• No results found

De rol van taal en het belang van hermeneutische en literaire onderzoeksmethoden

bestudering van gezond leven Daarvoor verken ik twee hoofdbenaderingen in het narratieve onderzoek:

4.1. de narratieve benadering in de psychologie

4.1.2. De rol van taal en het belang van hermeneutische en literaire onderzoeksmethoden

Narratieve benaderingen kennen, net zoals postmodernistische, vertoog-analytische en retorisch-analytische benaderingen, een belangrijke rol toe aan taal, andere mensen, tijd en moraliteit in de constructie van de ervaren werkelijkheid en in het bijzonder de werkelijkheid van het zelf. Een narratief-psychologische benadering gaat evenwel uit van een levend subject dat al vertellende richting geeft aan het leven. Dit kwam eerder naar voren in de levende, liefhebbende, lijdende en sterfelijke mens van Freeman (1997). De benadering beperkt zich daarom niet tot de bestudering van teksten. Het is een benadering die sterk gericht is op de ervaringen van individuele mensen en hun worsteling met een gevoel van zelf (eenheid) en non-zelf

(verdeeldheid, fragmentatie) (Crossley, 2000). Hoewel taal dus een belangrijke rol vervult in een narratief-psychologische benadering behoudt zij een substantieve oriëntatie (Crossley, 2000) in plaats van abstractere vertogen of taal op zichzelf te analyseren.

Vanwege de centrale rol van taal en omdat in de narratieve psychologie betekenisverlening centraal staat, is een bijbehorend methodologisch instrumentarium nodig. Narratieve

onderzoekers moeten literaire en linguïstische aspecten serieus nemen (Mishler, 1995, 1999; Hyvärinen, Korhonen & Mykkänen, 2006; Georgakopoulou, 2006a, 2006b) en zich bekwamen in hermeneutische technieken en interpretatieve procedures (Polkinghorne, 1988). Zo worden narratieve strategieën en poëtische conventies, die tot uitdrukking komen in begrippen als stem, genre1, metaforen en retorische strategieën (Kleinman & Seeman, 2000), onderdeel van het

methodologische repertoire.

1 Genre verwijst naar vormkenmerken of soorten tekst. Voorbeelden van genres die teruggaan tot de klassieke oudheid zijn de tragedie, komedie, romance en satire (White, in Riessman, 1993).

De verwachte link tussen de literatuurwetenschappen en de menswetenschappen (inclusief de narratieve psychologie) is echter lang niet zo sterk als men zou mogen verwachten (Hyvärinen, Korhonen & Mykkänen, 2006). Een narratieve benadering in de menswetenschappen mist vreemd genoeg vaak aandacht voor de linguïstische dimensie en de literaire kwaliteit van het vertelde2 (Hyvärinen et al., 2006; Rimmon-Kenan, 2006). De inmiddels geavanceerde discussies

in de literatuurwetenschappen over de complexe relatie tussen lezer, auteur en verteller zouden kunnen helpen om de menswetenschappen op dit gebied verder te ontwikkelen. De narratieve constructie van het leven behelst namelijk net als bij het schrijven van literaire teksten het geval is, het gelijktijdig innemen van de rollen van lezer, auteur en verteller (Randall & McKim, 2004). Er zijn echter ook risico’s verbonden aan een (te) letterlijke vertaling van de literaire metafoor naar het domein van de menswetenschappen. Hierbij dient het zogeheten referentiële aspect (Hyvarinen et al., 2006) in de gaten te worden gehouden. Dit aspect betreft de belangrijke vraag bij een veronderstelde analogie tussen narratief en (gezond) leven: hoe ver reikt de analogie en waar houdt deze op?

Aan zowel het ‘letterlijk’ als het metaforisch gebruik van ‘narratief’ in de

menswetenschappen zijn voor- en nadelen verbonden. Narratieve onderzoekers lopen het risico van over- maar ook van ondergebruik van de metafoor van het verhaal. Wanneer alle menselijke betekenisverlening een verhaal wordt genoemd, wordt ‘narratief’ een containerbegrip waarvan de meerwaarde onduidelijk is (Sartwell, 2006). Wanneer ‘narratief’ synoniem wordt voor betekenisverlening lijkt het van generlei belang meer op wat voor manier iemand vertelt (verhalend, beschrijvend of argumentatief bijvoorbeeld). Dan is de discriminatoire waarde ten opzichte van andere tekstvormen kortom zoek.

Daarnaast moeten de overeenkomsten en verschillen tussen vertelde en geschreven verhalen goed in de gaten gehouden worden in de analyse, zodat geen ongeldige uitspraken gedaan worden. Polkinghorne (1988) zegt niet voor niets dat interpretatieve procedures in de menswetenschappen weliswaar lijken op die in de literatuur- en geschiedwetenschappen, maar niet hetzelfde zijn. De betreffende procedures dienen namelijk een ander doel: de studie van de mens en die van teksten respectievelijk. Een ander risico ontstaat wanneer ervaring, handelen, leven en personen te letterlijk net als een geschreven tekst worden geïnterpreteerd. Een te tekstuele hermeneutische3 benadering zou een serieuze reductie inhouden van de mens als

(sociale) actor (Bamberg, 2006a). Daarom zijn ook de structuren van verhalen voor mij niet op zichzelf onderwerp van studie (zoals in de narratologie), maar een middel om inzicht te krijgen in een deel van het menselijk leven, namelijk het gezonde leven.

Welke consequenties heeft deze discussie over het belang van een eigen methodologisch repertoire voor mijn onderzoek? In de concretisering van de narratief-psychologische

onderzoeksbenadering in de volgende hoofdstukken maak ik gebruik van het werk van narratieve onderzoekers (niet noodzakelijk alleen psychologen) dat gekenmerkt wordt door de volgende drie samenhangende aspecten. Ik maak ten eerste vooral gebruik van onderzoekers die een hermeneutisch en literatuurwetenschappelijk geïnspireerde benadering gebruiken om kwalitatieve

2 In de bundel The Travelling Concept of Narrative (Hyvarinen et al, 2006) wordt de manier waarop narratief als concept letterlijk danwel metaforisch de oversteek maakt van de literatuurwetenschappen naar de menswetenschappen en terug bevraagd. Het verschijnen van de bundel zelf illustreert dat narratief onderzoek niet alleen in het Angelsaksische gebied, maar ook op het Europese continent voet aan de grond krijgt.

3 Bamberg (2006a) verwijst hier naar de manier waarop de hermeneutiek al eeuwenlang wordt gebruikt om religieuze teksten te bestuderen.

071 | hoofdstuk 4

naar een narratIef-psychologIsche benaderIng van gezond leven

data te analyseren4. Ten tweede geef ik voorrang aan onderzoeksbenaderingen die niet alleen

aandacht besteden aan de inhoud van verhalen (zogenaamde thematische narratieve

benaderingen, zie bijvoorbeeld Lieblich, 1998), maar ook aan de wijze waarop verhalen worden verteld (door bijvoorbeeld elementen te importeren vanuit de discursieve psychologie, de conversatieanalyse en de psycholinguïstiek). Ten derde bouw ik voort op reeds bestaande toepassingen van de hermeneutiek, de literatuurwetenschappen en de (psycho)linguïstiek in de menswetenschappen in plaats van deze disciplines zelf te onderzoeken op bruikbare elementen voor de ontwikkeling van een interpretatief narratief-psychologische onderzoeksmethodologie5.

Ik maak daarbij graag gebruik van het werk van onderzoekers die reeds een methodologische bijdrage hebben geleverd aan het narratieve onderzoek (zoals Elliot Mishler en zijn student Kathy Riessman), zodat ik niet zelf het wiel helemaal opnieuw hoef uit te vinden.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN