• No results found

opleidingsniveau en etniciteit) in vergelijking met de andere interviews.

Fragment 9.4. De menselijke morele capaciteit en verantwoordelijkheid

9.1.3. Meervoudig actorschap

In bovenstaande fragmenten (9.3. en 9.4.) wordt naast de lichaam-natuurverhaallijn en de modegerichte verhaallijn een derde, reflectieverhaallijn zichtbaar (kijken naar wat je doet, kijken naar zichzelf en naar de tijd) die ik uitwerk aan de hand van de tweede scène van fragment 9.3. (voor de volledige weergave van dit fragment zie bijlage VI). Bovendien stel ik Abdullahs (ambivalente) perceptie van de onderzoekscontext aan de orde aan de hand van de interview- interactie in de eerste scène van fragment 9.3. Daarin bespeur ik twee opvattingen van ‘ervaringsdeskundige’ die in het geding zijn. Zoals Abdullah hier vertelt (r.13-15) en ook in een ander gesprek aan mij heeft toelicht, heeft hij allerlei mensen in zijn omgeving geïnterviewd over hun opvatting van gezond leven. Dit duidt erop dat hij zichzelf als representant van de

Marokkaanse gemeenschap aangesproken voelt. Nu ik hem vraag naar zijn persoonlijke ervaring komt een discrepantie boven tussen hem zelf en wat hij om zich heen ziet (‘ik zie mij persoonlijk niet passen’ r.3). Moet hij nu verslag doen van de collectieve of van zijn persoonlijke

betekenisverlening? En hoe verhouden die zich tot elkaar? Ik zet mijn pogingen om Abdullah te bewegen tot een meer persoonlijk verhaal voort door te vragen ‘En wat is voor jou dan

belangrijk?’ De volgende scène begint op het moment dat Abdullah overgaat op een ik-perspectief:

Fragment 9.3: Akte. Ik zie mij niet passen in omgeving

Scène 2: Co-creatie van een persoonlijk alternatief

Sequens 1. Handelingsgrens: dagelijkse evaluatie geven en ontvangen ANNEKE: En wat is voor jou dan belangrijk?

58.

ABDULLAH: voor

59. mij is belangrijk

Ik kijk eigenlijk me;er naar wat ik

60. doe • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •

Wat

61. lever ik eigenlijk aan deze maatschappij Mijn beweging

62. in mijn dagelijks gebruik21 (is) dat (ik) iedere dag moet kijken wat ik

vandaag heb gedaan Ik heb vandaag gewerkt 63.

En ik heb vandaag ook aan iets gedacht En ik heb vandaag ook iets geleerd En ik heb vandaag ook iets gehoord

Waar ben ik nou van alles wat ik heb gezien en wat ik heb gehoord en wat ik heb 64.

gedaan, wat heb ik hier eigenlijk achteraf gekregen? En moet ik blijven aan de

65. grens

Ga ik niet buiten de grens 66.

Ga ik niet naar wat ik niet ged

67. aan heb

ANNEKE: ja, je kijkt naar alles wat je wel hebt gekregen en niet naar al die dingen 68.

die je niet hebt kunnen krijgen ABDULLAH: ja. Niet kunnen krijgen (.) 69.

Sequens 2. Tijdsgrens: uitgestelde beloning

ABDULLAH: E;n. Dat is waar het verschil zit tussen mij misschien en een

70. ander

Ik besluit mijn dage

71. 22 leven dat wat ik doe voor mij als ik zeg maar goed leven wil

kunnen beëindigen

Goed te leven kan ik nu niet zeggen ik heb een goed leven gehad 72.

Nee, een goed leven dat komt

73. later

ANNEKE: Mm.mm. Dat is na dit leven 74.

ABDULLAH:

75. Na dit leven

Daarom past de zin “ik heb een goed leven gehad”

76. 23 niet omdat ik verwacht dat ik

goed doe Maar

77. wie dat nu garanderen? Niemand 78. Ik zelf niet 79. Op de dag 80.

ANNEKE: Mm.mm. Maar je doet wel je best om nu gezond, of goed te leven] 81.

ABDULLAH: Ja, ja om goed te leven 82.

ANNEKE: Mm.mm. 83.

ABDULLAH: Als ik op de d

84. ag van het oordeel24een goede lijst krijg

dan pas ga ik blij worden dat mijn tijd, mijn leven, zeg maar mijn gezondheid op goeie manier (heb) uitgevoerd (en) dat ik (een) goed leven (heb ge)had

Deze scène is gelokaliseerd in dezelfde materiële omgeving als in de vorige scène, maar Abdullah geeft een andere wending aan de handelingen of gebeurtenissen hierin. De nadruk ligt op wat Abdullah levert en doet. Naast deze activiteiten die duidelijk als handelen te herkennen

21 Oorspronkelijk: (ver/ge)bruiken. 22 Bedoelt hij dag of dagelijks?

23 Letterlijk: Dat past de zin ik heb een goed leven geweest.

24 Letterlijk: dag van de oord. • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •

175 | hoofdstuk 9

de gezamenlIjke constructIe van de geïntervIewde als deskundIg (abdullah)

zijn, benadrukt hij ook denken, leren, horen. Voor deze mentale activiteiten gebruikt hij het woord ‘beweging’. In antwoord op de vraag die Bamberg (2004) formuleerde ten aanzien van de interpretatie van actorschap – Wat is een actie of handeling (in tegenstelling tot bijvoorbeeld een gebeurtenis of toestand)? – zou ik zeggen dat Abdullah hier reflectie als vorm van actorschap opvat. Hij gebruikt namelijk het woord beweging om ‘kijken’ te construeren als mentale

‘handeling’. Onderwerp van het kijken is ‘wat hij levert en doet’. Leveren en doen zijn soms bij hem ook zelf handelingen, maar hier specifiek onderwerp van het mentale handelen.

Het verschil met de modegerichte verhaallijn is een omkering van een protagonist die de omgeving gebruikt naar een protagonist die een bijdrage aan de omgeving levert en vervolgens evalueert wat hij heeft bijgedragen en gekregen. Ten opzichte van de materiële verhaallijn verschuift bovendien het tijdsperspectief van instant behoeftenbevrediging naar een dagelijkse evaluatie, waarmee Abdullah rust inbrengt in de snelle modieuze tijd. De cycliciteit die de natuur-lichaamverhaallijn kenmerkt, klinkt door in zijn opsomming van vijf onderwerpen van reflectie ‘vandaag’ die een associatie oproepen met de dagelijkse cyclus van vijf gebeden. In de tweede sequens komt een nog groter tijdsperspectief aan de orde, die niet alleen het leven als geheel betreft, maar het hiernamaals omvat. In een groter tijd- en ruimte perspectief evalueert Abdullah ‘alles wat ik heb gezien…gehoord… gedaan’ en reflecteert op ‘waar ben ik nou’.

De manier waarop Abdullah zijn woorden en zinnen opbouwt, met de nadruk op doen, de herhaling van kijken, en nu heel duidelijk de ‘ik’ als protagonist, zorgt ervoor dat de focus verandert van de omgeving naar de relatie van het individu tot de omgeving. Hij voldoet op deze manier aan mijn vraag naar wat voor hem persoonlijk belangrijk is, en mijn interesse in mogelijkheden voor individueel actorschap en verandering, in plaats van de fixatie van de klassenpositie die hij hiervoor benadrukte. Abdullahs aankondiging ‘dat is waar het verschil zit tussen mij misschien en een ander’, waarmee de tweede sequens begint, komt expliciet tegemoet aan mijn vraag naar een persoonlijk antwoord. Hij kiest zijn woorden zorgvuldig en licht toe waarom ‘de zin ik heb een goed leven gehad’ (r.76) niet past.

Wat staat er op het spel dat hij zo zorgvuldig zijn woorden weegt? Anticipeert hij op lezers, wellicht mij als interviewer, die onbekend zijn met de Marokkaanse context en

verwijzingen naar het hiernamaals als gebrek aan eigen verantwoordelijkheid zullen opvatten? Door mijn vragende opmerking dat hij wel zijn best doet (r.79) vertaal ik zijn woorden naar deze morele (gezondheidsbevorderings?) context waarin de eigen verantwoordelijkheid en motivatie om gezond te leven hier en nu van belang wordt gevonden. Een alternatieve verklaring voor zijn voorzichtige formulering is bescheidenheid. Meerdere religieuze informanten (behalve degene van westerse afkomst) namen grote voorzichtigheid in acht om te vertellen wat gezond leven in de Islam betekent, omdat ze vanuit hun religieuze plicht de noodzaak zagen mij goed voor te lichten en het Woord van God niet licht te nemen25.

Het is tenslotte ook mogelijk dat Abdullah reageert op een Rotterdams context van geen woorden maar daden. Die context is wellicht vergezocht op deze plek in het interview, maar sluit wel aan bij een reactie uit het publiek toen ik dit fragment in een lezing gebruikte: ik kreeg de

25 Waardenburg (1997) zegt hierover ‘de moslim draagt een zware verantwoordelijkheid als stedehouder Gods’. Dit idee kwam ik tegen bij een wat oudere Marokkaanse, mannelijke informant. Ik herinner me dat ik op een gegeven moment in een gesprek met hem mijn ervaring benoemde dat ik het gevoel had dat hij me wilde overtuigen. Hij vertelde toen over zijn religieuze plicht en dat die hem verhinderde om meer informeel met mij te kunnen spreken. Zolang het over een onderwerp uit de Koran ging, en dat was gezond leven dus voor hem, net zoals voor Abdullah, kon hij niet anders dan mij zo goed mogelijk van dienst zijn en vertellen wat hierover in het Heilige Boek staat.

vraag of Abdullah ook nog iets deed behalve achterover leunen en kijken. En dat doet hij zeker. Hij participeert op verschillende manieren in de samenleving, bijvoorbeeld door actief te zijn als vrijwilliger in zowel een Nederlands opleidingsinstituut als een Marokkaans centrum en als (buurt)vader. De vraag van een van de toehoorders tijdens de lezing attendeerde mij op mijn eenzijdige analyse van zijn reflectieve handelen ten koste van zijn maatschappelijke, zeker niet minder betekenisvolle, daden.

De analyse tot nu toe laat zien hoe Abdullah zich op complexe wijze verhoudt tot tenminste drie morele contexten: een materialistische waarin hij zich als arbeidsmigrant begeeft, een religieuze of spirituele waarin hij zich als Moslim beweegt, en een psychologische of gezondheidsbevorderende waarin eigen verantwoordelijkheid en persoonlijke copingstrategieën een rol spelen. Daarbij moet hij zich bovendien verhouden tot een als seculier veronderstelde interviewer, wiens verhouding tot ‘de mode’ en kennis van ‘de natuur’ (als interviewer uit de stad) hem onbekend is. In deze uiteenzetting zijn verschillende soorten kennis de revue gepasseerd (lichaamskennis, natuurwijsheid, kennis van de psychologische consequenties van het participeren in de modegerichte omgeving, religieuze kennis en zelfkennis) die een breder perspectief bieden op wat gezondheidskennis zou kunnen omvatten en daarmee een belangrijke aanvulling kunnen zijn voor gezondheidsbevordering gericht op mensen met een soortgelijke achtergrond als Abdullah. De bredere geldigheid van zijn betekenisverlening moet nog worden aangetoond. Die betreft niet per se de groep Marokkaanse ouderen of Marokkanen te zijn, al is het maar omdat Abdullah zich ook kritisch betoont ten aanzien van het materialisme van sommige van hen.

Methodologisch commentaar

Ik vervolg hier de bespreking uit het vorige hoofdstuk over de bepaling van actorschap in een narratieve analyse (§9.1.1.). In bovenstaande analyse beantwoordde ik een van de door Bamberg geformuleerde vragen ten aanzien van actorschap (op het niveau van de positionering van karakters in verhaallijnen) door nauwkeurige aandacht voor de manier waarop Abdullah zelf handelingen benoemt. Dit resulteerde in de identificatie van een mentale handeling als onderdeel van gezond leven als activiteit. De bespreking daarin concentreerde zich op het morele aspect van actorschap (als antwoord op vragen als: Wie kan voor de handeling verantwoordelijk worden gehouden? Is de handeling betekenisvol en moreel ‘goed’ of ‘slecht’?). Dit deed ik door Abdullahs zorgvuldige weging van woorden te duiden als anticipatie op mogelijk onbegrip over zijn invulling van actorschap zoals bezien vanuit de gezondheidsbevordering en het Rotterdamse credo geen woorden maar daden.

Het zoeken naar alternatieve verklaringen of interpretaties van aspecten van actorschap en deze situeren in verschillende morele contexten dient hier niet het doel om ‘de beste’ interpretatie te destilleren, maar om zoveel mogelijk aspecten van het fenomeen (hier de betekenis van actorschap in morele contexten) op te sporen. De bepaling van relevante aspecten en de bepaling van actorschap gebeurt op basis van een aandacht voor hoe Abdullah zelf betekenis geeft ( ‘kijken’ als beweging). Wat geldt als handeling staat in een narratieve analyse als deze niet van tevoren vast. Leveren en doen zijn weliswaar vormen van handelen, ook voor Abdullah, maar niet in alle gevallen. Het analysekader biedt verder de mogelijkheid om het morele aspect van actorschap over het voetlicht te brengen, waarvoor ik gezien de karakterisering van

177 | hoofdstuk 9

de gezamenlIjke constructIe van de geïntervIewde als deskundIg (abdullah)

gezond leven als moreel en ideologisch fenomeen gesensitiveerd was. Deze werkwijze helpt de narratieve analist dus enerzijds om te vertrekken vanuit de eigen woorden van de verteller en geen extern perspectief op te leggen (doel hiervan is het voorkomen van ascriptivisme, zie §). Anderzijds behoudt de analist de mogelijkheid om gericht te luisteren vanuit een theoretisch kader dat haar sensitiveert voor mogelijk relevante betekenisaspecten vanuit een meer kritische blik ten aanzien van bijvoorbeeld de gezondheidsbevordering.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN