• No results found

“the smallness of talk, where fleeting moments of narrative orientation to the world can be easily missed out on by an analytical lens which only looks out for

fully-fledged stories” (Georgakopoulou, 2006b, p.123).

Grote verhalen worden gezien als bronnen waaruit vertellers kunnen putten om bepaalde (retorische) handelingen te verrichten. Ze hoeven daarbij niet het complete, afgeronde verhaal met begin, midden en einde te vertellen, maar kunnen naar details en onderdelen hiervan verwijzen en die flexibel inzetten. Het is mogelijk om ‘het kleine’ op te sporen in het grote verhaal, en uit het kleine het grotere af te leiden. Een compleet en coherent narratief wordt een optie in plaats van een vereiste14 (Georgakopoulou, 2006a, 2006b).

De verruimingen van het kleine ten opzichte van het grote verhaal moeten echter gezien worden als meer dan een technische aangelegenheid. De term kleine verhalen verwijst namelijk ten tweede naar een criterium voor waar narratieve fragmenten aangetroffen kunnen worden, namelijk op zogeheten ‘sites of engagement’ (Scollon & Scollon, in Georgakopoulou 2006b, cursivering toegevoegd), zoals op straat, in cafés, op het schoolplein, in de hulpverlening. Ten derde is het kleine verhaal de aanduiding voor een diversiteitsbewuste benadering, waarin de ene ‘form of self-telling’ (Bruner, 1990) niet wordt geprivilegieerd boven een andere. Kortom, de

13 Dit principe komt overeen met het proces waardoor narratieve therapie gekenmerkt wordt. Hierin begeleidt de

hulpverlener cliënten met een verhaal van bepaaldheid naar een verhaal van onbepaaldheid (Bohlmeijer, 2007; Payne, 2006). Dit laatste is een verhaal dat meer pluriformiteit toelaat, en iemand niet vastpint op één bepaalde versie van de werkelijkheid.

14 Geleefde verhalen beginnen vaak zonder dat duidelijk is waarheen ze leiden. Het is bovendien vaak moeilijk zoniet

onmogelijk om in geleefde narratieven nauwkeurig onderscheid te maken tussen meer verhalende stukken tekst en bijvoorbeeld verklaringen, beschouwingen, opsommingen en speculaties.

081 | hoofdstuk 4

naar een narratIef-psychologIsche benaderIng van gezond leven

aanduiding klein of groot verhaal verwijst niet alleen naar een genre, al wordt het door onderzoekers wel vaak in die betekenis gebruikt (zie bijvoorbeeld Polkinghorne, Dan E., 2008).

De aandacht voor het kleine verhaal past volgens Georgakopoulou in een laatmoderne tendens in de menswetenschappen om op zoek te gaan naar verborgen, kleine, onofficiële en gefragmenteerde praktijken in de marges van officiële settingen of in zorgvuldig gekozen vrijplaatsen en culturele niches (2006a, 2006b). Deze aandacht voor het kleine, gefragmenteerde en onofficiële is belangrijk om sociale en persoonlijke transformatieprocessen zichtbaar te maken, en zelfs te bevorderen (Emerson & Frosh, 2004). Volgens Georgakopoulou introduceren Ochs and Capps (2001) een radicale verandering van focus in narratief onderzoek door de nadruk te leggen op de narratieve activiteit van het betekenisverleningsproces in plaats van op het narratief als afgerond product. De voorgestelde verandering in focus sluit aan bij een meer algemene verschuiving in narratief onderzoek van narrative to narration15 (Shotter & Katz, 2004). In analyses gericht op het in kaart brengen van verhaalstructuren (McAdams, 1997) en genres zoals ziekteverhalen (Frank, 1995) krijgt ‘narratief’ volgens psychologe Day-Sclater (2003) al gauw een ‘ding’achtige kwaliteit. Daarom stelt Day-Sclater voor narratief op te vatten als een “dynamic signifying practice that is the work of embodied human agents in cultural settings”16.

Zoals Polkinghorne (1988) al schreef is betekenisverlening een activiteit, geen substantie. Of, om met de woorden van die andere bekende narratieve psycholoog te spreken, woorden zijn daden van betekenis (Bruner, 1990).

4.3. samenvatting

In dit hoofdstuk heb ik in de eerste paragraaf de richting uitgezet waarin ik het

menswetenschappelijke narratieve onderzoeksgebied ga verkennen. In de verdere exploratie en concretisering van de narratief-psychologische benadering tot onderzoeksmethodologie voor gezond leven beperk ik me tot benaderingen die 1) aansluiten bij gezond leven zoals in mijn onderzoek geconceptualiseerd, 2) focussen op de samenhang en sequentie van de

betekenisverlening in plaats van een beschrijving in termen van categorieën of typologieën van verhalen, 3) aandacht hebben voor het hoe naast het wat en daarvoor gebruik maken van een eigen onderzoeksrepertoire (zoals literaire, linguïstische analytische middelen of van analytische strategieën uit de discourse analyse of conversatieanalyse). In deze paragraaf voegde ik een extra kenmerk van gezond leven toe, namelijk de vermoedelijk momentane temporele structuur. Dit kenmerk zou een verklaring kunnen zijn voor het ontbreken van een typologie van gezond leven narratieven. Daarom zou in de benadering van narratief ruimte moeten zijn voor alledaagse, vanzelfsprekende naast grootste existentiële gebeurtenissen.

Mijn verkenning van benaderingen van narratief in de tweede paragraaf heeft samengevat twee belangrijke analytische begrippen opgeleverd: het kleine verhaal en het grote verhaal (§4.2.). Het grote en kleine verhaal richten de blik van de onderzoeker op verschillende aspecten van gezond leven. Ik concludeerde dat een procesbenadering van narratief (zoals het kleine verhaal) met ruimte voor incoherentie, fragmentatie, verbeelding, variatie aan ordeningsprincipes,

15 Deze procesopvatting van narratief als narration wordt gereflecteerd in terminologie zoals ‘expressieve handelingen’ (Schiff, 2006), narratief als ‘praxis’ (Mishler, 1999), ‘narratieven-in-interactie’ (Georgakopoulou, 2006a, 2006b), en de ‘dynamics of social episodes’ (Harré & Langenhove, 1999; Davies & Harré, 1990).

16 In het Nederlands zou deze variant van de narratieve psychologie die de nadruk op vertellen legt met een woord als vertelpsychologie aangeduid kunnen worden.

gedeelde ervaringen, en alledaagse gebeurtenissen een belangrijke verruiming vormt ten aanzien van een structurele en productbenadering (groot verhaal). Deze verruiming acht ik relevant voor mijn onderzoek gezien de aandachtrichtende begrippen die ik formuleerde voor de bestudering van gezond leven. De grote verhalen benadering vond ik echter weer belangrijk met het oog op zingeving. Meer algemeen kan gesteld worden dat het zinvol lijkt om niet alleen te expliciteren welke opvatting van narratief een onderzoeker gebruikt, maar om nader te specificeren welke opvatting van narratief geschikt is voor welk aspect van het fenomeen.

Binnen de twee benaderingen van narratief wil ik tot slot uit iedere benadering een meer technisch analytisch begrip over het voetlicht brengen. In de grote verhalenbenadering is dat het plot. Het plot transformeert zoals gezegd een opsomming of kroniek van gebeurtenissen tot een geheel, en maakt duidelijk welke rol bepaalde gebeurtenissen spelen in de ontwikkeling en uitkomst van een verhaal. Een belangrijk begrip uit de kleine verhalenbenadering (als nieuw genre op zichzelf, §4.2.4.) dat ik in dit hoofdstuk slechts kort heb aangestipt is genre. Dit is een aanduiding voor de soort tekst. Voorbeelden van genre in dit hoofdstuk zijn de polyphonic novel, het procesachtige verhaal, het regressieve, stabiele en progressieve narratief (§4.2.3.) en de genoemde soorten ziekteverhalen (§4.2.4.). Ook het persoonlijke narratief kan als genre beschouwd worden (Riessman, 2007). Hoewel ik de relevantie van zowel het grote als het kleine verhaal voor mijn onderzoek heb willen aangeven, heeft het grote verhaal het narratieve menswetenschappelijke onderzoek gedomineerd. De merites van het grote verhaal zijn daardoor bekender. Dit maakt het extra de moeite waard, in aanvulling op de inhoudelijke overwegingen die ik in dit hoofdstuk heb aangevoerd, om het zwaartepunt in mijn onderzoek te leggen bij het demonstreren, evalueren en waar nodig bijstellen van het kleine verhaal.

083 |

hoofdstuk 5

narratieve competentie uitgewerkt voor

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN