• No results found

Na de val van de Muur: naar een flexibele inzet

De krijgsmacht in NAVO-verband na de Tweede Wereldoorlog

1.2 Na de val van de Muur: naar een flexibele inzet

In de jaren tachtig van de twintigste eeuw werd duidelijk dat de Sovjet-Unie in economische problemen kwam en de wapenwedloop met de VS op de lange termijn niet meer vol kon houden. Met de komst van Secretaris-generaal M. Gorbatsjov in 1985 werden de betrekkingen tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten snel beter, en begon de Sovjet-Unie een reorganisatieproces dat zou leiden tot de onafhan-kelijkheid van de satellietstaten, en uiteindelijk het verdwijnen van het communistische regime van de Sovjet-Unie. In deze periode werd begonnen met het verkleinen van (vooral nucleaire) wapenvoorra-den. De periode van bipolariteit eindigde in de jaren na de val van de Berlijnse Muur, in 1990 zou president George Bush het einde officieel aanzeggen.19

19 David Reynolds, “Beyond Bipolarity in Space and Time”, in The End of the Cold

Na het uiteenvallen van het Warschaupact moest een nieuw evenwicht gevonden worden. De NAVO moest zich bezinnen op een nieuwe rol: een verdedigend bondgenootschap tegen de communistische agressor was niet meer nuttig nu de Sovjet-Unie verdwenen was, en de hiervoor in de plaats gekomen Russische staat veel kleiner, armer en machtelo-zer was.

De nadruk werd in deze periode gelegd op stabiliteit in de regio, en uiteindelijk, het meewerken aan stabiliteit wereldwijd.

Bipolariteit veranderde hiermee in multipolariteit, waarin in plaats van twee grote machtsblokken vele regionale conflicten en brandhaar-den ontstonbrandhaar-den. Het uiteenvallende Joegoslavië was hiervan een voor-beeld.

De nadruk bij de inzet van militaire middelen kwam in deze periode veel meer te liggen bij humanitaire inzet, en de inzet bij vredesope-raties. Deze nieuwe inzet had ook gevolgen voor de opbouw van de krijgsmacht: er was minder behoefte aan grote staande, gemechani-seerde legers, maar eerder aan snellere interventie-eenheden, flexibe-ler en eventueel lichter bewapend.

In Nederland was deze ontwikkeling naar een meer expeditionaire krijgsmacht zichtbaar in een verkleining en verdere professionalise-ring van de krijgsmacht, en de verschuiving naar kleinere, snel in te zetten eenheden, bijvoorbeeld de in 1992 opgerichte Luchtmobiele

Brigade. Bij de Koninklijke Marine werd het aantal schepen verkleind, maar werd wel geïnvesteerd in de vernieuwing van het materieel, onder meer door de ontwikkeling van schepen waarmee landingsope-raties uitgevoerd konden worden (Landing Platform Docks). De eerste hiervan, de Hr. Ms. Rotterdam, werd in 1998 in dienst gesteld.

Tegelijkertijd werd in 1997 ook de dienstplicht opgeschort (niet afge-schaft), mede omdat dit concept niet gemakkelijk te verenigen was met de beoogde nieuwe inzet. Dienstplichtigen konden alleen uitgezon-den woruitgezon-den op basis van vrijwilligheid. Een ander argument voor de opschorting van de militaire dienstplicht was dat een krijgsmacht met louter beroepsmilitairen een hoger niveau van professionaliteit zou kunnen bereiken.

Een aanzienlijk deel van de inzet van militairen voor vredesoperaties was het gevolg van militaire missies op instigatie van de VN. In eerste

instantie werden militairen (‘Blauwhelmen’) door de VN met name ingezet voor vredeshandhavende taken (peacekeeping). Hierbij was hun opdracht om, na wederzijdse instemming door de conflicterende par-tijen, een herstelde vrede te bestendigen.

In deze periode verschoof de aard van de inzet echter naar een meer interventionistische rol, vredesafdwingende operaties (peace

enforce-ment), waarbij ingegrepen kon worden bij binnenlandse gewapende conflicten om vrede af te dwingen. P.J. Theunissen en H. Emmens schrijven hierover in De krijgsmacht in internationaal verband: “In het

kader van deze ontwikkeling zijn de interveniërende strijdkrachten dus ook humanitaire hulp gaan geven aan de burgerbevolking en kunnen zij anderszins betrokken zijn bij het herstel of de bestendiging van de vrede.20

Hierdoor kwamen de militaire operaties hoger in het geweldspectrum te liggen. Militaire eenheden gingen hiervoor ook zwaarder bewapend op pad. Hier wordt in hoofdstuk twee nader op ingegaan.

1.3 9/11 en zijn gevolgen

In de periode na de val van de Berlijnse Muur dachten velen dat de taak van de krijgsmacht, anders dan haar deelname aan vredeshand-havende of vredesafdwingende operaties, uitgespeeld was.

Dit veranderde met de terroristische aanslagen van Al Qaida op 11 september 2001. Deze waren de eerste buitenlandse aanslagen op Amerikaans grondgebied sinds Pearl Harbor en werden door de Amerikaanse regering als een oorlogsdaad gezien. Artikel 5 van het NAVO-handvest, waarin gesteld werd dat een aanval op een van de NAVO-landen een aanval op allen inhield, kon hiermee zo worden geïnterpreteerd dat alle NAVO-landen hiermee in oorlog waren met deze terroristische beweging, de door president George W. Bush aan-gekondigde war on terror. In artikel 5 van het NAVO-handvest wordt gesteld: “The Parties agree that an armed attack against one or more of them

in Europe or North America shall be considered an attack against them all and consequently they agree that, if such an armed attack occurs, each of them, in exercise of the right of individual or collective self-defence recognised by Article 51 of the Charter of the United Nations, will assist the Party or Parties so attacked by taking forthwith, individually and in concert with the other Parties, such action as it deems necessary, including the use of armed force, to restore and maintain the security of the North Atlantic area.

Any such armed attack and all measures taken as a result thereof shall imme-diately be reported to the Security Council. Such measures shall be terminated when the Security Council has taken the measures necessary to restore and maintain international peace and security.”21

De aanslagen van 11 september zouden grote gevolgen hebben voor de inzet van NAVO-militairen. Amerikaanse troepen vielen Afghanistan binnen, met het doel de trainingskampen van Al Qaida aan te vallen, hun leider Osama bin Laden te arresteren, en uiteindelijk het bewind van de Taliban, dat Al Qaida steunde, omver te werpen.

De eerste Amerikaanse eenheden werden al in september ingezet in Afghanistan, een grootschalige aanval en bezetting volgde later. De Verenigde Staten vroegen bij deze oorlog hulp bij een ad-hoc samen-werking, de Coalition of the Willing. Vanaf 2003 namen eenheden van meerdere NAVO-landen, waaronder Nederland, deel aan de oorlog. Deze oorlog was niet gesanctioneerd door de VN.

Later volgde een omstreden oorlog tegen het bewind van Saddam Hoessein in Irak, waarbij ook NAVO-troepen ingezet werden, en werd de jacht op het terroristische netwerk van Al Qaida wereldwijd geopend.

Nederland had geen groot aandeel in de oorlog tegen Irak, maar wel in de strijd in Afghanistan. De aanwezigheid daar, hoog in het geweldspectrum en gedurende een aanzienlijke periode, had grote gevolgen voor de militairen en hun thuisfront, het materieel en het politieke draagvlak voor deze acties. De missie trok een grote wissel op de krijgsmacht, voor lange tijd werd een groot deel van de opera-tioneel in te zetten militairen in shifts uitgezonden, en werd veel van het beschikbare materieel en munitie verbruikt of versleten. De inzet in Afghanistan had een grote weerslag op de inzetbaarheid van de militairen, en op de financiële en materiele situatie bij de krijgsmacht. Bij deze operaties zijn 26 Nederlandse militairen gesneuveld, een veel grotere groep is gewond geraakt.

21 NAVO-handvest artikel 5, geraadpleegd op 25 januari 2019, http://www.nato.int/