• No results found

bestudering van gezond leven Daarvoor verken ik twee hoofdbenaderingen in het narratieve onderzoek:

4.2. op zoek naar een geschikte benadering van ‘narratief’ voor gezond leven

4.2.2. Kritiekpunten op het grote verhaal

In de literatuur kom ik grofweg twee grote kritiekpunten tegen op het grote verhaal of varianten daarvan (niet iedereen bezigt de term groot verhaal). Het eerste kritiekpunt betreft de norm van coherentie. Hoewel sporadisch wordt coherentie als norm in menswetenschappelijk narratief onderzoek in twijfel getrokken. Zo kritiseert Strawson (in Hyvarinen, Korhonen & Mykkänen, 2006) de suggestie van MacIntyre en McAdams dat een coherent, heel en compleet narratief beter is dan een gefragmenteerd en meervoudig verhaal. Dit zou namelijk leiden tot de problematische ethische positie dat mensen die een goed doordacht en compleet levensverhaal kunnen vertellen beter zijn dan mensen met gefragmenteerde geheugens en representaties. Om deze ethisch problematische overstap van verhalen naar mensen te voorkomen, is het van belang conclusies op het niveau van verhalen niet te vertalen naar conclusies over mensen. Deze valkuil is reëel in psychologisch onderzoek waar een parallel wordt verondersteld tussen de structuur van verhalen en die van de psyche. Nog een stap verder is de suggestie dat incoherentie en openheid ook goed of gezond zou kunnen zijn, niet alleen als stap onderweg naar een nieuwe ordening, maar op zichzelf. In hoofdstuk 2 kwam naar voren dat een gevoel van vervreemding, van niet-thuis zijn ook bij gezond leven hoort. Vanuit dit oogpunt zou openheid, pluriformiteit, onzekerheid en incoherentie ook gezondheidsbevorderend kunnen zijn.

Crossley (2000) tempert de kritiek op de norm van coherentie in het grote verhaal. Volgens haar zijn de behoefte aan een gevoel van eenheid en coherentie, en het daadwerkelijk ervaren hiervan zowel wenselijk als reëel. Zij verzet zich tegen radicale postmoderne ideeën van een gefragmenteerd subject, omdat diens ervaringswereld gekenmerkt zou worden door een strijd tussen de ervaring van eenheid en fragmentatie, en tussen een gevoel van zelf en non-zelf. Ondanks deze waarschuwing aan het adres van postmodernistische ideeën over het zelf, roept de

077 | hoofdstuk 4

naar een narratIef-psychologIsche benaderIng van gezond leven

karakterisering van psychotherapie als een “exercise in story repair” volgens haar vragen op zoals: Wat constitueert dan een ‘beter’ (levens)verhaal? Hoe kunnen levensverhalen opnieuw worden toegeëigend door de auteur? En moet dit eigenlijk? (Crossley, 2000, p.57-60).

Het tweede kritiekpunt betreft het te statische karakter van het grote verhaal. Dit hangt samen met het uitgangspunt van de structurele benadering dat narratieve structuren een aantal vaste elementen hebben10. Hoewel een plot variabel is en structuren in meer of mindere mate als

flexibel worden opgevat, is het aantal plots beperkt door de structuren die de taal aanreikt en door de (veranderende) culturele plots die voorhanden zijn (Polkinghorne, 1988). In dit opzicht is de structurele benadering statisch van aard. Voor zover de structurele benadering de nadruk eenzijdig legt op een coherent en compleet verhaal, op vaste structuren en verhalen met een gesloten temporele ordening (begin, midden en einde), en vooral aandacht heeft voor reflectie op ingrijpende existentiële gebeurtenissen, lijkt het grote verhaal geen adequate opvatting van narratief te bieden voor dit onderzoek. Immers, zoals in hoofdstuk 2 naar voren kwam, proberen mensen door het vertellen van verhalen een ervaringslogica voor elkaar te krijgen, die veel meer gekenmerkt wordt door ambivalentie en contradicties dan door logische consistenties zoals Herzlich (1973) veronderstelt (zie §2.3.).

Gezien de dynamiek van gezond leven, het belang van openheid en de veronderstelling dat anders dan bij ziekte in het geval van een gezond leven een temporele narratieve structuur in het verhaal ontbreekt, rijst de vraagt of deze structurele benadering wel zo geschikt is met het oog op de bestudering van gezond leven. Het grote verhaal dat lange tijd dominant is geweest in narratief onderzoek, heeft naast de twee hierboven genoemde grote kritiekpunten nog een aantal

beperkingen, waardoor bepaalde groepen of aspecten van gezond leven worden uitgesloten. Deze vormen van uitsluiting bespreek ik hieronder. Daarbij verken ik om deze uitsluiting te voorkomen een aantal verruimingen, die samengevat kunnen worden onder de noemer ‘kleine verhalen’ (Ochs & Capps, 2001)11. Het gaat om de volgende verruimingen (de kenmerken van het grote

verhaal noem ik steeds eerst, daarna de aanvulling van de kleine verhalenbenadering): 1. een gesloten temporele en causale orde én een open en eventuele spatiële organisatie; 2. een zekere en constante morele positie én een onzekere, fluïde en dynamische positie; 3. een gebeurtenis in de verleden tijd én hypothetische of toekomstige of nog aan-de-gang-

zijnde gebeurtenissen;

4. hoge vertelbaarheid én lage vertelbaarheid (eventness);

5. een persoonlijke ervaring van één actieve verteller én een gedeelde ervaring (van een gebeurtenis) door meerdere (co)vertellers;

6. decontextualisatie én inbedding in de lokale context waarin het verhaal verteld wordt.

10 Zo onderscheidt Mandler een basisstructuur bestaande uit een temporele ordening van achtereenvolgens een setting (introductie van de karakters, locatie en tijd), een aantal episodes, en een verbinding van de ontwikkeling en uitkomst van iedere episode met het grotere verhaal (in Polkinghorne, 1988, p.111). Bruner grijpt terug op de dramatische pentad (vijfhoek, zie §7.2.2.).

11 Een minimum eis om van een verhaal te mogen spreken is dat er tenminste sprake is van a) een predicament, in het Nederlands vertaald een hachelijke situatie of dilemma (Polkinghorne, 1988), b) een breuk of breuklijn (Bruner, 1986), c) ‘trouble’ (Wetherell, 2005) wat in het Nederlands vele verschillende betekenissen kan hebben, zoals probleem, tegenslag, narigheid, ongemak, kwaal, pech, mankement, gevaar, moeite, of d) complicerende actie (Labov, 1972) die aanleiding geeft tot verwikkelingen. In het kleine verhaal wordt zelfs die eis losgelaten (Georgakopoulou, 2006a, 2006b; Ochs & Capps, 2001).

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN