• No results found

De rol van theorie in de meervoudige constructie van gezond leven

opleidingsniveau en etniciteit) in vergelijking met de andere interviews.

Fragment 9.4. De menselijke morele capaciteit en verantwoordelijkheid

9.1.4. De rol van theorie in de meervoudige constructie van gezond leven

In deze paragraaf zijn drie verhaallijnen aan bod gekomen, een natuur-lichaam-, modegerichte en reflectieverhaallijn. Op welke manier ondersteunen, contrasteren of nuanceren deze drie verhaallijnen de conceptualisering van gezond leven als dynamische relatie tussen individu en omgeving (zie hoofdstuk 2)? Ik bespreek eerst redelijk uitvoerig de overeenkomsten en verschillen tussen de drie verhaallijnen met Canguilhem’s conceptualisering. Deze analyse gebruik ik om de relatie tussen de verschaallijnen te specificeren en de consequenties hiervan voor het voor Abdullah wenselijke versus haalbare alternatief aan te geven. Daarna beperk ik me gezien het bestek tot een korte vaststelling van enkele overeenkomsten met Herzlichs

bevindingen en de rol van zingeving bij Antonovsky. Tot slot vul ik de conceptualisering van gezond leven als dynamische relatie tussen individu en omgeving aan met behulp van aanvullende literatuur die op basis van de analyse van Abdullahs positionering relevant lijkt.

De op Canguilhem gebaseerde conceptualisering van de creërende en behoudende gezondheidsvorm zie ik ten dele terug in de tijdsperspectieven in de verhaallijnen. Deels zie ik hierin ook een verschil. De eerste verhaallijn (lichaam en natuur) is te begrijpen vanuit de conceptualisering van gezondheid als een aangelegenheid van het individuele organisme, dat in het moment op basis van lichaamsgevoel evalueert of het gezond is. Ik vermoed26 echter dat

Abdullahs opmerking dat er ‘een geest in het lichaam is geplaatst’ (fragment 9.1. r.1) een verschil inhoudt met Canguilhem’s materialistische conceptualisering. In plaats van een volledig automatische aanpassing aan de nieuwe omstandigheden luistert de protagonist in de lichaam- natuurverhaallijn naar zijn lichaam en laat hij zich verzorgen.

De reflectieverhaallijn contrasteert met het idee van een organisch, voortdurend aanpassen aan veranderende normen. De ideale gezondheid in deze verhaallijn is geen tijdelijke maar eeuwige, geen veranderlijke maar statische gezondheid. De veranderlijkheid en het aanpassen aan maatschappelijke normen in de modegerichte verhaallijn evalueert Abdullah wisselend als iets wat niet kan, niet wenselijk of psychisch ongezond is. De tijdelijke, veranderlijke en momentane gezondheid krijgt een minder hoge status van Abdullah dan de eeuwige27.

De norm voor gezond leven binnen het aardse, tijdelijke leven -‘aan de grens blijven’ – staat bovendien in contrast met de norm van transcendentie, wat voor Canguilhem zo’n belangrijke onderscheiding is van de creërende gezondheidsvorm28. Dit betekent echter niet dat de

protagonist in de reflectieverhaallijn een passieve is. Het ‘aan de grens blijven’ vereist een continu

26 Ik zeg ‘vermoed’ omdat het nog niet eenvoudig is te achterhalen in hoeverre er in Canguilhem’s denken sprake is van

een in bepaalde mate bewust subject of zelf dat, in aanvulling of wisselwerking met een lichamelijk zelf, tot handelen komt. Zie voor een discussie over de vraag of er bij Canguilhem sprake is van een subjecttheorie een artikel van de Franse filosoof Badiou (1998).

27 Net zoals Aisja die uitstel van haar gezonde leven naar haar kinderen in plaats van gezond leven voor zichzelf als

gezond alternatief construeert, verschuift Abdullah de oogst van zijn goede werken tot na de gezonde tijd op aarde.

monitoren van de eigen acties en de relatie met de omgeving en illustreert een manier waarop het momentane karakter er concreet uit kan zien. Maar de lichamelijke ‘zelf’monitoring wordt aangevuld of misschien beter gezegd afgewisseld met het ‘kijken’ door een reflectief zelf. Het reflectieve zelf en het lichaamsbewustzijn maken namelijk onderdeel uit van twee

verschillende verhaallijnen, ze komen niet samen voor binnen één verhaallijn. Het reflectieve zelf en het modegerichte zelf daarentegen worden wel op elkaar betrokken. Omdat bovendien de natuur-lichaamverhaallijn speelt in de verleden tijd concludeer ik dat zelfreflectie en niet lichaamsbewustzijn Abdullahs alternatief voor de modegerichtheid is.

Herzlichs bevinding in haar onderzoek in Frankrijk in de jaren ’60 dat haar respondenten de stedelijke leefwijze als ongezond zagen, zie ik terug in de eerste verhaallijn ‘wij leefden vroeger gezonder dichtbij de natuur’. Het ongezonde zagen zij als resultaat van de grote concentratie mensen, die stress en geluidsoverlast opleverde. Bij Abdullah is het de modegevoeligheid en snelheid die hoort bij het stedelijke, moderne leven, zoals in de tweede verhaallijn ‘mensen willen meedoen met de mode en dat kan niet’ naar voren komt. Daarnaast ziet hij een door mensen gemanipuleerde mooie buitenkant van groenten als ongezonder dan de vitaminerijke binnenkant van producten die in hun natuurlijke vorm zijn gebleven29. De reflectieverhaallijn, ‘je moet

gewoon naar jezelf kijken en naar de tijd’ komt overeen met waar zowel Canguilhem als Herzlichs respondenten het gezonde lokaliseerden: in (de houding van) het individu. De modegerichte verhaallijn komt overeen met Canguilhem’s stellingname dat maatschappelijke invloeden ongezond zijn. In overeenstemming met Antonovsky tenslotte krijgt ook in Abdullahs betekenisverlening een zingevingsrelatie tussen individu en omgeving de voorkeur boven een instrumentele relatie (focus op wat hij levert in plaats van wat hij gebruikt).

Abdullahs thematisering van het al dan niet passen van een individu in zijn omgeving (zie de analyse van fragment 9.3.) geeft aanleiding om de dynamische relatie tussen individu en omgeving verder aan te vullen aan de hand van vier soorten ‘fit’ tussen individu en omgeving die ik in de gezondheidsliteratuur (breder dan het kwalitatieve onderzoek naar

gezondheidsopvattingen) ben tegengekomen.

Nog binnen het theoretisch kader (hoofdstuk twee) valt de duiding van de eerste verhaallijn (natuur-lichaam) in termen van een lichamelijke fit tussen organisme en omgeving. Deze conceptualisering richt de aandacht op de organische flexibiliteit en lichamelijke autonomie ten opzichte van de omgeving zoals hierboven uiteengezet. Een tweede vorm van aanpassing wordt zichtbaar vanuit de omstreden definitie van gezondheid van socioloog Talcott Parsons: “the state of optimum capacity of an individual for the effective performance of the roles and tasks for which (sh)he has been socialized” (Parsons 1951, p.117). In deze vorm van aanpassing is geen sprake van een autonoom zelf, maar van assimilatie aan de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in de maatschappelijke fit zonder autonomie van de laaggeschoolde die zich bewust moet zijn van zijn klassebepaaldheid (in de tweede verhaallijn: modegevoeligheid).

In de derde reflectieverhaallijn is sprake van een spirituele fit. De taak van de protagonist is om te leren wat zijn bestemming is en die te volgen in plaats van iets anders te willen en te kijken naar anderen. Voor een beter begrip van deze vorm van afstemming zou de analist bijvoorbeeld een beroep kunnen doen op inzichten uit spirituele tradities. In de gezondheids-

29 Een concreet advies voor gezondheidsbevordering op omgevingsniveau zou kunnen zijn om het gebruik van

biologische voeding en natuurparticipatie te faciliteren en stimuleren, ook bij laagopgeleiden en migranten (zie ook rapport van De Witt uit 2006 over natuurparticipatie bij allochtonen).

179 | hoofdstuk 9

de gezamenlIjke constructIe van de geïntervIewde als deskundIg (abdullah)

bevorderingsliteratuur wordt melding gemaakt van een vierde vorm van ‘fit’: fit for (post)modern personhood (Monaghan, 2001; Staltonstall, 1993) die bij zou dragen aan de gezondheid. Dit betreft een vorm van maatschappelijke fit met autonomie, die gekenmerkt wordt door een modern zelf dat in staat is zichzelf te scheppen (narratieve therapie is voor een groot deel op deze premisse gestoeld).

Nieuwe vragen die ik als analist kreeg naar aanleiding van deze theoretische verkenning zijn: In hoeverre is er in Abdullahs verhaal sprake van een modern zelf of van een traditioneel zelf? En wat is eigenlijk gezonder? Een relatief ‘vast’ of ‘kern’zelf, dat figureert in de eerste en derde verhaallijn (in termen van klasse cq een kosmische ordening), is volgens Abdullah gezonder dan het zich voortdurend aan de mode aanpassende zelf in de tweede verhaallijn. Abdullah verhoudt zich in het interview tot drie zelven, tot een veelvoud aan morele contexten en tot mij als interviewer. Het zoeken in het interview naar zijn positie, zijn plek in de samenleving, in het leven en in een grotere kosmische constellatie is herkenbaar als, in het klein, een voorbeeld van een modern zelfproject. Het onderzoeksinterview fungeert zo bezien als een plaats voor

‘zelfontdekking’. Het is deze onderzoekscontext die in de analyse hierna centraal staat.

Methodologische reflectie

In deze paragraaf heb ik als analist met behulp van theorie verschillende perspectieven geboden op de constructie van gezond leven in aanvulling op een meer bottom-up analyse van hoe Abdullah zelf gezond leven construeert. De vier theoretische perspectieven kunnen ieder op zichzelf nieuwe inzichten opleveren over Abdullahs positionering. De combinatie (niet

noodzakelijk synthese) van meerdere theoretische perspectieven, theoretische triangulatie, is een (interne) validiteitbevorderende strategie in kwalitatief onderzoek (Denzin, 1978; Teunissen, 1985). Deze perspectieven zouden ook lezers (onderzoekers, gezondheidbevorderaars of ‘leken’) kunnen attenderen op en bewuste maken van verschillende richtingen voor de bevordering van gezond leven. Maar de analist kan ook vergelijkende vragen stellen.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN