• No results found

4. JURIDISCHE LEGITIMITEIT 53

4.4 Rechtswaarden

Recht is gericht op het verwezenlijken van rechtvaardigheid door het nastreven van waarden; de zogenaamde rechtswaarden. Deze rechtswaarden vormen zeer abstracte elementen van het rechtssysteem die buiten het positieve recht liggen, maar wel onderdeel uitmaken van de rechtsorde.281 De rechtswaarden zijn verbonden met waarden die buiten de rechtsorde liggen, de maatschappelijke en politieke waarden. Niet alle waarden van mensen zijn verbonden met het recht, waarden als liefde en schoonheid bijvoorbeeld worden niet weerspiegeld in het recht.

Rechtswaarden zijn zoals gezegd zeer abstracte waarden die een vertaling in het positieve recht krijgen. Maar die vertaling kan niet één op één in rechtsregels plaatsvinden, daarvoor is de afstand tussen de abstractheid van de rechtswaarde en de concreetheid van de rechtsregel te groot. Vertaling van rechtswaarden in concrete rechtsregels gebeurt daarom in verschillende stappen. Rechtsbeginselen vervullen als tussenstap in dat “vertaalproces” een belangrijke rol. Ze vormen de sluis tussen de abstracte rechtswaarden en de concrete rechtsregels.

Doelgerichtheid, een rechtswaarde die het recht wil realiseren, wordt in de democratische rechtsstaat gebaseerd op de heersende overtuigingen over wat van waarde is in de samenleving. Ze wordt via de politiek, de democratisch gelegitimeerde wetgever, uit de samenleving gedestilleerd en vervolgens geformuleerd. Ook wordt via de politiek bepaald van welke maatschappelijke waarden de realisatie wel, en van welke de realisatie niet wordt nagestreefd. Dat is nodig omdat in een samenleving niet alle waarden kunnen worden gerealiseerd, er moeten keuzes worden gemaakt. Van de pluraliteit van individuele belangen moet- steeds weer- de stap naar het algemeen belang gezet worden en om chaos te vermijden moet er een algemene rechtsorde zijn die willekeur tegengaat en het recht voorspelbaar maakt. Als voorbeelden van doelbepalende waarden voor het recht kunnen de volgende rechts-waarden worden genoemd: het rustig bezit van goederen, veiligheid van lijf en leden, het recht op een eigen mening en het organiseren van zorg. Ook een belangrijke rechtswaarde die in de Nederlandse samenleving leeft is het streven dat ieder in redelijkheid bijdraagt in de

280

Dusarduijn, S.M.H. en J.L.M. Gribnau, Vermogensrendementsheffing: vijf jaar later, in A.C. Rijkers en H. Vording (red.),

Vijf jaar wet IB 2001, Deventer, Kluwer, 2006, zie ook Gribnau, J.L.M., “Rechtsbeginselen en evaluatie van belastingwetgeving”, in A.C. Rijkers en H. Vording (red.), Vijf jaar wet IB2001, Deventer, Kluwer, 2006.

281

Zie voor het belastingrecht, Gribnau, J.L.M., Rechtsbetrekking en rechtsbeginselen in het belastingrecht, Rotterdam, Gouda Quint, 1998, p. 44.

69

collectieve lasten.282 Het complex van wetten dat nodig is om dit streven te realiseren bestempelt men als het belastingstelsel. Dit stelsel is, als onderdeel van de Nederlandse rechtsorde, afgestemd op de klassieke waarden van de rechtsstaat.

4.4.1 Rechtvaardigheid

Het streven naar rechtvaardigheid is de voornaamste deugd van sociale instituties omdat het de basis vormt voor het rechtsdenken, waar alle andere juridische constructen op kunnen worden geënt.283 Rechtvaardigheid kan op veel verschillende manieren worden omschreven, maar een algemene typering van het begrip rechtvaardigheid is gegeven door de Duitse rechtsfilosoof Radbruch: “Die Idee des Rechts sei die Gerechtigkeit. Diese umfasse die Gleichheit, die Zweckmäßigkeit und die Rechtssicherheit”. 284

Juridische rechtvaardigheid is het grote abstracte doel en ideaal van het recht, het product dat ontstaat door het samenbrengen van drie essentiële rechtswaarden, te weten; rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en doelgerichtheid.285 Onder doelgerichtheid moet in dit verband niet praktische efficiency worden verstaan, maar het streven naar de realisatie van de abstracte, juridische doelen van het recht. Voor de belastingheffing betekent dit onder meer dat de belastingdruk daar terecht komt, waar de wetgever het had bedoeld.

Rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en doelmatigheid

We zullen nu de drie essentiële rechtswaarden, die onderdeel vormen van rechtvaardigheid nader bezien. Rechtsgelijkheid richt zich op het streven van de overheid om iedereen voor de toepassing van het recht op gelijke wijze te behandelen. Rechtszekerheid beoogt het recht en zijn toepassing voorspelbaar te laten zijn. Het vereist een boven de individuen staand gezag dat door het vaststellen van rechtsregels bepaalt wat recht is en dat bovendien consistent is in de toepassing van dat recht.286 Doelgerichtheid is erop gericht om in de toepassing van het recht doel en strekking van de wet- en regelgeving te realiseren, dat wil zeggen de maatschap-pelijke en politieke opvattingen die met de wet worden beoogd. Zoals opgemerkt betekent voor de belastingheffing doelgerichtheid bijvoorbeeld dat de belastingdruk zodanig over de burgers wordt verdeeld als beoogd is in de wetgeving.

282

Happé, R.H., “Belastingethiek: een kwestie van fair share”, in Belastingen en ethiek, Geschriften van de Vereniging

voor Belastingwetenschap, nr. 243, Deventer, Kluwer, 2011, p. 9.

283

Zie bijvoorbeeld, Rawls, J., Een theorie van rechtvaardigheid, Rotterdam, Lemniscaat, 2006, p. 51.

284

Vergelijk R. Dreier en S.L. Paulson, “Einführung in die Rechtsphilosophie Radbruchs”, in Gustav Radbruch, Rechtsphilosophie, Studienausgabe, Heidelberg, C. F. Müller, 2003, p. 247.

285

Zie voor een vertaling van de opvatting van Radbruch naar de fiscale rechtsbetrekking, Gribnau, J.L.M.,

Rechtsbetrekking en rechtsbeginselen in het belastingrecht, Rotterdam, Gouda Quint, 1998, pp. 42 e.v.

286

Maris, C.W. en F.C.L.M. Jacobs, Rechtsvinding en de grondslagen van het recht, Assen, Koninklijke Van Gorcum, 2003, p. 82.

70

Tussen deze drie rechtswaarden bestaat een spanning die ertoe leidt dat de drie rechtswaarden nooit volledig kunnen worden gerealiseerd. Het is echter belangrijk dat deze spanning niet worden weggenomen, maar in al haar complexiteit worden erkend en gekoesterd.287 Er bestaat namelijk een functionele spanning tussen de drie rechtswaarden. Rechtsgelijkheid, doel-gerichtheid en rechtszekerheid dienen samen meerdere, soms tegenstrijdige maar fundamen-tele doelen, en om die reden mag geen van de drie rechtswaarden worden verabsoluteerd. Het gaat steeds om het zoeken naar een evenwicht. Gelijkheid bijvoorbeeld kan niet op zichzelf bestaan maar moet steeds worden bezien in het licht van het doel van het recht. Uit de doel-gerichtheid vloeit voort welke gevallen als gelijk moeten worden beschouwd en welke als ongelijk, zodat uiteindelijk een keuze kan worden gemaakt voor een behandeling die daaraan recht doet. Het bestanddeel rechtszekerheid verlangt dan dat een keuze uit meerdere mogelijke doelen wordt gemaakt.

Omdat de drie rechtswaarden in de werkelijkheid niet volledig kunnen worden gerealiseerd, kan ook nooit volledige rechtvaardigheid worden bereikt. Er blijft dus altijd een onvermijde-lijke afstand bestaan tussen dat waar het recht op gericht is en dat wat het recht feitelijk realiseert.288 De volledige realisatie van rechtvaardigheid is derhalve wel het streven van het recht, maar is in de werkelijkheid niet haalbaar omdat het begrip intrinsieke spanningen kent. Het recht is per definitie onvolkomen, en juist die onvolkomenheid geeft het streven naar rechtvaardigheid een tweezijdige functie. Ten eerste levert het streven naar rechtvaardigheid de bestaansgrond op voor het recht. Maar omdat het recht nooit volkomen zal zijn en de volledige realisatie van rechtvaardigheid steeds buiten bereik blijft levert het streven naar rechtvaardigheid een duurzame bestaansgrond op voor het recht.

Ten tweede levert het streven naar rechtvaardigheid een maatstaf op om het bestaande recht te toetsen. Het bestaande, of positieve, recht zal steeds getoetst moeten worden aan het streven naar rechtvaardigheid.289 Regels die te zeer afwijken van wat als rechtvaardig kan worden bestempeld kunnen niet als recht worden aangemerkt.290

Rechtvaardigheid is dus niet een eenduidig, helder en eenvoudig kenbaar begrip.291 Integen-deel, het is een begrip dat slechts kan worden begrepen binnen een gemeenschap waarvan de deelnemers eenzelfde cultuur delen. Het gaat niet om absolute waarden die altijd en overal gelden, maar om waarden die in een bepaalde samenleving voorkomen op enig moment. Bovendien wordt de betekenis van rechtvaardigheid bepaald door de omstandigheden en is het niet een zelfstandig en vooraf kenbaar begrip: “Recht ist Menschenwerk und kann wie

287

Loth, M.A. en A.M.P. Gaakeer, Meesterlijk recht, Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006, p. 56.

288

Gribnau, J.L.M., Rechtsbetrekking en rechtsbeginselen in het belastingrecht, Rotterdam, Gouda Quint, 1998, pp. 44.

289

Dit standpunt van Radbruch moet worden geplaatst in het tijdsgewricht waarin het is geformuleerd, namelijk in 1945 als reactie op de oorlog. Radbruch verklaarde de nazi-wetten achteraf ongeldig omdat die wetten in strijd waren met de gerechtigheid en dus nooit geldig waren geweest.

290

Radbruch, G., Fünf Minuten Rechtsphilosophie, Rhein-Neckar-Zeitung (Heidelberg), 1945.

291

Radbruch vertaald door Maris, C.W. en F.C.L.M. Jacobs, Rechtsvinding en de grondslagen van het recht, Assen, Koninklijke Van Gorcum, 2003, p. 82.

71

jegliches Menschenwerk nur aus seiner Idee begriffen werden.”292

De vraag naar de inhoud

van het recht, naar rechtvaardigheid en naar rechtvaardig recht zal per volk, maatschappelijke toestand en tijd verschillen.293

Recht kan dan ook, als elk menselijk handelen, slechts worden begrepen in het kader van een op waarden gebaseerde houding ten opzichte van de werkelijkheid.294 Daaraan doet niet af dat het recht zich tegelijkertijd richt op de realisatie van een achterliggend abstract ideaal. Het begrip rechtvaardigheid laat zich dan ook slechts vatten via de omweg van individuele gevallen en concrete situaties uit de rechtspraktijk.295 Dat maakt dat het recht op een waarde is gericht, de rechtvaardigheid, zonder dat deze waarde vooraf zelfstandig kenbaar is. Het bestaande recht is dan ook niet anders dan een voorlopige aanwijzing van wat op een bepaald moment als rechtvaardig moet worden beschouwd.

4.4.2 Rechtvaardigheid en belastingheffing

Binnen het belastingrecht spelen de rechtswaarden die verbonden zijn met rechtvaardigheid -rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en doelgerichtheid- een belangrijke rol. We zullen ze hier kort behandelen.

Gelijkheid in de uitvoering van het belastingrecht is een eis die nadrukkelijk door de samen-leving aan de overheid wordt gesteld.296 Maar die gelijkheid is niet eenvoudig te realiseren omdat dagelijks 30.000 belastingambtenaren besluiten nemen in concrete situaties.297 Om te bereiken dat deze ambtenaren op eenzelfde wijze het recht toepassen zijn waarborgen voor een gelijke behandeling van belastingplichtigen dan ook gewenst.298 De Belastingdienst probeert met zijn beleidsnotitie “Eenheid van beleid en uitvoering” aan die behoefte van de samen-leving tegemoet te komen.299 Ook de publicatie van talloze beleidsbesluiten met beleidsregels leggen daar getuigenis van af.

De waarde van rechtszekerheid zien we op verschillende plaatsen terug in het belastingrecht. Bijvoorbeeld in de vastgestelde termijnen voor het opleggen van een aanslag, in het vereiste nieuw feit voor navordering en in het vertrouwensbeginsel.300 Verder draagt aan de rechts-zekerheid bij dat de Belastingdienst de wet- en regelgeving en de jurisprudentie toepast.

292

Idem, p. 91.

293

Gribnau, J.L.M., Rechtsbetrekking en rechtsbeginselen in het belastingrecht, Rotterdam, Gouda Quint, 1998, p. 42.

294

Idem, p. 41.

295

Idem, p. 43.

296

Zie ook paragraaf 4.2.3.

297

Zie bijvoorbeeld Gribnau, J.L.M. (2011), Vrijheid en belastingrecht: een verkenning, in H. Gribnau (red.), Principieel

belastingrecht, Nijmegen, Wolf Legal Publishers.

298

Happé, R.H. e.a., Algemeen fiscaal bestuursrecht, Deventer, Kluwer, 2005, pp. 44 e.v.

299

Staatssecretaris van Financiën, Besluit Fiscaal Bestuursrecht Belastingdienst, Besluit van 5 juli 2011, nr. BLKB 2011/1087M, Staatscourant 13 juli 2011, nr. 12570.

300

72

Daarnaast biedt de mogelijkheid van vooroverleg met de belastinginspecteur zekerheid over de toepassing van het recht.301 Een voorbeeld ter verduidelijking van de werking van rechts-zekerheid luidt als volgt. Rechtsrechts-zekerheid verlangt dat de overheid, in dit geval de Belasting-dienst, opgewekt vertrouwen niet beschaamt.302 Wie op goede gronden meent te mogen ver-trouwen dat de Belastingdienst een bepaald besluit zou nemen, wordt door het verver-trouwens- vertrouwens-beginsel beschermd.303 Dat is onder omstandigheden ook het geval als de inspecteur met het nemen van dat besluit in strijd moet handelen met een wettelijke bepaling. Het vertrouwens-beginsel kan in uitzonderlijke omstandigheden de wet terzijde schuiven en de bevoegdheden van de inspecteur beperken.304

De rechtswaarde doelgerichtheid komt ondermeer terug in specifieke fiscale leerstukken als “richtige heffing” en “fraus legis”.305

In een meer algemene zin geeft doelgerichtheid richting aan de inhoudelijke invulling van rechtvaardigheid. Uit deze doelgerichtheid vloeit bijvoor-beeld voort welke gevallen als gelijk moeten worden beschouwd en welke behandeling daarbij past.306 Ook het fair-share beginsel is verbonden met het streven naar doelgerichtheid van het recht.