• No results found

De krijgsmacht in NAVO-verband na de Tweede Wereldoorlog

1.4 Actuele uitdagingen

In de tweede helft van de twintigste eeuw is het aantal oorlogen en oorlogsdoden geleidelijk aan gedaald in absolute getallen. Na de val van de Berlijnse Muur en het einde van de Koude Oorlog daalde het aantal conflicten wereldwijd verder. Deze ontwikkeling zette zich voort, ook na de aanslagen van 11 september 2001 en de hieruit voortvloeiende strijd tegen Al Qaida en de regimes die deze terroristische organisatie steunden. Tegelijk met deze ontwikkelingen is in een groter aandeel van de conflicten in de wereld de strijder steeds moeilijker te onder-scheiden van de non-combattant, en is er steeds minder sprake van interstatelijke oorlogen. P. Vennesson schrijft in War without the people: “Between 1989 and 2009, the number of major armed conflicts declined

sig-nificantly. Interstate wars and civil wars have been lower in number across the period and, despite their brutality, these conflicts have killed fewer people compared with major conventional wars. The wars of these twenty years were predominantly low-intensity conflicts, usually taking place in the develop-ing world and involvdevelop-ing relatively small, ill-trained, lightly armed forces that avoided major military engagements but frequently targeted civilians…The available evidence also indicates a decline in global battle-deaths, military and civilian, during the second half of the twentieth century.22

De gevolgen van de lange strijd tegen Al Qaida, en de daaraan gelieerde strijd tegen de Taliban in Afghanistan, de veranderende publieke opinie en de economische wereldwijde crisis, die in 2007 ontstond, hebben de visie op de inzet van de krijgsmacht beïnvloed.

In veel NAVO-landen werd de deelname aan deze uitzendingen ver-minderd, terwijl de Verenigde Staten zich opmaakten om Irak en, uiteindelijk, Afghanistan te verlaten. Ook Nederland heeft het aantal missies verminderd, vanuit de samenleving en het parlement bleek de steun voor dit soort missies steeds kleiner te worden, de politietrai-ningsmissie naar de Afghaanse provincie Kunduz in 2011 was alleen mogelijk als het militaire aspect zo klein mogelijk werd gehouden. Tegelijkertijd werd er bij de bezuinigingen van 2010 en 2011 zeer fors gesneden in het budget van het Ministerie van Defensie in Nederland, en werd een grote reorganisatie ingezet, waarbij onder meer alle 22 Pascal Vennesson, “War without the people”, in The Changing Character of War, Hew Strachan en Sibylle Scheipers (red.) (Oxford: Oxford University Press, 2014), 241.

Leopardtanks werden afgeschaft. Deze ontwikkelingen zijn ook bij andere Europese NAVO-landen te zien. Deze structurele inkrimping van de krijgsmacht was niet nieuw, maar bij de meeste NAVO-landen na de val van de Berlijnse Muur beleid geworden. Bij veel van de NAVO-partners halveerde de omvang van de krijgsmacht in de jaren 1989-2005, soms mede vanwege de afschaffing of opschorting van de dienstplicht, zoals in Nederland. R. Moelker, F. Huiskamp en S. Soeters schreven hierover in Staatsvorming en krijgsmacht: “Nederland

reduceerde zijn troepenomvang 103.000 in 1989 naar 53.000 in 2005. België van 92.000 naar 40.000, Spanje van 285.000 naar 118.000 en Frankrijk van 466.000 naar 259.000. Zelfs landen die de dienstplicht tot nu toe gehandhaafd hebben, verkleinden hun krijgsmachten. Zo ontwikkelde Duitsland zich van een krijgsmacht met 500.000 militairen naar een defensieorganisatie van 257.000. Alleen bij landen als Griekenland en Turkije is om voor de hand lig-gende factoren sprake van een stabilisatie in de omvang van de krijgsmachten (respectievelijk 200.000 en 500.000).23

In de periode tot na 2011 zette deze trend zich voort. Het idee dat ieder NAVO-land een eigen complete krijgsmacht heeft, was niet meer vanzelfsprekend, binnen de NAVO werkten krijgsmachtdelen steeds vaker en nauwer samen. Hierbij was sprake van taakverdeling en spe-cialisatie bij de verschillende NAVO-lidstaten, deels om slagvaardi-ger te zijn, deels uit financiële overwegingen. Deze samenwerking was materieel, maar ook personeel. Zo werden aankopen gezamenlijk gedaan, of specialiseerden nationale krijgsmachtdelen zich, waarbij onderhoud, onderwijs of commandovoering werden gedeeld of ver-deeld. Deze verdergaande samenwerking had wel tot gevolg dat nati-onale krijgsmachten meer en meer alleen in internationaal verband konden functioneren. Dit gold zeker ook voor de Nederlandse krijgs-macht.

Tegelijk was binnen veel Europese landen, maar ook bij de Verenigde Staten, de politieke blikrichting en de publieke opinie in toenemende mate naar binnen gericht en minder op de rol van peacekeeper of

peace-enforcer of hulp bij humanitaire rampen. In veel landen kwamen popu-listische bewegingen op, zoals de Tea Party in de Verenigde Staten, 23 René Moelker, Florian Huiskamp en Sjo Soeters, “Staatsvorming en krijgsmacht”, in Krijgsmacht en samenleving, René Moelker, Jörg Noll, Michiel de Weger (red.) (Amsterdam: Boom, 2009), 28-29.

en populistische bewegingen in Europa, zoals de PVV in Nederland. Deze op etnocentrisme en nationalisme gebaseerde bewegingen waren sterk gekant tegen grote uitgaven voor de internationale orde en veiligheid, maar wilden deze vooral aan de binnenlandse voorspoed en veiligheid besteden. Deze ontwikkeling resulteerde onder meer in verkiezingsoverwinningen van populistische en nationalistische par-tijen in meerdere westerse landen, en het presidentschap van Donald Trump in de Verenigde Staten in 2016.

De veranderende politieke verhoudingen leidden tot spanningen, onder meer over de verhoudingen binnen de EU, waaronder het aan-gekondigde, maar tijdens het schrijven van dit boek nog niet geëffec-tueerde, vertrek van het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast leidde de

America First-doctrine van Trump tot een verandering in de verhou-ding tot bondgenootschappen als de NAVO. Het was niet langer van-zelfsprekend dat bij conflicten de bondgenoten elkaar hulp zouden bieden. Dit, gekoppeld aan een agressieve politieke houding van grootmachten als China en Rusland, en de blijvende onrust en geweld in het Midden-Oosten, gaf aanleiding tot een heroverweging op het gebied van defensie-uitgaven bij meerdere NAVO-lidstaten, waaron-der Newaaron-derland. Meer aandacht voor een adequate krijgsmacht leek in deze periode noodzakelijk, een periode die A. Buchanan beschreef als: “In blunter terms, the world today is more xenophobic, more

nationalis-tic, and more cynical about the prospects for mutually beneficial cooperation among states. It is therefore more hostile to existing and proposed multilateral institutions than perhaps at any time since the 1930s.24

De meeste Westerse democratieën, en met name de landen binnen het westelijke deel van de EU, kennen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog al een lange periode van vrede, maar aan de randen van Europa is sprake van grote onrust.

Hieraan liggen grote geopolitieke conflicten en belangen ten grond-slag. De Russische regering ziet een bedreiging in de politieke afwen-ding van hun vroegere satellietstaten, die een buffer vormden tussen hen en het NAVO-blok. Zij zien zich in steeds sterkere mate omsin-geld, en voeren mede hierom een agressieve buitenlandse politiek. 24 Allen Buchanan, Institutionalizing the Just War (New York: Oxford University

Een voorbeeld hiervan is het conflict met Oekraïne en de Krim, maar ook de toenemende spanning rond Finland en de Baltische staten. In Azië is met name de grotere rol van China zichtbaar geworden. Zij zijn ook militair steeds duidelijker aanwezig, met name in de betwiste gebieden van de Chinese Zee. Dit zorgt voor grotere onrust bij de andere landen in de regio, die zich politiek en economisch bedreigd voelen.

In het Midden-Oosten is sprake van een toename van burgeroorlogen en religieus geïnspireerd geweld, en van failed states, desintegrerende staten waarin gezag en infrastructuur wegvallen, waarna warlords of rebellerende of terroristische groepen strijden om delen van de macht.25

Het grootschalige geweld van terroristische groepen als IS leidde mede tot een enorme stroom aan vluchtelingen, die deels in de buur-landen konden worden opgevangen, maar ook in grote getalen naar Europa trokken. Deze vluchtelingenstroom en de aanhoudende drei-ging van terroristische aanslagen, zorgen voor veel onrust in Europa, maar evenzeer in alle omringende gebieden. Deze situatie lijkt niet snel te zullen veranderen.

Andere grote uitdagingen liggen op het gebied van natuur, milieu en klimaat. In de komende decennia zullen incidenten en conflicten die gerelateerd zijn aan de gevolgen van de klimaatverandering een grotere rol spelen, en ook om militaire inzet vragen. Conflicten over watertoevoer, grote migratiestromen wegens hongersnood of verdwe-nen leefgebieden zullen vaker voorkomen en invloed hebben op de veiligheidssituatie, ook van NAVO-landen.

In 2016 verscheen een toekomstanalyse van de NAVO, het Strategic

Foresight Analysis 2015 Update Report, waarin zij aangaven waar in hun visie de toekomstige knelpunten lagen: “The world is becoming

increasingly more complex, more challenging, and less secure, even though globalization and developments in technology are expected to provide ample opportunities for positive developments in health, welfare and security. Increasing interdependency amongst countries has the potential to create sta-bility in the long-term. However, the on-going transition from a unipolar to a multipolar and multi-dimensional world has created instability that is likely

to continue. This transition will test the Alliance’s ability to adapt to the chal-lenges of a rapidly changing global security environment.

Fault lines between civilizations have the potential to promote the growth of extremist, radicalized groups. The global economy is changing, with power shifting from the West to other regions and also within the nation-state system. Advances in technology and the worldwide sharing of ideas and ideologies, research and education, supported by social media and big data, are accelerat-ing these developments. It is not feasible to prepare for every eventuality that might occur. However, having the ability to handle the unexpected is import-ant. This will require individual and organizational level measures and long term strategies.26

Deze ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de inzet van Nederlandse en andere NAVO-militairen. Deze inzet zal humanitair zijn, bij rampenbestrijding, maar tevens vaker interventionistisch van aard kunnen zijn. Ook zal de militaire aanwezigheid aan de grenzen van sommige NAVO-landen groter en duidelijker zichtbaar zijn, zowel op het land als op zee.

De ontwikkeling van de inzet van NAVO-troepen valt samen met nieuwe technische ontwikkelingen. Militaire eenheden zullen kleiner worden en technisch steeds geavanceerder, en in steeds wisselende opbouw functioneren. Bij de nieuwe ontwikkelingen is de robotise-ring vermoedelijk de belangrijkste. Meer en meer zullen drones, of zelf-denkende robots in gevechtssituaties optreden.

Deze ontwikkelingen roepen ook morele vragen op: is alles wat tech-nisch tot de mogelijkheden behoort ook wenselijk? Welke morele gevolgen heeft het gebruik van drones of robots op de militairen die ze op afstand bedienen, wie oordeelt over het leven van de tegenstan-ders, maar ook burgers, in gevechtssituaties: de militair of de robot? Deze ontwikkelingen binnen de krijgsmachten brengen de noodzaak van een verdere ontwikkeling van goede zorg voor militairen met zich mee, en daarmee ook van passende geestelijke verzorging.

26 NAVO: Strategic Foresight Analysis 2015, geraadpleegd op 25 januari 2019, https:// www.act.nato.int/images/stories/media/doclibrary/160121sfa.pdf.