• No results found

Het kleine verhaal: verruimingen met het oog op de diversiteit van gezond leven

bestudering van gezond leven Daarvoor verken ik twee hoofdbenaderingen in het narratieve onderzoek:

4.2. op zoek naar een geschikte benadering van ‘narratief’ voor gezond leven

4.2.3. Het kleine verhaal: verruimingen met het oog op de diversiteit van gezond leven

In deze paragraaf bespreek ik hoe de hierboven genoemde verruimingen van het kleine verhaal kunnen helpen om recht te doen aan het onderwerp gezond leven, de participantengroep en het gezondheidsbevorderingsdoel van het ZGL-project (§1.1.).

De eerste verruiming is om oog te hebben voor meer open ordeningen en voor verhalen met een ambigue einde, en niet per se op zoek te gaan naar gesloten temporele ordeningen. Dit is belangrijk omdat in het dagelijks leven minder gepolijste en coherente narratieven eerder regel dan uitzondering zijn (Georgakopoulou, 2006a, 2006b). De literatuurwetenschappen leveren twee kandidaten voor een dynamische verhaalopvatting die een betere analogie vormen tussen het type verhaal en het leven. De eerste is het genre van de ‘processual story’ (procesachtige verhalen). In het geleefde leven zijn mensen, net als de karakters in procesachtige verhalen niet bewust van het patroon waar zij onderdeel van uitmaken. In tegenstelling tot meer conventionele opvattingen van een verhaal, waarin het plot gekenmerkt wordt door sluiting (closure), bezitten procesachtige verhalen openheid (aperture), “thereby reflecting the genuine contingency or eventness of real life” (Randall & McKim, 2004). Een tweede genre is de novelle, die in het werk van Bakhtin centraal staat (zie §3.2.4). De novelle heeft geen alwetende verteller meer, en is een genre dat aan de kenmerken van een genre zelf ontsnapt door steeds een andere gedaante aan te nemen (Holquist, 1982; Mayerfeld Bell & Gardiner, 1998).

Onder de eerste verruiming valt ook het onderscheiden van verschillende

ordeningsprincipes, in plaats van alleen een chronologische temporele ordening van het verhaal met begin, midden en einde. Mary en Kenneth Gergen (1986) beschrijven drie door hen universeel geachte narratieve genres wat betreft temporele ordening: een progressief, regressief en stabiel narratief. Jens Brockmeier (2000) onderscheidt maar liefst zes soorten temporele ordeningen. Op basis van antropologische inzichten is in narratief onderzoek naast lineaire, progressieve ordeningen aandacht gekomen voor andere temporele ordeningen (zoals cyclische). Vertellers leggen niet alleen temporele verbindingen, maar ook bijvoorbeeld thematische of spatiële, aldus Riessman (1993, 2007). Een voorbeeld van een spatiële ordening komt voor in migratieverhalen die georganiseerd zijn rondom plekken waar men zich al dan niet thuis voelt, zoals land van herkomst en het vestigingsland. De verruiming van ordeningsprincipes lijkt dan ook specifiek van belang in onderzoek met aandacht voor diversiteit. Nog een reden om ruimte te geven aan verschillende ordeningsprincipes is het zoeken naar een niet-temporele narratieve structuur van gezond leven, vanwege het vermoedelijk ontbreken daarvan.

Ten tweede is een specifiek aspect van openheid de morele positie van de verteller. Het kleine verhaal geeft ruimte aan een onzekere, vloeibare en dynamische positie in plaats van alleen maar op zoek te gaan naar een zekere, en constante morele positie. Zoals in de vorige paragraaf naar voren kwam, worden verhalen van mensen gekenmerkt door ambiguïteit en contradicties. Deze ambiguïteit en contradicties zijn interessant in een kleine verhalenbenadering, ook wat betreft de morele positionering. Weliswaar sluit de kleine verhalenbenadering niet uit dat mensen in hun manier van praten getuigen van een zekere en constante morele positie. Maar omdat gezond leven een bij uitstek gemoraliseerd domein is, en dit onderzoek ruimte probeert te creëren voor verschillende normen ten aanzien van gezond leven naast de biomedische, is waardering van een onzekere, vloeibare en dynamische morele positie nodig.

De derde verruiming die het kleine verhaal toelaat betreft verhalen met een hypothetisch karakter, met een plan voor de toekomst, of de verbeelding van die toekomst (Georgakopoulou,

079 | hoofdstuk 4

naar een narratIef-psychologIsche benaderIng van gezond leven

2006a, 2006b; Riessman, 1993), in plaats van het onderzoek te beperken tot verhalen over gebeurtenissen die zich afspelen in de verleden tijd. Juist met het oog op het

gezondheidsbevorderende doel van het onderzoek is een ruimere definitie van narratief, inclusief de verbeelding van alternatieve mogelijkheden, gunstig. Als positieve gezondheid niet als concrete gebeurtenis betekenis heeft gekregen in het leven van een geïnterviewde, kan het niettemin van belang zijn te vragen positieve gezondheid te verbeelden om zo inzicht te krijgen in het potentieel gezonde leven. Dit is ook bij ouderen van belang. Natuurlijk is het belangrijk en interessant om onderzoek te doen naar reminiscentie bij ouderen, al is het maar ter behoud en stimulans van hun eigen mentale vermogens en van het collectieve geheugen12. Met het oog op het verkrijgen van

inzicht in wat voor ouderen gezond blijven en worden betekent, is het echter van belang om ouderen niet alleen te bevragen op hun (herleving, herinterpretatie, actualisatie van) herinneringen uit het verleden.

Een vierde verruiming is om de ‘eventness’ van verhalen ter discussie te stellen. De beperkte opvatting van gebeurtenis, zeker een vooraf bepaalde, kan ertoe leiden dat een onderzoeker geïnteresseerd in de alledaagsheid van gezond leven (een van de aandachtrichtende begrippen uit §1.4) met lege handen staat. Wanneer gezond leven ervaren wordt in het ritme van alledag, in vluchtige momenten en in gewoontegedrag in plaats van in grootse momenten die de moeite van het vertellen waard zijn, is het belangrijk in narratief onderzoek ruimte te maken voor deze ‘kleine gebeurtenissen’. Voor gezonde mensen hoeft het namelijk niet evident te zijn waarom hun alledaagse verhaal over gezond leven voor onderzoekers de moeite van het vertellen waard is. En ook mensen die zichzelf niet als gezond zouden definiëren, kunnen zich afvragen waarom hun verhaal over gezond leven belangrijker zou zijn dan hun verhaal over ziekte. Kortom, wat geldt als een verhaal dat de moeite van het vertellen waard is, is niet in objectieve zin vast te stellen. De onderzoeker/interviewer en geïnterviewde kunnen hierover van mening verschillen. Om toch een interview over een alledaags onderwerp als gezond leven te kunnen houden, is daarom erkenning van deze dimensie van vertelbaarheid in de interviewsituatie nodig.

Een vijfde verruiming van het kleine verhaal is om gedeelde verhalen en verhalen verteld door meerdere vertellers tot onderzoeksonderwerp te maken. Voorbeelden hiervan zijn onderzoek naar de constitutie van families door het vertellen van verhalen door meerdere familieleden (Langellier & Peterson, 2004) en naar de hedendaagse communicatie van jongeren door middel van bijvoorbeeld sms en msn (Georgakopoulou, 2006a, 2006b). Het gaat om de bestudering van gesprekken in natuurlijke settingen, zoals op scholen en tijdens familie-uitjes. Deze voorkeur hangt samen met de zesde verruiming. Die betreft het belang dat wordt gehecht aan de inbedding in de lokale context waarin een verhaal verteld wordt, in plaats van een gedecontextualiseerd (in een onderzoekssetting) verhaal tot belangrijkste bron van informatie te nemen. Het narratieve onderzoek wordt gedomineerd door onderzoekers die geïnteresseerd zijn in de persoonlijke beleving van één individuele verteller aan de hand van (auto)biografische verhalen. Deze interesse hangt samen met de inzet om persoonlijke verhalen en gemarginaliseerde perspectieven

12 In reminiscentieonderzoek wordt herinneren niet simplistisch als een weergave van gebeurtenissen in de verleden tijd

gezien. Het verleden wordt ge(her)interpreteerd vanuit de actualiteit in het heden en met het oog op een gewenste of gevreesde toekomst. Andersom wordt de anticipatie op de toekomst gemedieerd door de interpretatie van het verleden en in het licht van het heden. Het heden kan vervolgens alleen ervaren worden in relatie tot meerdere mogelijke verledens en toekomsten (Randall & McKim, 2004). Geheugen en verbeelding zouden wel eens twee “interdependent expressions of a single creative consciousness” kunnen zijn; de ene gericht op de toekomst, de ander op het verleden, maar beide creatief (Randall & McKim, 2004).

een stem te geven. De beoogde verruiming is om net als in conversatieanalytisch onderzoek ‘natuurlijke conversaties’ of ‘living narratives’ (Ochs & Capps, 2001) als relevante onderzoeksdata op te nemen.

Welke opvatting van narratief, het kleine of grote verhaal, is nu geschikt met het oog op de bestudering van gezond leven? Voor gezond leven lijken zowel openende als sluitende

bewegingen van belang, en daarom zowel het kleine als het grote verhaal. Voor het aanbrengen van een (tijdelijke) nieuwe ordening dient de onderzoeksbenadering ruimte te bieden voor de dialectiek tussen openheid en geslotenheid, coherentie en incoherentie. Het belang van de openende functie geldt daarbij nog in sterkere mate voor de creërende gezondheidsvorm, die gericht is op transcendentie in plaats van op behoud. Daarom mag het belang van het kleine verhaal niet onderschat worden, omdat juist daarin iets nieuws kan ontstaan. Deze openheid mag niet door een te snel overstappen naar de coherentie van het grote verhaal teniet gedaan worden13. Waar het de creërende gezondheidsvorm betreft is coherentie alleen gezond als het

aanbrengen hiervan verder gaat dan het herstellen van een oud verhaal, of het creëren van coherentie alleen.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN