• No results found

Het enquêteonderzoek

Onderzoek naar humane waarden: Een enquête

8.1 Het enquêteonderzoek

In de enquête en de open interviews wordt verschillende belanghebbenden om een mening gevraagd. Het is dus een opiniërend onderzoek waarbij de medewerkers, patiënten en externen wordt gevraagd terug te kijken in de tijd. In de enquête kunnen we bovenstaande thema’s dan ook gestructureerd aan de orde stellen. In open interviews, die later volgden, zijn de gesprekslijn en de thema’s meer door de geïnterviewden bepaald.

De enquête

De enquête is uitgezet onder een vast onderzoekspanel en aangevuld met medewerkers uit de beveiliging (Biad) (zie: Bijlage 1 en 2). In 2003 is een onderzoekspanel gevormd in de Dr. S. van Mesdagkliniek. Uit verschillende onderzoeken onder personeel bleek de respons laag of de verdeling soms erg afwijkend. De ene afdeling had de vragen wel beantwoord en de andere afdeling juist niet. Het panel is geformeerd op basis van een getrapte steekproef. Er is per cluster van functionarissen een aantal medewerkers gevraagd deel te nemen aan een panelonderzoek. De gegevens van het onderzoekspanel worden beheerd door de Rijksuniversiteit Groningen (Vakgroep Sociologie). Bij mutaties in het panel worden vergelijkbare kandidaten benaderd om deel te nemen, waardoor het panel een evenwichtige afspiegeling is van de medewerkers in de organisatie. Het panel bestaat uit ongeveer 175 medewerkers. Vier keer per jaar wordt panelleden gevraagd deel te nemen aan een onderzoek, meestal in de vorm van een enquête of vragenlijst. In totaal hebben we van 60 medewerkers uit het panel en 28 medewerkers van de beveiliging een enquêteformulier toegezonden gekregen. Van het panel hebben er 52 gereageerd. Dat is een respons van 85%.

Van de medewerkers beveiliging hebben er 22 gereageerd. Sommigen gaven aan niet mee te willen werken of geen informatie te kunnen geven omdat ze relatief kort in dienst waren. Zij vulden de enquête niet of onvolledig in. De respons is hier 78%. Hiervan bleken er 17 voldoende ingevuld te zijn en te voldoen aan het tijdscriterium van 5 jaar. Na controle is het totale gemiddelde aan bruikbare enquêtes op 50 panelleden en 17 medewerkers van de beveiliging uitgekomen

(N=67). In een aantal gevallen komen we in de tabellenoverzichten iets lager uit omdat medewerkers een enkele vraag toch niet of onvolledig hadden ingevuld. Deze kleine afwijkingen in aantallen in het ‘tabellenboek’ worden gecorrigeerd in de hier gepresenteerde overzichten, doordat we steeds de percentages uit de tabellen hanteren en niet de absolute aantallen. De laagst voorkomende afwijking is een vraagrespons van 61 reacties en heeft dus verder geen effect op het totaal van de uitslagen.

Alexander (65)

Op de afgesproken tijd loop ik de kamer van Alexander binnen. Ik neem plaats aan zijn tafel. Vrij snel praten we alweer over het onderzoek. Hij is benieuwd naar de uitslagen van de enquête en de open interviews.

“Wat was je eerste reactie toen je de uitslag zag?“

“Allereerst was ik blij dat er een duidelijke positieve trend werd benoemd. Ten tweede was ik ook wel wat teleurgesteld. De uitslag levert eigenlijk weinig spannende gegevens op. Het is een vrij eenzijdige positieve trend die we hebben gemeten. De groep beveiliging had naar mijn idee negatiever kunnen scoren. Of andersom, dat de panelleden de organisatie nog steeds erg beheersmatig vonden en de veranderingen in tegenstelling tot de beveiliging nauwelijks hadden waargenomen. Een van de onderzoekers die in SPSS een aantal bewerkingen op het ruwe materiaal heeft gedaan gaf aan dat de standaarddeviatie op de thema’s (1 t/m 9) zeer laag was. Hij concludeerde hier onder andere uit dat de gehanteerde begrippen door iedereen goed begrepen werden en duidelijk waren. Bij een grote afwijking van de scores zou je je kunnen afvragen of het instrument zelf wel voldeed. “Meten we wel wat we willen meten?”, stelde hij als vraag. Maar dat bleek dus het geval te zijn, zo stelde hij. Met andere woorden: het onderzoeksinstrument meet wat we willen meten...” Alexander kijkt naar wat rapporten op zijn bureau en trommelt even met zijn vingers op tafel. “Kun je me eerst iets vertellen over de samenstelling van de groep, was deze representatief genoeg?”

Na overleg met de senior onderzoeker heb ik besloten het onderzoek niet alleen onder het panel te doen, maar ook uit te breiden met de medewerkers van de beveiliging. De gedachte hierbij was dat een representatieve groep (het panel) uit de organisatie mogelijk afwijkt van de medewerkers die relatief veel veranderingen hebben moeten ondergaan. De beheerscultuur werd met name door de beveiligingsmedewerkers uitgedragen. Voor beide groepen gold dat alleen de formulieren verwerkt werden van medewerkers die langer dan 5 jaar in dienst waren van de Dr. S. van Mesdagkliniek. Van het panel hadden we deze gegevens op voorhand, van de beveiligingsmedewerkers niet. Om die reden hebben alle medewerkers van de beveiliging een formulier gekregen en is alleen een deel, na controle van de datum (>5 jaar in dienst), op het formulier verwerkt.

Alexander (66)

Ik stel voor om maar eens wat te gaan eten. “Wat vindt je lekker, Hollands, Frans of Italiaans? Alles is hier op loopafstand en ik trakteer. We hebben niet al te veel tijd, want ik moet op tijd weer in de Kliniek zijn voor een vergadering om 20.00 uur.” Alexander doet een voorstel: “Laten we Italiaans eten, een pizza vind ik prima.” We pakken onze jassen en lopen richting de uitgang. Ik snij zelf een thema aan waar ik even met Alexander over van gedachten wil wisselen. Eerlijk gezegd heb ik vreselijk zitten puzzelen met dit hoofdstuk. Door de goede hulp van twee onderzoekers kreeg ik de mooiste tabellen en grafieken binnen. We hebben allemaal SPSS-bewerkingen uitgevoerd, de t-toets gedaan, de Mann–Whitney test en een Independent Samples test, en tot slot hebben we op basis van zaken als leeftijd, geslacht en functie nog een correlatietabel gemaakt. Dit leverde jammer genoeg helemaal geen spannende informatie op. Ik heb er dan ook voor gekozen om deze oefeningen maar niet op te nemen in de tekst zelf, maar als bijlage 1 en 2 toe te voegen. Wat vind je daar van?”

“Ach, je moet oppassen om het niet ‘wetenschappelijker’ te willen maken met allerlei tabelletjes en overzichten. Daarbij moet je ook gewoon je eigen onderzoekslijn goed bewaken. Je moet blijven focussen, want als je niet oppast beland je in een discussie waarom je de ene bewerking wel en de andere juist niet hebt uitgevoerd. Je onderzoek heeft een evaluerend karakter, dus ik snap heel goed dat je de hoofdlijn in de gaten houdt.”

Deze reactie stelt me gerust om door te gaan met mijn verhaal. Ik wist niet zeker of Alexander niet allerlei ingewikkelde tabellen en diagrammen wilde zien.

Voordat we het materiaal inhoudelijk hebben onderzocht hebben we eerst enkele statistische bewerkingen uitgevoerd op de gegevens zelf. Met deze statistische toetsing hebben we onderzocht of er relaties binnen de groep respondenten aanwezig waren die de uitkomst zouden kunnen beïnvloeden. Hierbij zijn we uitgegaan van een theoretische normaalverdeling. Er bleek een opvallend, zeer beperkt verschil tussen de groep beveiligingsmedewerkers en de panelleden te zijn. Uit een correlatietabel bleek er verder geen verschil op andere variabelen zoals geslacht, opleiding of duur van de arbeidsrelatie te zijn. Tevens bleek uit een vergelijking dat de groep als geheel (67)qua leeftijd, opleiding en geslacht representatief was voor de hele organisatie (430 medewerkers).