderen enigszins afweken, wijt dit verschil aan verschillen in de medische praktijk, niet aan de hogere leeftijd van de onderzochte groep.

Verder is bekend dat noties van balans of equilibrium ook in andere culturen voorkomen. Onder bijvoorbeeld Latijns Amerikaanse Maya-sprekende Indianen spelen ‘vital warmth’, harmonie en balans een centrale rol (Groark, 2005). Balans tussen yin en yang in de Chinese geneeskunde komt terug in gezondheidsopvattingen onder oudere Chinese Amerikanen (Torsch & Ma, in Hughner & Kleine, 2004). Onderzoek onder de Matsigenka uit Peru laat ook de relevantie van een holistisch gezondheidsconcept zien, waarbij fysieke gezondheid samen met geluk, productivititeit en deugdzaamheid onderdeel van gezondheid uitmaakt (Izquierdo, 2005). Ideeën over de balans tussen lichaamssappen en tussen lichaam en geest spelen tenslotte een belangrijke rol in traditionele islamitische en aryuvedische geneeswijzen en in complementaire geneeswijzen. Naar de overeenkomsten en verschillen tussen Herzlich’s dynamische evenwicht en het

equilibrium in traditionele geneeswijzen en holistische bewegingen is echter geen systematisch onderzoek verricht.

Ook onder ouderen en lagere sociaal-economische groepen wordt een variatie aan gezondheidsvormen aangetroffen. Gerontologisch onderzoek laat zien dat ouderen vergeleken bij jongeren het fysieke (ongezonde) zelf belangrijker blijken te vinden. Zij geven er ook blijk van gedifferentieerder en omvattender betekenissen te hanteren (Westerhof & Dittman-Kohli, 1997). Dit betekent echter niet dat de ervaren fysieke beperkingen door ouderen worden

geinterpreteerd als ongezondheid. Ouderen lijken dus nog meer dan de algemene populatie in het onderzoek van Herzlich (1973) in staat ziekte te incorporeren in gezondheid. Daarentegen worden in onderzoek onder groepen met een lage sociaal-economische klasse achtergrond juist negatieve opvattingen – dus gezondheid als afwezigheid van ziekte – frequenter aangetroffen (d’Houtaud & Fields, 1984; Calnan, 1987; Blaxter, 1990, 1997). Bij deze groepen is de ervaren gezondheid relatief laag. Deze onderzoeksbevindingen suggereren dat negatieve

gezondheidsopvattingen zowel bij ouderen als lager opgeleiden voorkomen, maar bij lager opgeleiden meer dan bij ouderen samengaan met een slechtere gezondheidsbeleving. De differentiatie in betekenisverlening bij ouderen duidt er op dat zij beter in staat zijn aan te geven wat ze voelen en lichamelijke sensaties genuanceerder te verwoorden.

Deze bevindingen uit empirisch onderzoek relativeren Canguilhems kanttekening bij de relevantie van zijn biologisch normatieve competentie voor ouderen. Zij zouden wellicht zelfs beter hiertoe in staat zijn vanwege een mogelijk toenemende verfijning van het

lichaamsbewustzijn met de jaren. Een interessante vraag gezien de doelgroep ouderen van lage sociaal-economische afkomst in dit onderzoek is dan hoe zij hun gezondheid beleven en hoe de interferentie tussen klasse en leeftijd hierin tot uitdrukking komt. Een andere vraag is of en hoe de twee positieve gezondheidsvormen, de creërende en behoudende, naar voren komen in de

047 | hoofdstuk 2

gezond leven als dynamIsche relatIe tussen IndIvIdu en omgevIng

betekenisverlening van deze ouderen. Zijn zij tevreden wanneer zij erin slagen de behoudende gezondheidsvorm te leven? Proberen zij te voldoen aan een ‘jonge’ versie van de creërende gezondheidsvorm? Ontwikkelen zij een eigen versie hiervan of zien ze de wenselijkheid en mogelijkheid hiertoe niet?

Ik formuleer deze vragen niet om binnen dit onderzoek empirisch uitsluitsel te geven over de onderzochte groep, maar als aandachtspunten bij het luisteren naar ouderen en ter

explicitering van eventuele impliciete normen van de luisteraar daarbij. Anders dan bij Herzlich gaat het me om de individuele variatie en dynamiek in betekenisverlening aan gezond leven. Die persoonlijke betekenisverlening hoeft geen rationele, propositionele structuur te hebben. Radley en Billig (1996) bespreken onderzoek dat het idee dat gezondheidsopvattingen een rationele, propositionele structuur hebben onderuit haalt. Zodra mensen de mogelijkheid krijgen uitgebreider te vertellen over hun gezondheid, proberen zij verbindingen te leggen tussen hun gezondheid en andere gebeurtenissen in hun leven. Ze bewegen heen en weer tussen onderwerpen om een ervaringslogica voor elkaar te krijgen. Gezondheidsuitspraken worden volgens hen veel meer gekenmerkt door ambivalentie en contradicties dan door logische consistenties die de sociale representatietheorie veronderstelt.

Een rationale benadering is overigens niet voorbehouden aan de sociale

representatietheorie zoals Herzlich die gebruikt. De theorie van de explanatory models van medisch antropoloog Arthur Kleinman heeft lange tijd het gezondheidsonderzoek gedomineerd. Kleinman zelf schuift in zijn latere werk op naar een meer narratieve benadering, die een “more experientially valid and morally engaged mode of analysis” mogelijk maakt (Kleinman & Seeman, 2000, p.230). Michael Murray (2002) constateert in een heranalyse van het onderzoeksmateriaal van Herzlich dat haar interviews een narratieve structuur hebben, en bepleit daarom een narratieve analyse. Hiermee zijn twee uit het kwalitatieve gezondheidsonderzoek voortkomende aanwijzingen gegeven dat een narratieve benadering voor dit onderzoek geschikt is.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN