• No results found

Kenmerken van katholieke geestelijke verzorging bij de krijgsmacht

Geloof en religieuze ervaring

6.5 Kenmerken van katholieke geestelijke verzorging bij de krijgsmacht

Welke vorm van pastoraat kan het best gebruikt worden om de wijze waarop aalmoezeniers bij de krijgsmacht pastorale zorg aanbieden te beschrijven?

Katholiek pastoraat valt onder te verdelen in territoriale en categoriale zielzorg: pastoraat verdeeld in parochiële verbanden en pastoraat ver-deeld in werkvelden, zoals zorg, krijgsmacht of justitie. Pastoraat bij de krijgsmacht valt onder het categoriale pastoraat. Maar wat is typerend voor het werk van de aalmoezenier bij de krijgsmacht, is de wijze van optreden van aalmoezeniers bij de krijgsmacht anders dan bij aalmoe-zeniers bij ander categoriaal pastoraat?

252 Nauer, Seelsorge, 236. 253 Nauer, Seelsorge, 237. 254 Nauer, Seelsorge, 238.

“No word formally describes a padre’s parish.” Dit schreef Andrew Totten in A Handbook of Chaplaincy Studies.255 Het werkveld van de aalmoe-zenier, zijn ‘parochie’, bestaat niet alleen uit de militairen binnen zijn eenheid die tot zijn denominatie behoren, zoals wel het geval is bij de islamitische, joodse of hindoeïstische geestelijk verzorgers bij de Nederlandse krijgsmacht. Het is zijn taak om niet alleen de katholieke militairen bij te staan, maar alle militairen, en met hen ook hun thuis-front. Dit betekent dat hun werkveld niet beperkt is tot het gebied van hun plaatsing (een kazerne, school of schip), maar veel ruimer is. Hiermee is het werk van de aalmoezenier anders dan bij een groot deel van het categoriaal pastoraat, anders dan bijvoorbeeld het pasto-raat in zorginstellingen of in justitiële inrichtingen waar het werk wel beperkt is tot de plaats van de inrichting. Dit maakt dat deze vorm van pastoraat veel vrijheid in invulling kent.

Tegelijkertijd stelt de krijgsmacht zelf ook eisen aan de aalmoezenier: ook al valt hij niet onder de krijgstucht, toch wordt van hem verwacht dat hij zich als (geüniformeerde) medewerker van de krijgsmacht houdt aan de regelgeving van defensie, ook daar waar het een cor-rect gebruik van het militaire tenue betreft. Aalmoezeniers worden net als militairen op uitzending gezonden en maken dan deel uit van een eenheid. In dit opzicht is een gelijkenis te zien met het pastoraat in zorginstellingen, in zoverre dat ook zij geacht worden te functioneren binnen de kaders van de instelling waar zij pastoraat bedrijven. Peter Sedgwick stelt in A Handbook of Chaplaincy Studies dat het pas-torale werk in seculiere instellingen, zoals zorginstellingen of de krijgsmacht, wezenlijk verschilt van het pastorale werk in parochies, juist doordat het werk in een seculiere omgeving specifieke ethische eisen stelt en vaardigheden eist. Enerzijds is dit omdat zij door deze instellingen expliciet gevraagd worden zich met ethische vragen bezig te houden en ethisch handelen te bevorderen, en anderzijds omdat zij in een sterk seculiere omgeving zichzelf als gelovige staande moeten houden: “I wish to argue that not only are chaplains different from local

rabbis, imams or parish clergy; not only do chaplains have particular ethical demands put on them; there is also another set of ethical demands (the second ethical demand on the chaplain) which are like those of a local –based

minis-255 Andrew Totten, “Contextual Issues: War and Peace”, in A Handbook of Chaplaincy

Studies, Christopher Swift, Mark Cobb, Andrew Todd (red.) (Abingdon, Oxon: Ashgate, 2015), 217.

try, but intensified to a high degree. The chaplain has then also to maintain the ethical demands of their own religious tradition, embodying them in worship, ritual behaviour, teaching and simply being present.256

Dat het werk van de pastor, diaken of pastoraal werker in het cate-goriaal pastoraat verschilt van dat van een collega in het territoriale pastoraat is duidelijk. Tegelijkertijd valt er ook voor te pleiten dat het werk van een aalmoezenier die werkzaam is bij de krijgsmacht ook niet in alles overeen komt met dat van zijn collega’s in andere catego-riale werkvelden. Dit geldt vanzelfsprekend voor elk werkveld, iedere vorm van categoriaal pastoraat is op zijn eigen wijze uniek.

Wel kan gesteld worden dat in ieder geval één eigenschap van het werk van de aalmoezenier bij de krijgsmacht principieel anders is dan bij andere werkvelden. In tegenstelling tot de andere werkvelden is de aalmoezenier bij de krijgsmacht niet alleen pastoraal nabij en betrok-ken bij zijn pastoranten, maar maakt hij, daar waar het oefeningen en militaire vredesoperaties betreft, hetzelfde mee als zijn pastoranten. Hij is hiermee letterlijk deelgenoot en metgezel. Hij deelt in de hitte, de verveling, de kameraadschap, het gevaar, en maakt ook dezelfde sociale processen door als de militairen van zijn eenheid. Hij maakt werkelijk deel uit van de militaire eenheid.

De pastorale praktijk binnen de krijgsmacht bestaat uit vele aan-dachtsgebieden. In het Vademecum voor het categoriaal pastoraat bij de

Krijgsmacht staat deze nabijheid aldus beschreven: “Het is onmogelijk

te voorspellen op welk moment in hun loopbaan militairen zullen worden geconfronteerd met zingevingsvragen. De diensten geestelijke verzorging bij de krijgsmacht streven daarom naar beschikbaarheid tijdens de hele beroepscy-clus van de militair. Dit vereist zichtbaar aanwezig te zijn op de werkvloer. Deze zichtbaarheid is niet tijdens elke fase van de militaire loopbaan even goed realiseerbaar. Op scharniermomenten in de loopbaan is deze echter van bijzonder belang. Geestelijke verzorgers verzorgen lessen tijdens de initiële opleiding, zij bieden zorg tijdens de uitzending, zij organiseren conferenties in het kader van vormingswerk, en zijn ook in de nazorg actief. Buiten deze scharniermomenten voorzien zij zoveel mogelijk in nuldelijns en eerste- of

256 Peter Segdwick, “Chaplaincy and Ethics: What does it Mean to Be a Good Cha-plain?”, in A Handbook of Chaplaincy Studies, Christopher Swift, Mark Cobb, An-drew Todd (red.) (Abingdon, Oxon: Ashgate, 2015), 99-100.

tweedelijns presentie op de werkplekken, om wanneer de nood zich onver-wacht aandient bereikbaar te zijn voor gesprek of advies.257

Aalmoezeniers zijn bij deze activiteiten ook liturgisch aanwezig, met name tijdens oefeningen en uitzendingen, bijvoorbeeld in vieringen rond overlijden, rouw of herdenking. Daarnaast zijn aalmoezeniers ook als kritisch tegenover nabij, bijvoorbeeld in een adviserende rol bij de militaire staf of commandant. Hiermee zijn zij in hun taken dan ook meer dan de ‘oliemannetjes’ van de organisatie, zij zijn een luisterend oor voor de commandant, maar ook waar nodig een pro-fetisch tegenover, met name waar de zwakkeren in de organisatie in de knel komen. Nauer stelde dit zo in haar beschrijving van de rol van de geestelijk verzorger in de gezondheidszorg: “Zugleich aber

gilt, dass SeelsorgerInnen um den Menschen willen eine systemdistanzierte prophetisch-kritische Position einzunehmen haben. Aus Solidarität mit den Notleidenden liegt der besondere Beitrag der Seelsorge gerade darin, Not ver-ursachende Strukturen beim Namen zu nehmen, systeminterne Logiken zu hinterfragen und Menschen darin zu unterstutzen, entweder (gemeinsam) dagegen aufzubegehren, oder in und trotz ungerechter und unmenschlicher Bedingungen weiterleben und weiterarbeiten zu können…258

Uit de vorige hoofdstukken is al naar voren gekomen dat nabijheid een centrale waarde is in deze vorm van pastoraat. Deze nabijheid houdt in dat aalmoezeniers en andere geestelijke verzorgers op de verschillende scharniermomenten in het leven van de militair aanwezig moeten zijn, en hier ook vanuit meerdere vakdisciplines aanwezig moeten zijn, pas-toraal, liturgisch en catechetisch.

Nabijheid kan binnen de pastorale zorg in de krijgsmacht als voorwaar-delijk beschouwd worden, zonder aanwezigheid en toegankelijkheid van aalmoezeniers en andere geestelijk verzorgers is bovenstaande zorg niet te leveren. Hierin is de geestelijke verzorging bij de krijgs-macht niet uniek; nabijheid en toegankelijkheid zijn ook bij andere vormen van pastoraat, en met name in het categoriale pastoraat, kern-begrippen.

257 Herkenbaar en betrouwbaar pastoraat. Vademecum voor het categoriaal pastoraat bij de

krijgsmacht, 39. 258 Nauer, Seelsorge, 368.

A. Baart heeft onderzoek gedaan naar het oude-wijkenpastoraat in Utrecht, en heeft de wijze waarop daar nabijheid als uitgangspunt van pastorale zorg centraal gesteld werd, in kaart gebracht. Deze focus op nabijheid en belangeloze aanwezigheid beschrijft hij als presentie.259

Hij beschrijft presentie in Een theorie van de presentie als: “de pogingen van

pastores voor buurtbewoners betekenisvol te zijn door met-hen-te-zijn en zo ook voor-hen-te-zijn.260

De presentiebeoefenaar werkt niet vanuit een kerkgebouw of kantoor, maar is daar waar de buurtbewoners zijn. Hij is in de wijk en op straat aanwezig, hiermee zijn toegankelijkheid vergrotend.

De kerntaak van de pastor, diaken of pastoraal werker binnen deze methode is zijn niet-sturende aanwezigheid in de wijk en op straat, waarbij zijn werk voor een groot deel bestaat uit wat er op zijn pad komt aan gesprekken en vragen. Hij treedt op als ware hij een goede buurman of vriend. De voornaamste bezigheid van de presentiebeoe-fenaar in de wijk is zijn belangeloze aanwezigheid, vanuit deze nabij-heid ontstaat contact en vertrouwen, en kan hij zorg, aandacht en nieuwe perspectieven bieden.

In zijn studie stelt hij dat nabijheid de kern van de wijze is waarop zij hun werk uitoefenen: “Al deze nuances geven meer reliëf aan het algemene

beeld: de intensiteit van de relatie met de pastor, de betekenisvolle aansluiting bij de centrale levensdomeinen van de pastorant, de wederzijdse innigheid en vertrouwdheid, en de intrinsieke waarde daarvan zijn dermate groot dat we de pastor mogen aanmerken als een hechtings- en deels ook als een identifica-tiefiguur. Daarmee is, zij het op een pregnante wijze, nog eens gezegd dat alles in deze relaties draait om nabijheid en de eigen waarde daarvan.261

Presentiebeoefening is volgens Baart niet alleen aanwezigheid, maar ook emotionele affectie. De presentiebeoefenaars tonen niet alleen belangstelling, maar beginnen een wederzijdse relatie met de pasto-ranten: “Dat begint met je aanbieden en belangstelling tonen. daarin verschilt

de presentie-beoefenaar niet van de willekeurige passant of mede-reiziger, die interesse toont voor de ander. Maar het gaat al snel verder. De presen-tie-beoefenaar opent zich ten overstaan van de anderen, toont behalve

belangstelling ook emoties en medeleven.262

259 Andries Baart, Een theorie van de presentie (Den Haag: Lemma, 2006). 260 Baart, Een theorie van de presentie, 728.

261 Baart, Een theorie van de presentie, 167. 262 Baart, Een theorie van de presentie, 736.

In zijn onderzoek beschrijft Baart presentiepastoraat vooral vanuit de praktijk van hen die werkzaam zijn in achterstandswijken, en laat hierin ook hun grote engagement jegens deze groepen zien. Deze vorm van pastoraat is wel belangeloos, maar zeker niet neutraal. Zij vereen-zelvigen zich in meer of mindere mate met hun pastoranten, leven met ze mee, en zijn tot op zekere hoogte ‘partijdig’, in die zin dat zij mee- en invoelen met de pastoranten en de problemen waar deze mee kampen. Hierin zit volgens Baart ook de keuze, toewending, naar de arme, en af van de macht en machtshebbers.263

Dezelfde kritische houding ten opzichte van gezag is te zien in de rela-tie met de kerk als instituut. Baart beschouwt het presenrela-tie-denken als een tegenbeweging in de kerk, vanuit de kerk gemarginaliseerd, en door de presentiebeoefenaars bewust als kritische beweging aan de rand van de kerk beoefend.264

Als methode zet Baart presentie tegenover interventie. Hij geeft aan dat waar een pastorale interventiebenadering vooral uitgaat van diag-nostiek en remedie-gericht is, de presentiebenadering juist vooral nabij en meelevend is, en minder gericht op probleemoplossingen en hiermee ook geen eigen agenda heeft.265 Probleemoplossingen zijn niet het doel, maar kunnen volgen uit de nabijheid en de belangeloze aan-wezigheid.

Baart geeft in zijn studie veel aandacht aan exposure, de (eenmalige of herhaalde) periodes waarin de presentiebeoefenaars in hun wijk rond-gingen om zich een compleet beeld te verschaffen van wat er speelde, zich in de buurt onder te dompelen. Dit deden zij doorgaans expliciet zonder gebruik te maken van rapporten over deze wijk, om zo een ongekleurd beeld te krijgen, ‘van binnenuit’.266

De presentiebeoefenaars blijven weliswaar niet neutraal en kiezen partij voor hun pastoranten, maar zij worden zelf geen deel van de wijk, zij blijven hierin relatief buitenstaander: “Zij raken in de exposure wel

bekend met de leefwereld in de buurt, krijgen er na enige tijd ook (vaak vriend-schappelijke) contacten, leren de taal verstaan, het gedrag, de mores en de

cul-263 Baart, Een theorie van de presentie, 786. 264 Baart, Een theorie van de presentie, 785. 265 Baart, Een theorie van de presentie, 731-733. 266 Baart, Een theorie van de presentie, 211 ev.

tuur interpreteren, maar ze worden geen lid van die buurt(gemeenschap).”267

De presentiebeoefenaars gaan niet op in de buurt, ook al hebben zij grote affectie met de buurtbewoners, zij blijven er ook altijd wat buiten staan: “En toch zullen zij – hoe ver zij ook gaan in het overnemen

van het binnenperspectief – hoogst zelden zover gaan dat ze deelnemen aan het geweld of de zondebok-mechanismen die ook in die buurtculturen (niet alleen daar overigens) worden gevonden. Het onderstreept nog eens dat ze dus niet (volledig) socialiseren in de nieuwe cultuur. Niet ondanks maar dankzij de goed uitgevoerde exposure blijven zij óók buitenstaanders in de buurt.268

Hierin schuilt zowel een grote overeenkomst alsook een groot verschil met de aalmoezenier bij de krijgsmacht. Aalmoezeniers bij de krijgs-macht vallen ook, vanuit hun functie als geestelijk verzorger en vanuit hun positie als geüniformeerd burger bij de krijgsmacht, nooit geheel samen met de militaire eenheid waaraan zij verbonden zijn. Zij dienen altijd, naast nabij, ook een kritisch tegenover te zijn voor de militairen waarmee zij optrekken. Zij zijn geen militairen, vallen buiten de bevel-structuur en nemen geen deel aan het primaire proces van de krijgs-macht. Zij zijn aanwezig in de specifieke omgeving van de krijgsmacht om daar mensen pastoraal bij te staan, op de wijze waarop G. Zuidberg en M. Milder schreven over presentiepastoraat in Opmerkzaam &

daadkrachtig: “Het is een manier van omgaan met de buurt en haar bewoners

waarin pastores geoefend zijn in actieve aandacht voor wat er aan kracht en creativiteit in de buurt aanwezig is. Men is getraind in de overgang van de eigen kerkelijke wereld naar een geheel andere werkelijkheid, die evenzeer – in hun ervaring soms nog meer – sporen draagt van Gods aanwezigheid.269

Tegelijkertijd is er ook een groot verschil tussen de wijze waarop pre-sentiebeoefenaars en aalmoezeniers bij de krijgsmacht werken zicht-baar, met name tijdens oefeningen, vaarperioden en tijdens deelname aan militaire vredesoperaties. Aalmoezeniers doen niet zozeer aan exposure, maar maken daadwerkelijk deel uit van een eenheid. Zij delen lief en leed, maar nemen ook werkelijk de kleur (uniform) aan van de groep waarmee zij zijn uitgezonden. Zij zijn hierin in het geheel geen buitenstaanders, maar deelgenoten van de ervaringen van de groep.

267 Baart, Een theorie van de presentie, 246. 268 Baart, Een theorie van de presentie, 246.

269 Gerard Zuidberg, Marieke Milder, Opmerkzaam & daadkrachtig (Kampen: Kok, 2004), 54.

Dit komt duidelijk naar voren in de studie van Donckers over de Rooms-katholieke geestelijke verzorging bij de krijgsmacht in Nederlands-Indië. Hij schrijft hier onder meer over de ervaringen van aalmoezeniers tijdens de politionele acties: “Dit gold ook voor de

aalmoezeniers. Zij waren weliswaar geen combattanten, maar stonden aan dezelfde gevaren bloot als de militairen van hun bataljon op de buitenposten. De aalmoezeniers waren onafgebroken onderweg om de militairen te bezoe-ken. Iedere tocht was gevaarlijk: ‘De laatste 8 á 10 maanden moet ik practisch iederen dag de dood in de ogen kijken…Achteraf moet ik vaak lachen, hoe hele riedeltjes kogels op me af kwamen…Ik moet ook wel eens vechten met mijn eigen om niet bang te worden.’ Om hun werk te kunnen doen waren de aalmoezeniers afhankelijk van een gewapend geleide. Nagenoeg alle aalmoe-zeniers vermeldden in hun brieven dat zij beschoten werden: ‘Zeven keer ben ik onder vuur geweest en zeven keer moesten we terugtrekken.’270

Omdat zij deelgenoten en lotgenoten zijn met de militairen van hun eenheid, zitten zij in dezelfde dynamiek als deze eenheid. Zij maken hetzelfde mee, raken op elkaar ingespeeld en veranderen mee met de eenheid. Donckers beschrijft de “verruwende invloed van het

lang-durige verblijf op de buitenposten” op de aalmoezeniers, de verandering in taal en de wijze waarop naar de opstandelingen werd gekeken.271

Aalmoezeniers maken dezelfde processen door als de militairen van hun eenheid, alleen moeten zij toch proberen naast hun nabijheid ook een kritische distantie vast te houden, om zo goede pastorale zorg te kunnen blijven bieden. Dit is echter niet eenvoudig. Tegelijkertijd doen zij vanuit hun ambt vanuit hun participatie aan de uitzending aan gemeenschapsopbouw, zij het van beperkte duur (de duur van de uit-zending, met eventueel een uitloop in de gemeenschap van veteranen). Ook op andere gebieden zijn zowel overeenkomsten als verschillen zichtbaar. De nadruk op belangeloze aanwezigheid en nabijheid is bij beide een belangrijke kern. De beschrijving van presentiepastores die zonder vaste agenda door een wijk gaan en zien wat zich aandient, en hierin de belangrijkste kern van hun pastoraat zien, is voor vele aal-moezeniers vermoedelijk zeer herkenbaar. Ook in deze beroepsgroep is de beschikbaarheid en nabijheid een belangrijke waarde, en belang-rijk bestanddeel van de pastorale praktijk.

270 Donckers, God bij het leger in de kolonie, 347. 271 Donckers, God bij het leger in de kolonie, 347.

Het is echter niet de enige activiteit. Aalmoezeniers zijn actief zowel op liturgisch, catechetisch en pastoraal terrein. Zij leiden gebedsdien-sten, nemen actief deel aan militair ceremonieel (ritueel en inhou-delijk), geven lessen of vormingsconferenties, adviseren de staf en commandant. Hierin delen zij mee in de gehele breedte van het mili-taire bedrijf, en zijn zij ook niet alleen een kritisch tegenover of louter beschikbaar voor de zwaksten van de krijgsmacht.

Aalmoezeniers zijn dan ook werkzaam op alle terreinen van de krijgs-macht. Hun lessen kunnen onderdeel uitmaken van het curriculum van de opleiding voor militairen. Aalmoezeniers maken vaak deel uit van het sociaal-medisch team van de eenheid, en maken tijdens uitzen-dingen deel uit van het team van zorg- en hulpverleners.

Ook is het zo dat, naast een pastorale zorg vanuit nabijheid, tevens interventionistische pastorale zorg gegeven wordt door aalmoezeniers. Deze kan op verschillende manieren zichtbaar zijn: bijvoorbeeld tij-dens de lessen en vorming aan jonge militairen waar het gaat om gren-zen en de eigen plek in de groep, bij de signalering en agendering van pestgedrag tijdens oefeningen, bij de begeleiding van militairen in nood tijdens uitzendingen, oefeningen of vaarperioden.

Daarnaast zijn zij ook voor de legerleiding naast nabije aalmoezenier tevens een kritisch tegenover of adviseur. Zij kunnen hierin geen partij kiezen, maar moeten voor al deze groepen aanwezig en nabij zijn. Ditzelfde geldt voor de kerkelijke nabijheid. Aalmoezeniers bewegen zich door hun functie in de krijgsmacht, met name tijdens hun deel-name aan uitzendingen, eerder aan de rand van het kerkelijk leven. Zij zijn (letterlijk fysiek) vaak ver weg van het parochieleven, en werken te midden van een eenheid die bestaat uit een grote verscheidenheid aan al dan niet religieuze gezindten en opvattingen.

Tegelijkertijd is hun kerkelijke band van groot belang. In de eerste plaats is deze band zichtbaar in de zending vanuit de kerk, zonder welke een