• No results found

Rol en taak van de geestelijk verzorger

Organisatie van geestelijke verzorging binnen de krijgsmacht

4.6 Rol en taak van de geestelijk verzorger

Geestelijk verzorgers bij de krijgsmacht staan niet alleen vanwege hun status als non-combattant aan de rand van het primaire proces van de krijgsmacht, maar ook op een meer fundamentele wijze. Voorwaarde om als geestelijk verzorger bij de krijgsmacht te kunnen werken is de zending door een van de zes religies of levensbeschouwelijke stromin-gen die samen de Diensten Geestelijke Verzorging bij de krijgsmacht vormen.

Met het verlenen van de zending geeft een zendende instantie aan dat zij een geestelijk verzorger inhoudelijk en levensbeschouwelijk geschikt om namens hen in de krijgsmacht te werken. Hiermee wordt ook zichtbaar gemaakt dat de krijgsmacht, en hiermee de overheid, niet verantwoordelijk is voor de inhoud van geestelijke verzorging bij de krijgsmacht. Dit is een duidelijk gevolg van de scheiding tussen kerk en staat, en plaatst de geestelijk verzorger aan de rand van de krijgsmacht: hij is een geüniformeerde burger, die buiten de militaire hiërarchie en bevelstructuur valt, hij werkt wel in de krijgsmacht, maar is niet van de krijgsmacht.

De krijgsmacht organisatie houdt zich buiten de inhoud van de gees-telijke verzorging om de scheiding van kerk en staat niet te schenden. Dit geeft de geestelijk verzorger grote vrijheid, hoewel deze niet abso-luut is. Ook zij zijn gebonden aan de regelgeving van de krijgsmacht, waar deze het verschoningsrecht niet kruist. In het ministerieel besluit betreffende ‘Functionele kaders Geestelijke Verzorging bij Defensie’ wordt deze positie beschreven in het ambtsprofiel van de geestelijk verzor-ger: “De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en het beginsel van de

scheiding van kerk en staat zijn vaste gegevens, waardoor defensie zich niet begeeft op het terrein van de inhoudelijke geloofsverkondiging en –beleving. Die taak ligt bij de zendende instanties. Onverminderd de religieus of levens-beschouwelijk inhoudelijke vrijheid blijft de geestelijk verzorger een defen-sieambtenaar en derhalve onderworpen aan de bepalingen, gedragscodes en aanwijzingen die gelden voor defensiepersoneel.151

Geestelijk verzorgers hebben de taak militairen en hun thuisfront pas-toraal bij te staan, met name daar waar het zingevingsvragen betreft. 151 “Ministerieel besluit betreffende ‘Functionele kaders Geestelijke Verzorging bij Defensie”, in Strategisch Beleidskader Dienst Rooms-Katholieke Geestelijke Verzorging (Den Haag 2015), 21.

Van Iersel formuleert deze opdracht, in het licht van de deelname aan militaire vredesoperaties, aldus: “Geestelijk verzorgers bij de krijgsmacht

hebben alleszins een zeer belangrijke taak op het gebied van zingeving. Die opdracht bestaat niet louter, en misschien niet eens primair, uit het geven van levensbeschouwelijke antwoorden op algemene vragen die bij het mens zijn behoren. Nee, de opdracht bouwt voort op de gedeelde oorlogservaring en ze is daarom zowel concreter als contextueler: hun opdracht is de zingevingspro-blematiek, die voortvloeit uit oorlogservaringen, persoonlijk en professioneel te verwerken in termen van hun eigen godsdienst en levensovertuigingen en deze verwerking – zowel naar het proces als naar de uitkomst – op professio-nele wijze te ‘ delen met’, communicatief beschikbaar te stellen aan, degenen die zich aan hun pastorale zorg toevertrouwen en hun referentiekaders.152

De taak van de geestelijk verzorger bestaat uit pastorale zorg aan indi-viduen en groepen, liturgische en militair-rituele taken, groepsbegelei-ding en geestelijke vorming, en het gevraagd en ongevraagd adviseren van de militaire leidinggevenden op gebieden van (personeels-)zorg en welzijn.

In de ‘Geestelijke Verzorging bij Defensie’ worden de werkzaamheden die bij geestelijk verzorgers behoren als volgt onderverdeeld in drie hoofdtaken:

“1. De geestelijk verzorger levert kwalitatief hoogstaande geestelijke

verzor-ging, passend binnen de gestelde kaders en die aansluit bij de behoefte van militairen en hun thuisfront, en in tweede instantie die van veteranen en bur-gerpersoneel door:

-het beschikbaar zijn voor individuele begeleiding;

-het deelnemen aan Sociaal Medisch Team (SMT) overleggen.

2. De geestelijk verzorger biedt mogelijkheden voor militairen voor de bele-ving van hun eigen levensovertuiging door:

-het organiseren van religieuze of levensbeschouwelijke bijeenkomsten; -het organiseren van en bijdragen aan speciale bijeenkomsten bij speciale gebeurtenissen.

152 Fred van Iersel, “Geestelijke verzorging en psychosociale zorg voor geüniformeer-de beroepen: scheiding, fasering of interdisciplinariteit?”, in Terug van geüniformeer-de missie, Fred van Iersel, Jan Peter van Bruggen, René de Boer (red.) (Budel: Damon, 2014), 90.

3. De geestelijk verzorger voorziet in vorming, voorlichting en advies op levensbeschouwelijk terrein door:

-het aanbieden van vormingswerk en in voorkomende gevallen conferenties; -het geven van lessen geestelijke verzorging gedurende de opleiding;

het signaleren en adviseren van de leiding over situaties in de Organisatie die het welbevinden van mensen (gaat) betreffen.

De DGV positioneert zich hierbij primair in de nuldelijns personeelszorg.153

Een structurele relatie met de commandant en samenwerking met andere per-sonele diensten is hierbij noodzakelijk.154

Uit deze beschrijving wordt duidelijk hoe breed de verschillende taken van de geestelijk verzorger zijn, maar ook is duidelijk dat de scheiding tussen kerk en staat hier zichtbaar is in de taken die de geestelijk ver-zorger niet heeft: hij heeft geen taak in het operationele proces, en adviseert dan ook alleen daar waar het zorg of welzijn betreft, of waar morele vragen aan de orde zijn. In het volgende hoofdstuk zal ook specifiek naar de rol en taken van de aalmoezenier bij de krijgsmacht gekeken worden.

4.7 Besluit

Geestelijke verzorging bij de krijgsmacht is georganiseerd vanuit het principe van de scheiding tussen kerk en staat. Maar deze schei-ding betekent uitdrukkelijk geen uitsluiting van een van beide in het publieke domein. Eerder is hier, zoals De Pooter al schreef, sprake van wederzijdse samenwerking vanuit een fundamentele vrijheid, met het oog op het welzijn én zielenheil van de militair.

Binnen de Diensten Geestelijke Verzorging werken geestelijk verzor-gers van verschillende denominaties nauw samen, terwijl tegelijkertijd de identiteit van de onderscheiden denominaties duidelijk zichtbaar

153 Nuldelijns personeelszorg is een bij de krijgsmacht gebruikt begrip dat zorg aan-geeft dat anders dan eertelijns- of tweedelijns zorg niet ‘achter een loket’ zit, dat wil zeggen, niet primair werkt vanuit consulten of doorverwijzingen, maar al op de werkvloer aanwezig is en zelf actief zorg aanbiedt. In hoofdstuk zes wordt hier nader op ingegaan.

154 “Ministerieel besluit betreffende ‘Functionele kaders Geestelijke Verzorging bij Defensie”, in Strategisch Beleidskader Dienst Rooms-Katholieke Geestelijke Verzorging (Den Haag 2015), 21-22.

moet blijven, om zo binnen de pluriformiteit van de krijgsmacht opti-male pastorale zorg te kunnen verlenen.

De positie van de geestelijk verzorger bij de krijgsmacht houdt het midden tussen die van de burgermedewerker bij de krijgsmacht en de militair. Geestelijk verzorgers zijn burgers, maar werken geünifor-meerd. In de wijze van werken, zoals bijvoorbeeld de periodieke rou-latie van werkplekken, is hun plaats binnen de krijgsmacht eerder te vergelijken met die van een militair dan een burgermedewerker. Dit vergroot de nabijheid van de geestelijk verzorger tot de militair, en kan tegelijkertijd ook zorgen voor sterkere identificatie van de geestelijke verzorger met het militaire bedrijf en de militaire mores.