• No results found

The sense of coherence is a global orientation that expresses the extent to which one has a pervasive, enduring though dynamic feeling of confidence that

2.4.3. Diversiteit-, levensloop en contextsensitiviteit

Antonovsky’ bijdrage aan de discussie over de relatie tussen individu en omgeving schuilt niet alleen in het aandacht vragen voor zingeving, maar ook in zijn diversiteits- en

contextsensitieve benadering. Ten eerste anticipeert Antonovsky op de invloed van de

16 Dat de SOC in feite een maat voor zingeving is, is het meest direct af te leiden uit de betekeniscomponent (sense of meaningfulness), die volgens Antonovsky de belangrijkste van de drie componenten is. Als iemand de waarde en betekenis van een bepaalde handelingswijze niet ziet, neemt de hanteerbaarheid op termijn echter ook af. Hanteer- baarheid is in dat opzicht, althans op de langere termijn, ondergeschikt aan de ervaring van betrokkenheid en betekenis. De andere twee componenten, hanteerbaarheid en begrip, kunnen ook op zichzelf worden opgevat als zingevingselementen.

051 | hoofdstuk 2

gezond leven als dynamIsche relatIe tussen IndIvIdu en omgevIng

maatschappelijke omgeving bij de ontwikkeling van de SOC. De SOC heeft volgens Antonovsky een biologisch substraat, maar is geen louter individuele of aangeboren aangelegenheid. De rol die hij aan omgevingsinvloeden toekent, maakt enerzijds dat hij mogelijkheden ziet voor versterking van de SOC, maar tegelijkertijd constateert hij duidelijke grenzen aan wat hulpverleners in concrete individuele gevallen kunnen betekenen. De SOC als globale oriëntatie wordt mede gevormd op basis van maatschappelijke en sociale (klasse)normen, hoewel individuele variatie mogelijk is.

De mate waarin de SOC veranderd kan worden, is volgens hem bovendien afhankelijk van de fase in de levensloop. Naarmate mensen ouder worden, zou de SOC zich redelijk stabiel gevormd hebben. Dit beperkt de mogelijkheden om op latere leeftijd de SOC nog ingrijpend te wijzigen. De meeste mogelijkheden voor versterking van de SOC ziet Antonovsky op

omgevingsniveau. Hij anticipeert op de mogelijkheid dat er zoiets bestaat als een collectieve SOC die de persoonlijke SOC beïnvloedt. Ook geeft hij het belang aan van organisatiekundige en wettelijke maatregelen om de SOC positief te beïnvloeden17.

Ten tweede merkt Antonovsky op dat de betekenis van hanteerbaarheid afhankelijk is van de culturele context. Hij waarschuwt voor een eenzijdig westers, individualistisch idee van controle (p.52-53) in de uitwerking van het gevoel van hanteerbaarheid. Hanteerbaarheid zou daarom, zeker in verband met de verschillende culturele achtergronden van de deelnemers aan dit onderzoek moeten worden uitgebreid met vertrouwen in “legitimate others as well as in oneself”18 en niet alleen als individuele vorm van zingeving opgevat moeten worden.

Ten derde merkt Antonovsky op dat de betekenis van participatie afhankelijk is van de sociale context. Om het gezonde effect van participatie in de wereld te optimaliseren, zou de participatie activiteiten moeten betreffen die breder sociaal gewaardeerd worden. Als voorbeeld geeft hij de rol van huisvrouw die voor haarzelf wel bevredigend kan zijn en waarvoor ze van haar significante anderen ook wel erkenning kan krijgen. Maar wanneer ‘huisvrouw’ een lage sociale status heeft, zal dit de ervaring dat haar participatie zinvol is onder druk zetten en haar welbevinden negatief beïnvloeden. Zo bezien zou een brede maatschappelijke waardering voor leeftijd- cultuur- en seksespecifieke activiteiten bijdragen aan gezond leven van oudere mannen en vrouwen met verschillende culturele achtergronden.

2.4.4. Discussie

De relatie tussen zingeving en psychisch welbevinden is regelmatig onder de aandacht gebracht. Godsdienstpsychologen veronderstellen een verband met psychisch welbevinden (Van der Lans, 1992) en sommige therapeuten ontwikkelden een existentiële therapeutische benadering ter bevordering van de geestelijke gezondheid (Frankl, 1963; Van Deurzen, 2002; May, 1989, 1994). Dat zingeving bijdraagt aan de fysieke gezondheid is stevig empirisch onderbouwd dankzij 25 jaar kwantitatief vervolgonderzoek19 waarin Antonovsky’s hypothesen over de relatie

17 Antonovsky’s bewustzijn van de rol maatschappelijke, institutionele, sociale en culturele achtergrond en van de levensloop op de ontwikkeling en veranderbaarheid van de SOC komt voort uit zijn wetenschappelijke voortraject waarin hij de invloed van demografische factoren op gezondheid heeft onderzocht. Zijn sensitiviteit voor meerdere nationaliteiten en culturen schrijft hij bovendien toe aan zijn dubbele nationaliteit en het feit dat hij in verschillende landen gewoond en gewerkt heeft.

18 Deze uitbreiding betekent niet dat iemand zelf geen verantwoordelijkheid heeft of neemt. Maar wel dat macht niet in je eigen handen hoeft te zijn, behalve de macht om anderen legitimiteit te geven.

19 Uit een snelle literatuurverkenning en informatie van een informant die werkzaam is bij het RIVM (Rijksinstituut voor

volksgezondheid en milieu) maak ik op dat salutogenese als manier van denken in de Nederlandse gezondheidsbevor- dering slechts beperkt aanwezig is. Ik heb salutogenese teruggevonden als korte verwijzing in het referentiekader

tussen zingeving (met de SOC als maat hiervoor) en de fysieke gezondheid zijn getoetst (Bengel, Strittmatter & Willmann, 1999; Eriksson & Lindström, 2006).

De visie van Antonovsky sluit aan bij opvattingen van gezondheidsfilosoof Van Hooft dat zingeving een inherent onderdeel zou zijn van gezonde zelfontwikkeling (1997)20. Geïnspireerd

door Levinas constateert Van Hooft dat een relatie van overgave, liefde, vertrouwen en

verbondenheid gezond leven net zo of zelfs beter zou karakteriseren dan een technocratische of pragmatische relatie van beheersing en actie met gezondheid als doel. Leren omgaan met wat je niet zelf in de hand hebt, overgave en het uitzitten van onzekerheid hoort dan net zo goed bij gezond leven als een actieve leefstijl en ander gedrag dat bewust en doelgericht gezondheid nastreeft. De confrontatie met de kwetsbaarheid en eindigheid van het bestaan, die op latere leeftijd in toenemende mate een realiteit is, maakt een dergelijke perspectiefwisseling extra relevant voor de doelgroep ouderen in dit onderzoek. Het is daarbij van belang aandacht te hebben voor een variëteit aan soorten zingeving, passend bij de te verwachten diversiteit in betekenisverlening (Bury, 2000) van de geïnterviewde ouderen in dit onderzoek.

Wat betreft de relatie tussen individu en omgeving zie ik een aantal overeenkomsten, maar ook verschillen tussen het denken van Antonovsky en dat van Herzlich en Canguilhem. Het voorbeeld van de participatie van huisvrouwen illustreert dat Antonovsky anders dan Canguilhem maatschappelijke, sociale normen enerzijds en ervaren gezondheid anderzijds niet tegen elkaar uitspeelt. Sterker nog, zijn betoog impliceert dat gebrek aan aanpassing aan sociale normen ongezond kan uitpakken. Beide posities lijken me uiteindelijk niet houdbaar. Ik deel de kanttekeningen van Annemarie Mol (1998) dat biologische normen nooit helemaal los staan van maatschappelijke normen, maar dat betekent nog niet dat maatschappelijke normen maar de doorslag moeten geven. De realiteit is een stuk complexer dan of biologische normen of aanpassing aan sociale en maatschappelijke normen in alle gevallen tot norm voor gezond leven te beschouwen. Deze complicering van de relatie tussen sociale of maatschappelijke normen en de individuele ervaring van gezondheid stelt eisen aan de methodologie, die deze verwevenheid en interferentie zichtbaar moet kunnen maken.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN