• No results found

“Nooit heb ik gedacht, dat een man die nooit in school heeft gezeten, dat het

leven die richting heeft genomen dat ik (hier nu) als meester tegen u praat”

39

Het besef van zijn nieuw verworven status als meester krijgt specifiek betekenis in interactie met mij, de hoogopgeleide interviewer (die hij met u aanspreekt, een gebruikelijke aanspreekvorm van Marokkanen zo merkte ik). Hij vertelt elders dat hij dingen leert ‘aan alle kinderen die naar mij luisteren…omdat duidelijk in mijn geloof staat (dat als) ik ook graag gezond zou blijven, ik dat voor anderen ook wil’. Abdullah leert van voor hem belangrijke leermeesters en hij geeft die (religieuze) kennis weer door aan anderen. Zag hij mij ook als goed luisterende leerling aan wie hij kennis overdroeg? Onze interactie heb ik op momenten in ieder geval ervaren als een performance van het meester-leerling principe dat voor Abdullah richtinggevend is voor gezond leven. Dit lijkt echter meer te zijn dan een kwestie van het doorgeven van reeds bestaande waarheden. Om terug te komen op mijn vraag aan het einde van de eerste paragraaf over of er sprake is van een modern zelfproject: is de ontdekking dat hij als ongeschoold persoon wel degelijk meester kan zijn, zijn concretisering van opgedaan begrip in concrete praktijken en de interculturele verwoording daarvan niet bij uitstek een performance van een verworvenheid van de moderne tijd?

Ik vraag me verder af of de ‘ontdekking’ van zijn meesterschap aan het einde van het interview een aanvullende reden is waarom hij steeds in de derde persoon spreekt in het interview? Niet alleen omdat hij zich als representant van anderen beschouwt, of vanwege zijn beschouwende manier van spreken, maar mogelijk ook uit onzekerheid over de waarde van zijn ervaringsexpertise of vanuit een gebrek aan vanzelfsprekendheid dat hij als ongeschoolde migrant meester zou kunnen zijn40. Naast meesterschap in termen van de kundigheid om

geduldig te zijn en levenswijs te zijn, betoont Abdullah zich in het genre dat hij spreekt ook narratief competent, omdat het hem (mede) in staat om zichzelf als deskundige te herpositioneren in interactie met mij41.

In de analyse kwam al een paar keer naar voren dat Abdullah zich vaker als observator dan als deelnemer beschouwt, en dat een derdepersoonsperspectief frequenter voorkomt dan een

39 Opschoning van: “Nooit heb ik gedacht dat een man die nooit in school heeft gezeten in de meester leven voor mij de richting genomen”. Met dank aan verhalenvertelster en taalkundige Anne van Delft voor het ‘vertalen’ van gesproken naar geschreven taal van deze belangrijke doch cryptisch geformuleerde zin.

40 Het inzicht van zijn kundigheid ondanks zijn gebrek aan scholing komt op nog een ander punt terug, met consequenties voor gezond leven. Hij vertelt: “Ik heb gisteren gehoord van mijn zeg maar imam dat ik zelf mijn verslagen van het werk gelezen wordt op de dag van het oordeel…geen mensen vragen die voor mij gaan lezen. Die dag gaat iedereen zelf leren, wordt allemaal zelf gelezen. Niemand komt daar zomaar zonder school. Iedereen weet precies wat (hij heeft) gedaan. Iedereen gaat zelf voor zich aantonen dat wat ik heb gedaan”. Hij komt tot het inzicht dat zijn ongeschooldheid in de gezonde tijd hem niet ontslaat van de verantwoordelijkheid voor zijn daden.

41 Deze discussie is relevant voor een nieuw terrein in de gezondheidsbevordering dat wordt aangeduid met de term

gezondheidsvaardigheden (in het Engels health literacy). Dit terrein is ontstaan vanuit de zorg dat het ontbreken of onderontwikkeld zijn van gezondheidsvaardigheden de toegang tot gezondheidskennis en gezondheidszorg belemmert. Gezondheidsvaardigheden zijn de individuele competenties die nodig zijn om goed met gezondheid en ziekte om te kunnen gaan. Dat veronderstelt dat mensen interesse en aandacht hebben voor hun eigen gezondheid, dat ze informatie over gezondheid kunnen en willen verzamelen, lezen of horen, begrijpen en toepassen. Mensen beschikken in wisselende mate en vorm over deze verschillende eigenschappen. Volgens het NIGZ ondervinden met name allochtonen, mensen met een lage opleiding en ouderen problemen in het vinden en gebruiken van gezondheidsinformatie. Maar ook voor hoger opgeleiden geldt dat zij binnen het gezondheidsdomein niet altijd alle beschikbare, vaak specifieke, informatie begrijpen en kunnen toepassen. http://www.nigz.nl/index.cfm?act=dossiers. inzien&vardossier=51 [toegang 16 januari 2010]; http://www.hsph.harvard.edu/healthliteracy/overview.html) [toegang 16 januari 2010].

eerstepersoonsperspectief. Abdullah geeft verder blijk van een uitzonderlijk gevoel voor woorden (zie bijvoorbeeld in Fragment 9.1. zijn gezondheid en gezond tijd twee woorden met eenzelfde klank; en in fragment 9.3. ‘Daarom past de zin “ik heb een goed leven gehad” niet’). Vanwege deze kenmerken zou ik het meest opvallende genre in het interview karakteriseren als beschouwing, die soms zelfs een poëtische kwaliteit krijgt (luisteraars aan wie ik Abdullahs verhaal

presenteerde merkten op dat zij hem een filosoof of poëet vonden). Abdullah’s gebruik van een beschouwend genre getuigt van sociale intelligentie omdat een rationele, beschouwende, en filosofische manier van uitdrukken in onze samenleving een hoge status geniet en eloquentie hierin van belang is om gehoord te worden42. De diversiteitsbewuste narratieve lezer en

onderzoeker is nu in staat Abdullah op onverwachte vlakken als competent en als gezond te beschouwen.

Methodologisch commentaar

Bovenstaande analyse wil ik gebruiken om voort te borduren op de rol van genres (aanduiding voor de tekstsoort, zie §4.2.4. en §4.3.43). Om ‘leken’ een serieuze stem te kunnen

geven, is het van belang aandacht te hebben voor niet alleen de inhoud van wat mensen zeggen, maar ook voor de kwaliteit van het stem geven op zichzelf in een nieuwe “politics of the voice” (Martin, 2008). Niet alle geschreven, noch gesproken genres hebben dezelfde status in onze samenleving. Dit gegeven zou ook mee moeten wegen in het psychologische discursieve

onderzoek, zo concluderen psychologen Westerhof en Voestermans (1995) op basis van het werk van Pierre Bourdieu. Het recht om te spreken in een bepaalde situatie, en de sociale impact van het gesprokene hangt af van de waardering voor het gebruik van een bepaald dialect of articulatie, de beheersing van bepaalde argumentatievormen, en van de autoriteit van de spreker. Daarom is het van belang dat psychologen aan bepaalde taalhandelingen geen algemeen geldende functie toekennen, maar deze zien als sociaal-culturele configuraties (Westerhof & Voestermans, 1995).

Een narratieve analyse met aandacht voor de positionering van subjecten in lokale morele spreekcontexten lijkt een geschikte strategie met het oog op deze sensitiviteit voor de “economie van taalhandelingen” (Westerhof & Voestermans, 1995). Hierdoor biedt de positioneringstheorie de mogelijkheid te onderzoeken met welke genres (van schrijven en spreken) iemand bekend is en waar cultureel gezien een geaccepteerde ruimte voor bestaat. Dit richt de aandacht op de conventies en normen ten aanzien van de genres waarover iemand beschikt. Aandacht voor de morele context van het spreken in de analyse geeft daarom een preciezer inzicht in de definitiemacht van leken. Op deze manier hoop ik in de gezondheidsbevordering ruimte te creëren voor alternatieve logicaen over gezond leven (Crossley, 2000), niet alleen wat betreft de inhoud van deze alternatieve logica’s, maar ook wat betreft verschillende manieren van zich uitdrukken.

42 Ik wil overigens niet suggereren dat hij deze stijl bewust en strategisch inzet, het kan ook zijn manier zijn geworden om

zich als analfabeet staande te houden, of zelfs dat niet en een strikt persoonlijke stijl zijn. Een uiterst persoonlijke stijl blijkt overigens vaak bij uitstek te passen in een cultureel patroon dat de lagere klassen zich door het aanmeten van de genres van de bovenlaag proberen een plek te veroveren (Bourdieu, 1989).

43 Klassieke voorbeelden van genres zijn de tragedie, komedie, klucht, satire (Whyte, in Riessman, 1993). Maar genre

wordt breder gebruikt als aanduiding voor de tekstsoort die wordt gebruikt in bijvoorbeeld de advocatuur, de journalistiek, de wetenschap (Frank, 2006). Ook het persoonlijke interview wordt wel als een genre opgevat (Riessman, 1993).

187 | hoofdstuk 9

de gezamenlIjke constructIe van de geïntervIewde als deskundIg (abdullah)

Onderzoekers moeten bijvoorbeeld voorzichtig zijn met het privilegiëren van een verhaal van persoonlijke ervaringen, wat Kathy Riessman in de inleiding van haar boek Narrative Research in the Human Sciences (2007) als typische westerse preoccupatie beschrijft. Hoewel ik de cultuursensitieve oproep in haar betoog onderschrijf, mag dit niet resulteren in een te gemakkelijk in een hokje stoppen van Abdullah als lid van een collectivistische cultuur. De voorkeur van onderzoekers voor een persoonlijk verhaal (dat ook als genre is te beschouwen) leidt in narratief onderzoek waarin de stem van gemarginaliseerde groepen een podium krijgt tot een paradox. Deze op emancipatie en empowerment gerichte onderzoekers maken gebruik van een gemarginaliseerd middel (een verhaal is soms ook ‘gewoon een verhaal’ dat vanwege de relativiteit en uiterst persoonlijke status makkelijk terzijde geschoven kan worden) om de gemarginaliseerde positie van bepaalde groepen te verbeteren (Gready, 2008).

9.3. reflectie op de relevantie van een kleine verhalenbenadering

In hoofdstuk 4 noemde ik drie opvattingen van het kleine verhaal: als tekstsoort (het kleine verhaal zelf als genre), als aanduiding voor de vindplaats van dit type verhalen en als benadering. Het kleine verhaal als benadering maakt onderdeel uit van zogenaamde nieuwe genre benaderingen in de wetenschap (Georgakopoulou, 2006a), waarin een belangrijk thema de erkenning van genres, de status van kennis en van de spreker is. Een voorbeeld van een nieuwe genrebenadering die ik al eerder noemde is de polyphonic novel van Bakhtin (zie hoofdstuk 4). Hier wil ik voortborduren op de nieuwe genrebenadering aan de hand van nieuw opgedane inzichten. Ik bespreek twee voorbeelden, omdat zij illustratief zijn voor een

diversiteitsperspectief: een uit de argumentatieleer en een uit postkoloniale studies.

In de argumentatieleer voerde Toulmin (1958) een pleidooi voor domeinafhankelijke en domeinonafhankelijke argumentatie. Dit betekent dat naast algemeen geldende

(domeinonafhankelijke) criteria voor goede argumentatie er ook domeinafhankelijke criteria gelden voor goede argumentatie in bijvoorbeeld de rechtspraak en de journalistiek. In het populaire domein waarin common sense deskundigheid ten aanzien van de gezondheid geldt (Kleinman, 1980), zouden in het verlengde hiervan ook eigen criteria geïdentificeerd kunnen worden bijvoorbeeld op basis van de criteria voor een goed verhaal (Bruner, 1990). Naast algemene criteria voor een goed verhaal, zo leren Toulmin en Bourdieu ons, is echter

genresensitiviteit nodig, dat wil zeggen aandacht voor en kennis van de diversiteit aan (spreek- en schrijf)genres.

Met de recente emancipatie van “subaltern modernities” door bijvoorbeeld Walter Mignolo (2000) in postkoloniale studies worden nieuwe vormen van kennis gearticuleerd, of oude vormen van gediskwalificeerde kennis gerehabiliteerd. Voorbeelden van nieuwe of

gerehabiliteerde vormen van kennis in het populaire domein zijn het gebruik van alternatieve geneeswijzen, en in de wetenschap het rehabiliteren van de mystiek en de psychoanalyse in een proefschrift dat binnenkort verschijnt (Straatman, in press). Hiermee wordt het appèl van William James (1902) van meer dan een eeuw geleden, om mystieke kennis een serieuze plek te geven in de wetenschap nieuw leven ingeblazen. Je hoeft volgens hem zelf geen mystieke ervaringen gehad te hebben, of er zelf in te geloven, om toch de hypothesengenererende kwaliteit ervan te

herkennen.

Welke (her)nieuw(d)e hypothesen over gezond leven levert het luisteren naar de gezondheidsexpertise van Abdullah op? Ik leer van zijn verhaal om de kennis die via ons lichaam

tot ons komt, via spirituele of religieuze bronnen, en natuurwijsheid, te herwaarderen in plaats van medische (wetenschappelijke) kennis alleen. Zo vinden paradoxaal genoeg Grote Verhalen (in Lyotard’s opvatting hiervan) over gezondheid opnieuw een podium dankzij wetenschappelijke stromingen zoals het kleine verhaal. Het verschil met de oude Grote Verhalen is echter, dat zij hun vanzelfsprekende autoriteit verloren hebben, en dat ieder voor zich moet bepalen welk Groot Verhaal wanneer en op welke manier zinvol is om een gezond leven te bevorderen.

deel Iv

Following Benjamin we can say that the performance turn in narrative studies

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN