• No results found

Afghanistanoorlog: ideologische aspecten

7. Al-Qa‘ida: Organisatie, Ideologie en Ontstaan

7.3 Afghanistanoorlog: ideologische aspecten

De inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan

In de voorgaande paragrafen is er al kort ingegaan op Al-Qaʻida en het Jihadisme. Ook is er aandacht geweest waar al-Utaybi en zijn groep ideologisch geplaatst moeten worden en welke ideologische verschillen er bestaan. Er is echter nog geen aandacht besteed aan waar Al-Qaʻida nu precies vandaan komt en of, zoals Trofimov beweert, al-Utaybi hierin een rol heeft gespeeld. Een historisch fundamentele gebeurtenis die tot de totstandkoming van de meest beruchte terreurorganisatie geleid heeft is de Afghanistanoorlog.

731

Zie paragraaf 4.1 en 6.4.

732 Zie paragraaf 6.2 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 49-50 en 52-53 .

733 Zie paragraaf 6.4 en Habib, Ibn Sa’uds Warriors of Islam, 122 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 49. 734

Zie paragraaf 6.4.

175 Op 25 december 1979 trok een troepenmacht van de Sovjet-Unie Afghanistan binnen en wisten KGB commando’s de Afghaanse president Hafizullah Amin te elimineren. De Sovjets installeerden vervolgens de Afghaanse communist Babrak Karmal als president.736 De Sovjet-Unie had zowel defensieve als offensieve motieven voor deze bezetting. Met betrekking tot de defensieve motieven wilde de Sovjet-Unie Afghanistan als een bufferstaat hebben, om directe dreiging vanuit China, waar de Amerikanen toenadering tot hadden gezocht, en de Westerse invloed in de Golfregio enigszins in te kunnen dammen.737 Daarnaast waren de Sovjets bang dat onrust in Afghanistan zou kunnen overslaan naar de Sovjetstaten die een grote moslimbevolking kenden als Turkmenistan, Oezbekistan en Tajikistan. Tevens wilden de Sovjets voorkomen dat Amin afgezet zou worden ten gunste van een anticommunistische, Islamitische regering, die toenadering zou zoeken naar staten als Iran, Pakistan of de Verenigde Staten.738 Mogelijke offensieve motieven die de Sovjet-Unie had waren ten eerste de Breznjev-Doctrine die inhield dat wanneer een staat eenmaal communistisch was, het altijd communistisch zou moeten blijven. Mocht een land dat onder de communistische invloedsfeer viel dreigen de Sovjet hegemonie te doorbreken, zoals in Tsjecho-Slowakije in 1968, verschafte de Sovjet-Unie zichzelf het recht op interventie.739 Ten tweede wilde de Sovjet-Unie haar invloed in de regio uitbreiden, met name richting de Perzische Golf, waar grote olievoorraden aanwezig waren.740

Voor Saoedi-Arabië had de Sovjetinvasie in Afghanistan verregaande gevolgen. De Sovjet-Unie vormde een bedreiging voor Saoedi-Arabië en de Golfregio, gezien de betrekkelijk korte afstand tussen Afghanistan en de Golf.741 Saoedi-Arabië had naast de externe dreigingen ook nog eens te maken met de nodige interne onrust. Al-Utaybi was in dezelfde periode dat de Sovjets Afghanistan binnen vielen erin geslaagd de Grote Moskee te bezetten en het Koningshuis vreesde voor nog meer aanvallen van Soennitische extremisten die mogelijk geïnspireerd waren geraakt door de actie van al-Utaybi. Tot eind 1979 was een dergelijke aanval van Soennieten nog niet voorgekomen in het Koninkrijk en er was het Koningshuis, gezien de vele problemen die deze bezetting had opgeleverd, veel aan gelegen een soortgelijke situatie als in eind 1979 in de toekomst te voorkomen. Het Saoedisch

736 Trofimov, Het Beleg van Mekka, 276. 737 Lesch, 1979, 54.

738

Lesch, 1979, 54-55.

739 De Praagse Lente in 1968. Zie Loth, W. ‘Moscow, Prague and Warsaw: Overcoming the Brezhnev Doctrine.’ Cold War History vol. 1, nummer 2 (2001), 104 en Lesch, 1979, 55.

740

Lesch, 1979, 55 en Trofimov, Het Beleg van Mekka, 276. 741 Trofimov, Het Beleg van Mekka, 276-277.

176 Koningshuis zocht daarom naar een oplossing en die leek al snel gevonden te worden in Afghanistan.742

De Sovjetinvasie had er toe geleid dat duizenden Afghaanse mannen zich bij het verzet gingen aansluiten.743 Deze verzetsstrijders staan bekend als mujahidien en werden gesteund door de Amerikaanse overheid in hun strijd tegen de Sovjets.744 Mujahidien is de meervoudsvorm van het Arabische mujahid, wat een persoon die jihad voert betekent.745 In het geval van Afghanistan voerden de verzetsstrijders een gewapende strijd of jihad bi al-sayf tegen de Sovjets. De Saoedische autoriteiten besloten het Amerikaanse voorbeeld te volgen door de mujahidien financieel te steunen in hun verzet tegen de Sovjets. Tevens werden jonge Saoedi’s gestimuleerd af te reizen naar Afghanistan om bij te dragen aan de jihad tegen de Sovjet-Unie.746 Het is opvallend dat de autoriteiten besloten om de eigen burgers op te dragen te gaan vechten in een niet Saoedisch conflict. Volgens Trofimov gebeurde dit om zo ‘de energie van Islamitische fanatici van het type Juhayman af te laten vloeien’.747

Auteur Jason Burke bevestigt deze aanname van Trofimov, maar legt de nadruk op de financiële steun vanuit het Koninkrijk en noemt niet het feit dat Saoedi’s aangespoord werden om naar Afghanistan af te reizen. Hij stelt dat het Koningshuis hoopte dat met deze financiële steun de Saoedische bevolking overtuigd werd van hun Islamitische karakter.748

De hoogste religieuze autoriteit in Saoedi-Arabië, Bin Baz, riep in een fatwa de Saoedische bevolking op tot het voeren van jihad tegen het communisme. De Sovjets waren tegenstanders van de Islam, ongelovigen, en doordat zij een deel van het moslimgebied, dar al-Islam, hadden ingenomen was een defensieve, gewapende, jihad tegen hen een legitieme daad en dienden alle moslims zich hierachter te scharen.749 Moskeeën en universiteiten in het Koninkrijk veranderden in rekruteringscentra voor Islamitische vrijwilligers tem behoeve van de strijd tegen de Sovjets. Prins Turki, die aan het hoofd van de Saoedische inlichtingendiensten stond, reisde veel naar Afghanistan en Pakistan om de strijd tegen de

742 Trofimov, Het Beleg van Mekka, 286.

743 Hiro, D. War Without End. The Rise of Islamist Terrorism and Global Response. (Londen & New York: Routledge, 2002), 209.

744 Cooley, J.K. Unholy Wars: Afghanistan, America and the International Terrorism. (Londen: Pluto Press, 2002), 13-14.

745 Tarzi, A. ‘Mujahidin.’ Encyclopedia of Islam and the Muslim World. Vol.2 Ed. R.S. Martin (New York: Macmillan Reference USA, 2004), 490.

746

Al-Rasheed, M. Contesting the Saudi State. Islamic Voices from a New Generation. (Cambridge: Cambridge University Press, 2007), 107.

747 Trofimov, Het Beleg van Mekka, 286. 748

Burke, Al-Qaeda, 59-60.

177 Sovjets te monitoren. Daarnaast wilde hij toezien hoe de financiën uit het Koninkrijk gespendeerd werden.750 De Saoedische overheid gaf gedurende de Afghanistanoorlog ongeveer vier miljard dollar uit. Van vliegtickets voor Saoedi’s die gehoor gaven aan de fatwa van Ibn Baz, tot grote uitgaven voor hulpprojecten of wapens.751 Naast het Saoedische overheidsgeld kwam er ook veel geld vanuit niet-officiële groepen of personen, zoals Islamitische liefdadigheidsinstellingen die geld inzamelden voor de mujahidien in Afghanistan, donaties van individuen en uit collectes in moskeeën.752 Volgens Trofimov stuurden de hoge Saoedische ulama ‘hele sloten liefdadigheidsgeld naar die Afghaanse krijgsheren die ermee instemden om de Wahhabitische regels in acht te nemen’.753

De manier waarop Trofimov dit schrijft lijkt wellicht wat kort door de bocht, maar is niet onjuist. De groepen strijders die ideologisch gezien het dichtste bij het Wahhabisme, maar ook dat van de Moslimbroederschap stonden, kregen het merendeel van de financiële steunpakketten die door de Saoedische geestelijkheid naar Afghanistan gestuurd werden.754

De Afghaanse mujahidien vormden geen homogene groep die gezamenlijk ten strijde trok tegen de Sovjets, maar waren verdeeld over verschillende groeperingen. Er bestonden zes Soennitische Islamitische groeperingen die allen vanuit Pakistan opereerden. Pakistan had namelijk net als de VS en Saoedi-Arabië besloten de mujahidien te steunen in hun strijd tegen de Sovjets. Pakistan stelde haar grenzen open voor mujahidien uit Afghanistan en andere landen om vanuit Pakistan de strijd met de Sovjets aan te gaan. Pakistan bood ruimte voor trainingskampen en huisvesting om de mujahidien te herbergen. Tevens sluisde de Pakistaanse overheid veel geld vanuit Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten door naar de

mujahidien. De Amerikaanse en Pakistaanse geheime diensten, de CIA en de ISI, probeerden

vervolgens hetgeen in Pakistan en Afghanistan plaatsvond te overzien.755

De Saoedische overheid vertrouwde in eerste instantie hun bijdragen toe aan Pakistan die het vervolgens doorsluisde naar de verschillende groepen mujahidien. Desalniettemin besloten zij toch een eigen groep op te zetten in Afghanistan.756 De Saoedische overheid wenste namelijk een beter inzicht in de strijd tegen de Sovjets te hebben en wilde zien wat er met hun geld

750 Trofimov, The Siege of Mecca, 244-245.

751 Al-Rasheed, Contesting the Saudi State, 107 en Lacey, R. Inside the Kingdom, 64-65. 752 Al-Rasheed, Contesting the Saudi State, 107.

753 Trofimov, Het Beleg van Mekka, 286. 754

Hiro, War Without End, 218, Bergen, P.L. Holy War, Inc.: Inside the Secret World of Osama Bin Laden. (New York: The Free Press, 2001), 55 en Kepel, G. Jihad. The Trail of Political Islam. Herziene editie. (Londen en New York: I.B. Tauris & Co Ltd., 2004), 142.

755

Hiro, War Without End, 209 en Lesch, 1979, 105. 756 Al-Rasheed, Contesting the Saudi State, 107-108.

178 gebeurde. Deze door Saoedi-Arabië gesteunde groepering kwam onder leiding van Abdul Rasul Sayyaf te staan, een Afghaan die al lange tijd in Saoedi-Arabië verbleef. Hij werd door het Saoedisch Koningshuis aangewezen een pro-Wahhabitische partij op te zetten die bij moest dragen aan de jihad tegen de Sovjets. Deze partij werd Ittehad-e-Islami genoemd, de Islamitische Eenheidspartij, en vestigde zich in Pesjawar, Pakistan.757 Sayyaf’s groepering bleek zeer populair onder de niet-Afghaanse vrijwilligers die wilden bijdragen aan de strijd tegen de Sovjets. De reden hiervoor was dat de niet-Afghaanse vrijwilligers zich aangetrokken voelden tot het Wahhabitisch gedachtegoed van Sayyaf. Daarnaast had Sayyaf directe toegang tot wapens en geld en werd hij openlijk door Saoedi-Arabië gesteund. Eén van deze niet-Afghaanse vrijwilligers die Sayyaf in Afghanistan ontmoette was een Saoedi, genaamd Osama Bin Laden.758

De ideologie van het Jihadisme in de praktijk gebracht in Afghanistan

Vóór de Sovjetinvasie van Afghanistan speelde het Islamisme geen rol in het land. Dit in tegenstelling tot Egypte, en in mindere mate Saoedi-Arabië, waar Islamistische bewegingen waren ontstaan die vele leden trokken, hetzij bovengronds, zoals in de beginjaren van de Moslimbroederschap, als ondergronds, zoals de groepering van al-Utaybi. In Afghanistan wisten Islamistische geleerden niet of nauwelijks volgelingen te krijgen, aangezien vijfentachtig procent van de Afghaanse bevolking op het platteland woonde en veelal gebonden was aan tribale netwerken die op het platteland bestonden. Hier kwam verandering in toen de Sovjets Afghanistan binnenvielen. Sovjetbombardementen en vernielingen van gewassen en hun kuddes noopten de Afghanen te vertrekken van het platteland waarna zij veelal vluchten naar Pakistan alwaar velen van hen onderdeel werden van de mujahidien. Als gezegd vormden deze Afghaanse mujahidien geen homogene groep, maar werden zij opgedeeld in groeperingen waarvan de helft Islamistisch was en die het merendeel van de financiële steun ontving. De andere helft waren ook religieuze groepen, maar zij wilden slechts dat Afghanistan zou terugkeren naar het tijdperk voordat de Sovjets interfereerden in het land.759

757 Pesjawar ligt in het noordwesten van Pakistan, vlakbij de grens met Afghanistan. Tijdens de

Afghanistanoorlog vormde deze stad een toevluchtsoord voor Jihadi’s die tegen de Sovjets vochten. Al-Rasheed,

Contesting the Saudi State, 107-108.

758 Burke, Al-Qaeda, 71 en Rubin, B.R. The Fragmentation of Afghanistan: State Formation and Collapse in the

International System. (Yale University Press, 2002), 221.

179 De door Saoedi-Arabië en Pakistan financieel gesteunde Islamistische groeperingen kregen een stevige voet aan de grond in het grensgebied met Afghanistan door de aanwezigheid van drie miljoen vluchtelingen waaronder zij hun jihad ideologie konden verspreiden. Er werden kampen opgericht waar les gegeven werd door de Islamistische partijen en er ontstonden rekruteringbureaus waar jonge Afghanen geworven werden voor de mujahidien. Kinderen van de Afghaanse vluchtelingen werden ondergebracht in madrassas, Koranscholen, die fungeerden als kostscholen voor deze kinderen. In de madrassas werden de Afghaanse kinderen tussen de Pakistaanse kinderen geplaatst en werd in zowel het Arabisch als in het Urdu, de meest gesproken taal in Afghanistan, onderwezen. Deze jeugd werd onderwezen in de Islam en de regels ervan, zoals het opvolgen van een fatwa, maar ook in jihad. Deze generatie kinderen zouden op latere leeftijd de steunpilaar vormen van de Taliban in Afghanistan.760

Als gezegd steunden de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië de Afghaanse groepen mujahidien in het Pakistaans grensgebied financieel en door middel van wapenleveranties. De financiële steun en levering van wapens leverde aan het begin van de Afghanistanoorlog niet op wat de partijen hadden gehoopt. Veel geld verdween in de handen van Pakistanen en een groot deel van de door de Amerikaanse geheime dienst, CIA, geleverde wapens werden in plaats van geleverd aan de beoogde ontvangers, verkocht op lokale markten. Daarnaast vond er levendige handel in heroïne plaats. Dit werd geteeld uit de papaverplanten die zich in Afghanistan en Pakistan bevonden. De Verenigde Staten en Saoedi-Arabië kwamen al gauw tot de conclusie dat hun steun weinig opleverde, althans met betrekking tot de strijd tegen de Sovjets. In het geval van Saoedi-Arabië besloten de autoriteiten dat ze graag Arabieren wilden plaatsen in het grensgebied van Afghanistan en Pakistan om aldaar betrouwbare partners te hebben, aan wie het geld en de wapens goed besteed zouden zijn. In eerste instantie werden Arabieren gerekruteerd die fungeerden als vrijwilligers voor de Saoedische Rode Halve Maan organisatie of andere Islamitische humanitaire organisaties.761 Halverwege de jaren ’80 zouden veel van deze vrijwilligers betrokken zijn bij de jihad in Afghanistan tegen de Sovjet-Unie en zouden er trainingskampen ontstaan langs de grens met Afghanistan waar deze Arabieren gevechtstrainingen ondergingen.762

760 Kepel, Jihad, 142-143. 761

De Rode Halve Maan organisatie is simpel gesteld de Islamitische variant van het Rode Kruis. 762 Kepel, Jihad, 143-144.

180 Saoedi-Arabië stimuleerde door middel van het zenden van financiële middelen en het rekruteren van Arabieren de strijd tegen de Sovjets. Tevens was er de fatwa van Bin Baz waarin hij Arabieren opriep de strijd tegen Sovjets te steunen. Een sleutelfiguur onder de Arabische vrijwilligers was Abdullah Azzam.763 Abdullah Azzam was aan het einde van de jaren ’70 vanuit Jordanië naar Saoedi-Arabië vertrokken waar hij, vermoedelijk door zijn contacten binnen de Moslimbroederschap, een functie kreeg aangeboden als docent aan de Koning Abdoelaziz Universiteit in Djedda, waar Mohammed Qutb eveneens werkzaam was. Eén van de studenten van Azzam zou Bin Laden zijn geweest.764 In 1980 ging Azzam op pelgrimstocht naar Mekka, waar hij volgens Hegghammer Kamal al-Sananiri zou hebben ontmoet. Deze man was volgens hem degene die Azzam overhaalde om een bijdrage te leveren aan de jihad in Afghanistan. Sananiri is tevens de man die een overeenkomst heeft weten te sluiten die leidde tot de oprichting van de ‘Islamitische Unie van Afghaanse Mujahidien’, onder leiding van de eerder genoemde Sayyaf. Deze Islamitische Unie moest er voor zorgen dat alle verschillende groepen mujahidien gingen samenwerken. Als gezegd vormden de mujahidien geen homogene groep en was er onderling veel ruzie en vormden ze geen gemeenschappelijk front tegen de Sovjets.765 Of deze pelgrimstocht en de ontmoeting met deze Sananiri daadwerkelijk plaatsgevonden hebben is niet geheel duidelijk, maar dat Azzam zich wilde mengen in de Afghanistanoorlog was wel het geval. Azzam verzocht de decaan van zijn universiteit in Djedda om overplaatsing naar de Internationale Islamitische Universiteit in Islamabad, in Pakistan. Dit verzoek werd gehonoreerd en in 1981 vertrok Azzam alweer uit Saoedi-Arabië en vestigde hij zich in Pakistan.766

Azzam kwam in november 1981 aan in Islamabad van waaruit hij elk weekend reisde naar Pesjawar, waar hij de leiders van de mujahidien ontmoette. Het aanzicht van de situatie in Pesjawar gecombineerd met Azzam’s, door Qutb geïnspireerde, ideeën over de strijd van de Islam tegen de wereld van ongeloof, jahilliyah, zorgde ervoor dat hij zich met de strijd tegen de Sovjets wilde bemoeien.767 In de eerste jaren van de Afghanistanoorlog van 1980 tot en

763 Over de achtergrond en loopbaan van Abdullah Azzam zal in de volgende paragraaf geschreven worden. 764 Het is niet duidelijk of Abdullah Azzam werkzaam was aan de Koning Abdoelaziz Universiteit toen Bin Laden er nog student was. Er zijn schijvers die claimen van wel zoals Atwan, Khatab en Kepel in Atwan, A.B.

The Secret History of Al-Qa’ida. (Londen: Abacus, 2007), 35, Khatab, Understanding Islamic Fundamentalism,

96 en Kepel, Jihad, 144. Thomas Hegghammer stelt dat het verleidelijk is om aan te nemen dat Azzam en Bin Laden elkaar op de Universiteit al hebben ontmoet of dat Bin Laden colleges van hem volgde, maar dat er hier geen bewijs voor is. Zie Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah Azzam, the Imam of Jihad.’ in G. Kepel en J-P. Milelli (eds.), Al Qaeda in its own words. (Cambridge Massachusetts en Londen: The Belknap Press of Harvard University Press, 2008) 90.

765 Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 90-91. 766

Burke, Al-Qaeda, 73 en Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah Azzam.’, 91. 767 Wright, The Looming Tower, 96.

181 met 1983 reisde Azzam naar Afghanistan, legde hij contacten met de leiders van de Afghaanse mujahidien en probeerde hij moslims te overtuigen bij te dragen aan de gewapende

jihad tegen de Sovjets. Het was gedurende deze periode dat hij Osama Bin Laden

ontmoette.768 Ondanks de inspanningen van de Saoedische autoriteiten en Azzam bleef het aantal Arabische mujahidien dat zich aanmeldde voor de strijd tot 1984 echter beperkt, wat Azzam frustreerde.769

In 1984 vertrok Azzam uit Islamabad om zich definitief in Pesjawar te vestigen. Aldaar ging hij samenwerken met Osama Bin Laden, op wie hij een grote invloed had. Bin Laden bleek erg onder de indruk van Azzam door zijn charisma, Islamitische kennis en zijn inzet voor de Afghaanse jihad. Anderzijds wilde Azzam graag samenwerken met Bin Laden, aangezien Bin Laden de beschikking had over grote hoeveelheden geld en een administratief talent bleek, waar Azzam graag gebruik van wilde maken.770 Als gevolg hiervan besloten ze samen een organisatie ter ondersteuning van de jihad tegen de Sovjets op te richten, genaamd Mahtab al-Khidamat, ofwel het Dienstenbureau (MAK). Dit bureau moest net als de eerder door Bin Laden opgerichte Bayt al-Ansar fungeren als een kantoor waar de Arabische vrijwilligers zich aanmeldden om van daaruit uitgezonden te worden naar trainingskampen, het front in Afghanistan, of andere diensten ter ondersteuning van de strijd.771 Het kantoor telde vier afdelingen namelijk, training, militaire zaken, gezondheidszorg en logistiek. Dit kantoor vormde een belangrijke basis voor de Arabische Jihadi’s van waaruit zij zich richting Afghanistan zouden begeven.772

Na 1984 bleken de inspanningen van Azzam eindelijk zijn vruchten af te werpen. Het aantal Arabische vrijwilligers dat zich in Pakistan aanmeldde ten behoeve van de jihad begon namelijk te stijgen. In 1984 waren er nog maar dertien vrijwilligers, maar een jaar later waren er al negentig tot honderd en gedurende de laatste twee tot drie jaren van de oorlog, 1987-1989, zou dit aantal groeien tot drie- à vijfduizend vrijwilligers. Een kanttekening die hierbij

768 Zoals eerder beschreven denken schrijvers als Atwan, Khatab en Kepel dat zij elkaar al hebben ontmoet in Saoedi-Arabië.

769

Volgens Thomas Hegghammer bevonden zich tot 1984 niet veel meer dan twintig Arabische mujahidien in Pakistan/Afghanistan. Hoe Hegghammer aan deze aantallen komen is niet duidelijk. Peter L. Bergen heeft een verklaring van Abdullah Anas, iemand die werkzaam was binnen de MAK, die spreekt van dertien Arabische

mujahidien tot en met 1984. Dat er niet veel Arabische mujahidien waren die vochten tegen de Sovjets beaamd

Robert Lacey die spreekt van ‘a small group of ‘Arab Afghans’’. Zie: Hegghammer, T. ‘Introduction. Abdallah