• No results found

De krijgsmacht als werkveld van geestelijk verzorgers

Organisatie van geestelijke verzorging binnen de krijgsmacht

4.5 De krijgsmacht als werkveld van geestelijk verzorgers

Aalmoezeniers zijn, gelijk aan de andere geestelijk verzorgers binnen de krijgsmacht, werkzaam in de gehele breedte van de Nederlandse krijgs-macht. Hun werkplekken zijn altijd tijdelijk, anders dan bij burgermede-werkers bij de krijgsmacht en analoog met militairen werden en worden geestelijk verzorgers periodiek overgeplaatst. Dit heeft tot gevolg dat elke geestelijk verzorger ervaring opdoet in verschillende werkvelden. Deze werkvelden kunnen zich in de gehele krijgsmacht bevinden. Dit is niet altijd zo geweest.

Waar aalmoezeniers eerst per Koninklijk Besluit tot bijvoorbeeld vlootaalmoezenier of legeraalmoezenier werden aangesteld, worden zij sinds de reorganisatie van 2012 aangesteld als krijgsmachtaalmoeze-nier, en kunnen in elk van de vier krijgsmachtdelen worden geplaatst. Dit heeft ook tot gevolg dat zij veel vaker dan eerst per plaatsing van het ene naar het andere krijgsmachtdeel overstappen. Een groeiend deel van de geestelijk verzorgers is dan ook werkzaam geweest bij meerdere krijgsmachtdelen.

Lange tijd werkten niet alleen de verschillende denominaties vrijwel onafhankelijk van elkaar, met elk hun eigen dienst en stafopbouw, maar werkten daarbinnen ook de geestelijke verzorging voor de land-macht, luchtmacht en marine in hoge mate los van elkaar. Ieder krijgs-machtdeel had per denominatie een eigen hoofd, met ook een eigen logistieke ondersteuning. Hierbij was het zo dat de geestelijke verzor-ging sterk leunde op het krijgsmachtdeel waar zij bij thuishoorde, en daar de cultuur van overnam.

Dit had voordelen. De lijnen waren kort, geestelijk verzorgers maakten echt deel uit van de organisatie, betrokken ook hun kantoorartikelen uit de magazijnen bij hun plaatsing.

Zij werden ook aangesteld bij dat krijgsmachtonderdeel, men was vlootaalmoezenier, of landmachtpredikant. Overstappen naar een ander krijgsmachtdeel kon wel, maar gebeurde niet vaak. Als geestelijk verzorger voelden zij zich vaak sterk verbonden met de militairen van het eigen krijgsmachtdeel.

Deze verwevenheid veranderde bij de laatste reorganisaties, waarbij de eerder besproken nieuwe opbouw van de Diensten Geestelijke Verzorging tot stand kwam.

Na deze reorganisaties groeiden de verschillende diensten dichter naar elkaar toe, en komt het sindsdien ook vaker voor dat geestelijk verzorgers van krijgsmachtdeel wisselen

Elke geestelijk verzorger bij defensie wordt geplaatst. Plaatsingen binnen defensie rouleren rond de vier tot zes jaar. Dat geldt ook voor de plaatsingen van geestelijk verzorgers. Deze plaatsingen vallen uiteen in vijf soorten.

De eerste soort is de kazerne. Dit is meestal de thuisbasis van een operationele eenheid. De geestelijk verzorger werkt hier, afhankelijk van de grootte van de eenheid, in een team met meerdere geestelijk verzorgers van de drie grote denominaties, begeleidt de militairen en hun families, en gaat mee met oefeningen.

De tweede soort is de school. Deze is doorgaans ook gevestigd op een kazerne. De krijgsmacht kent opleidingen op verschillende niveaus: de opleiding voor matrozen, voor mariniers, en de opleiding voor sol-daten; de opleidingen voor onderofficieren; en de opleidingen voor officieren, voor de land- en luchtmacht op de KMA in Breda, voor de marine op het KIM in Den Helder.146 Geestelijk verzorgers begeleiden hier de leerlingen, maar ook de staf, en verzorgen ook lessen geeste-lijke verzorging. Ook hier gaan zij mee met oefeningen.

146 Daarnaast kent de krijgsmacht nog het IDL, het Instituut Defensie Leergangen, in Den Haag, en de Faculteit Defensiewetenschappen in Breda. Zij zijn echter voor deze opsomming niet relevant, daar hier geen plaatsing voor geestelijk ver-zorgers aan verbonden is.

De derde soort is de plaatsing op een buitenlandse of overzeese kazerne. Hier vestigt een geestelijk verzorger zich voor een aantal jaren, vaak met zijn gezin, op één van de militaire bases buiten Nederland. Tot 2006 was de Duitse basis in Seedorf een plaatsing waar veel geestelijk verzorgers van de landmacht geplaatst zijn geweest. Daarnaast zijn er ook andere plaatsingen in Duitsland, België, en op Curaçao en Aruba. Bij deze laat-ste twee hoort als taak ook de zorg voor, en het meevaren met de sche-pen die naar de West worden uitgezonden. Bij de buitenlandplaatsingen is de zorg voor de gezinnen van de daar geplaatste Nederlandse militai-ren een belangrijke taak.

De vierde soort is de uitzending. Deze kan variëren van een vredes-operatie op het land, het begeleiden van een militaire vredesvredes-operatie van de Koninklijke Luchtmacht op een vliegveld, tot lange vaartochten bij de Koninklijke Marine, hetzij in het kader van vredes- of zogeheten

counterdrugsoperaties, hetzij als onderdeel van een NAVO-programma. De laatste soort is het vormingswerk. Dit vindt plaats in een confe-rentiecentrum van de geestelijke verzorging in Huis ter Heide. Hier zijn geestelijk verzorgers geplaatst, die zeer uiteenlopende conferenties geven aan militairen van de gehele krijgsmacht, van verplichte groeps-conferenties voor militairen in opleiding, uitzendgroeps-conferenties voor militaire eenheden die gaan deelnemen aan een vredesoperatie, tot aan themaconferenties over zeer uiteenlopende onderwerpen.

Bij het rouleren van de plaatsingen werd gekeken of de frequentie waarmee geestelijk verzorgers worden uitgezonden evenredig over de gehele groep verdeeld werd, en werden waar mogelijk, in analogie met militaire plaatsingen, operationele en niet-operationele plaatsingen afgewisseld. Daarnaast werd ook naar de persoonlijke voorkeuren, en ook naar de ervaring van de geestelijk verzorger gekeken. Sommige plaatsingen zijn geschikt voor beginnende geestelijk verzorgers, andere vragen meer ervaring.

Vanaf de reorganisatie van 2012 is deze wijze van plaatsen veranderd: sindsdien solliciteren geestelijk verzorgers zelf op plaatsingen binnen de krijgsmacht.

Burgers en militairen hebben binnen de krijgsmacht verschillende rechtsposities. Dit verschil is onder meer zichtbaar in de leeftijd waarop werknemers het militaire bedrijf verlaten. Burgers werken

tot hun pensioenleeftijd, deze is gelijk aan de pensioenleeftijd in de burgermaatschappij. Militairen gingen op hun 50e (onderofficieren) of 55e (officieren) met Functioneel Leeftijds Ontslag (FLO). Deze leef-tijdsgrens werd verhoogd in het kielzog van de veranderingen in de pensioenleeftijd in Nederland, en stijgt sindsdien proportioneel mee. Ook al is een geestelijk verzorger binnen de krijgsmacht, en daarmee ook een aalmoezenier, geen beëdigd officier, toch neemt hij een andere positie in dan de (andere) burgers die binnen defensie werken.147

Zij volgen voor een deel de regelgeving van militairen, zoals in het recht een uniform te dragen, salariëring en FLO (Functioneel Leeftijds Ontslag). Daarnaast volgen zij ook de militaire praxis van 4 tot 6-jarige arbeidsroulatie, wat bij burgers die bij de krijgsmacht werken onge-bruikelijk is. En tot slot wordt van elke geestelijk verzorger verwacht dat hij, net als elke militair, uitzendbaar, d.i., geschikt om deel te nemen aan een militaire operatie, is. Geestelijk verzorgers bij de krijgsmacht nemen hiermee een tussenpositie in tussen militairen en burgers.148

Deze tussenpositie heeft een aantal voordelen voor de geestelijk ver-zorger binnen de krijgsmacht. Doordat geestelijk verver-zorgers dichtbij staan en hetzelfde meemaken als de militairen, een gemeenschappelijk verhaal hebben, dus ook daar waar het oncomfortabel of moeilijk is, is het vaak makkelijk om het vertrouwen van militairen te verdienen, één van de meest belangrijke voorwaarden om te kunnen werken. Ze kunnen er gemakkelijk ‘bij horen’. Tegelijkertijd zorgt de afstand tot de organisatie, daar de geestelijk verzorger los staat van de bevel- en rapportagestructuur, ervoor dat hij een vrijplaats kan vormen voor militairen, als iemand die binnen de organisatie niet binnen ‘de lijn’ hoeft te rapporteren.

Een nadeel van deze onafhankelijke en vrije positie en de relatieve afstand die de geestelijk verzorger tot de militaire organisatie heeft, is dat zijn plaats binnen de organisatie ook niet altijd duidelijk zicht-147 Technisch gezien zijn aalmoezeniers ook burgers, maar daar zij geüniformeerd

zijn en ook in de regelgeving een tussenpositie innemen, plaats ik aalmoezeniers als een aparte groep in deze tekst.

148 In de regelgeving vallen geestelijk verzorgers gedeeltelijk binnen de militaire re-glement van de AMAR en gedeeltelijk binnen het rere-glement voor burgerambte-naren binnen defensie, het BARD.

baar is. Zo kunnen geestelijk verzorgers bij de inrichting van een calamiteitenplan wel eens vergeten worden, of is het onduidelijk waar zij ingedeeld kunnen worden, en of zij deel kunnen nemen aan over-legstructuren als bijvoorbeeld een zorgoverleg. Dit kan per kazerne verschillend georganiseerd zijn, maar ook per commandowisseling veranderen.

Hetzelfde soort vraagstukken doet zich voor bij oefeningen en vre-desmissies. Ook hier is de rol en plaats van de geestelijk verzorger niet altijd eenduidig. Hoort hij zo dicht mogelijk bij de militairen in het veld te zijn, dan houdt dat in dat hij vaak de compound zal moeten verlaten om mee te gaan op patrouilles. Hierbij zal hij beveiliging nodig hebben, en hiermee dus een extra belasting voor de militairen vormen, of zelf gewapend de poort uit moeten gaan.

Als de taak van de geestelijk verzorger meer in lijn ligt met de andere zorg- of hulpverleners, dan zal zijn plaats voornamelijk op de compound zijn, wat afstand schept.

De keuze hiertussen ligt niet altijd bij de geestelijk verzorger of de Diensten Geestelijke Verzorging, maar is evenzeer afhankelijk van het beleid van de commandanten van de missie.

Commandanten kunnen bepalen dat vanwege de veiligheid niemand ongewapend de poort mag uitgaan, en dat aparte beveiliging voor geestelijk verzorgers onmogelijk is. Dit zal dan betekenen dat zij niet mee op patrouille kunnen gaan.

Geestelijk verzorgers zijn internationaalrechtelijk gezien non-com-battanten.149 Anders dan andere non-combattanten, zoals bijvoor-beeld medisch personeel, dragen zij ook tijdens vredesoperaties geen wapens, ook niet ter zelfverdediging.150 Dit uitgangspunt komt onder druk te staan, als commandanten het onverantwoord vinden mensen ongewapend de poort uit te laten gaan, en geen extra beveiliging voor geestelijk verzorgers mee kunnen geven.

149 In de tekst van de Geneefse Conventies worden geestelijk verzorgers en medisch personeel als non-combattanten steeds bij elkaar genoemd. The Geneva

Conventi-ons of August 12 1949. Geneve, 2001.

150 In Nederland is het zeer ongebruikelijk als geestelijk verzorgers een wapen dra-gen. Er zijn vanuit het verleden wel incidenten bekend waar dat wel zo was. Dit gaf doorgaans dan wel ophef binnen media en politiek. In andere landen komt het wel eens voor dat geestelijk verzorgers wapens dragen in het uitzendgebied, maar als generale regel kan met stellen dat zij ongewapend zijn.