• No results found

Wanneer partijen ten dage dienende eenig uitstel verzoeken, zal de rechter dit verzoek, mits het hem gegrond voorkomt,

In document Burgerlijke Rechtspleging (pagina 107-111)

toestaan en den rechtsdag bepalen, op welken partijen nader zullen moeten verschijnen.

Dit artikel behoeft weinig toelichting. Opmerking verdient alleen, dat partijen het uitstel op een bepaalden grond moet verzoeken, en dat de rechter vrij is dit al of niet toe te staan. Waar partijen als grond opgeven alsnog nieuwe bewijsstukken te willen overleggen of getuigen te willen zoeken en het verzoek niet gedaan wordt om de zaak op de lange baan te schuiven, zal de residentierechter nimmer uitstel mogen weigeren. Ik zou hier niet de voorwaarde aan willen verbinden, dat dit niet eerder had kunnen geschieden (1), omdat partijen vóór de zitting niet altijd weten, wat zij moeten doen.

Men moet van de partijen in deze niet te veel verwachten.

(1) Aldus Mr. HUBREGTSE t. a. p. pag. 50.

Mr. F. C. HEK&IEYEK, Toelichting en Kritiek. 7

98 AKT. 948.

Art. 948.

1. Bij wraking van den residentierechter of wel indien hij meent, dat er eenige reden Tan wraking tegen hem bestaat, stelt hij de zaak uit tot den dag dat partijen nader zullen worden opgeroepen, en vraagt hij onverwijld de beslissing-van den raad beslissing-van justitie, in het eerste geval, onder toe-zending van een extract uit het proces-verbaal der zitting, betreffende de gronden waarop de wraking rust, of, zoo deze bij geteekende schriftuur is gedaan, van de desbetreffende akte, alsmede van zijn advies; in het tweede geval, onder mededeeling der vermeende redenen van verschooning.

2. In geval van toegelaten wraking of van gegrond bevonden reden van verschooning wijst de raad van justitie den rechtskundigen voorzitter van een der in de nabijheid gevestigde landraden als vervangend rechter aan, tenzij ter plaatse een rechtskundige vice-president van den landraad is aangesteld.

3. Bij wraking of vermeende reden van verschooning van den griffier beslist de residentierechter.

Dit artikel behandelt de wraking en verschooning van den residentie-rechter. In afwijking van de regeling in het Nederlandsch wetboek ten opzichte van den kantonrechter is het recht tot verschooning uit-drukkelijk toegekend.

De redenen van wraking zijn vermeld in het toepasselijke art. 35 Rechtsv., en schijnen in tegenstelling van art. 226 Strafvordering bij verschooning niet tot nog andere redenen uitgebreid te mogen worden.

Misschien is dit wel de bedoeling van de woorden „indien hij meent dat er eenige reden van wraking tegen hem bestaat" in den aanhef van het artikel. Overigens had men voor de gelijkheid in terminologie hier liever gelezen : „Bij wraking of vermeende reden van verschooning van den residentierechter" enz. evenals in de derde alinea ten aanzien van den griffier gelezen wordt. Het meest waar-schijnlijk lijkt het mij, dat wij hier slechts met eene slordige redactie te maken hebben, en dat die woorden zonder bepaalde bedoeling zoo zijn gekozen.

Volgens art. 38 Rechtsv. moet de wraking uiterlijk vóór den aanvang der pleidooien geschieden. In de procedure voor het

ABT. 949. 99 residentiegerecht zijn geen pleidooien bekend. Indien wij echter in aanmerking nemen, dat eerst bij de pleidooien vaststaat wie als rechters in eenbepaalde zaak vonnis zullen wijzen, en partijen eerst dan zien, wie over hun zaak zullen oordeelen, ligt de reden voor de hand, waarom dit tijdstip gekozen is.

Bij het residentiegerecht zien partijen dadelijk bij het begin van het onderzoek wie hun zaak berechten zal, en leidt dezelfde ratio er toe aan te nemen, dat zij hun wraking dan ook bij den aanvang van het onderzoek ter terechtzitting zullen doen. (1)

Ten slotte zij nog opgemerkt, dat in al. 2 van vice-president gesproken wordt, welke uitdrukking in art. 92 Rechterl. Org. vervangen is door „ondervoorzitter."

Art. 949.

1. Het verzet tegen een verstekvonnis wordt aanhangig gemaakt op de wijze voor de indiening van vorderingen be-paald. De gronden van verzet kunnen ten dage dienende mondeling worden aangevuld.

2. Indien van meer dan één gedaagde één of meer niet verschijnen, bepaalt de rechter een nieuwen rechtsdag, waar-tegen de niet verschenen partijen nogmaals zullen worden opgeroepen.

3. Tusschen alle de partijen wordt uitspraak gedaan bij een en hetzelfde vonnis, hetwelk als een vonnis op tegen-spraak gewezen wordt beschouwd, en waartegen geen verzet is toegelaten.

De toepasselijkheid van den geheelen eersten titel van boek I brengt toepasselijkheid der bepalingen omtrent verstek en verzet mede.

Bovendien blijkt dit al uit art. 949, dat over dit onderwerp handelt.

Zonderling genoeg handelt het artikel over verstek en verzet te gelijk, en wel in omgekeerde volgorde. Dit is het gevolg van bij-voegingen in het artikel, dat in het ontwerp van den Raad van State alleen uit de tweede alinea bestond. Die tweede alinea is eene (1) In Nederland is men dit ook unaniem van meening bij de procedure voor den kantonrechter. Zie Mr. VAN DER DOES DE WILLEBOIS t. a. p. p. 406,

Mr. VAN ROSSEM t. a. p. pag. 66, BONEVAL FAURE Dl. III pag. 275.

100 AKT. 949.

afwijking van art. 81 Rechtsv. in den geest van art. 133 lul. Regl.

Het ware verkieslijker geweest deze bevoegdheid ook toe te kennen, indien de eenige gedaagde of alle gedaagden afwezig gebleven zijn.

Het ligt niet in den aard der justiciabelen voor het residentiegerecht liever eerst verstek te laten gaan, en dan in verzet te komen dan om direct op de vordering te antwoorden. Indien zij dus op de eerste terechtzitting niet verschijnen, en toch de vordering willen

tegen-spreken, zal daar wel een reden voor geweest zijn, en zullen zij wel op de tweede oproeping verschijnen.

Alinea 3 is gelijkluidend met art. 81 al. 2, zoodat het twijfelachtig is, of het wel noodzakelijk was dit voorschrift onder de „afwijkingen"

op te nemen. Dat het eerste lid van art. 81 niet overgenomen maar gewijzigd werd(l), behoefde m. i. geen reden te zijn om het tweede lid van dat artikel, hetwelk niet gewijzigd is, hier over te nemen. ^

Bij de toelichting op de eerste alinea wordt door den Minister, die die in het gewijzigd ontwerp A in het artikel voegde, de nadruk gelegd op de daarin voorkomende tweede zinsnede (2). Waarom die eerste zinsnede noodzakelijk was, wordt niet aangegeven. Misschien is deze alleen als inleiding op de tweede zinsnede daarvan aan te merken, want eigenlijk is zij overbodig. Verzet toch heeft als het goed gedaan wordt, rechtsingang ten gevolge, en deze kan met anders het gevolg zijn dan van het indienen en registreeren van een verzoek-schrift op de in art. 925 en 929 voorgeschreven wijze.

Wordt verzet gedaan op de wijze van art. 86 Rechtsv. hetwelk m. i. in het algemeen bij het residentiegerecht niet is uitgesloten, dan zal de verzetter binnen den in dat artikel genoemden termijn (3) zijn verzet op de wijze als in art- 925 Rechtsv. is aangeduid bij den rechter aanhangig maken. Dat verzoekschrift moet daarenboven, om het bepaalde bij art. 929 al. 1 Rechtsv. vóór den afloop van dien termijn door den griffier geregistreerd zijn, want zonder registratie is er geen rechtsingang, geen effect teweeggebracht door het inge-diende verzoekschrift. Het praktische voordeel van het verzet op de wijze bij art. 86 Rechtsv. gedaan, bestaat dus alleen daarin, dat men van dat oogenblik tot de registratie van de vordering niet door het enkel tijdsverloop zijn recht tot verzet verliest, en dat men ten aanzien van handelingen, die door de tegenpartij als berusting zouden

kunnen worden aangemerkt, een krachtig tegenargument heeft.

(1) Geschiedenis enz. pag. 135.

(2) Geschiedenis enz. pag. 135.

(3) Een termijn onleend aan de rechtspleging voor de raden van justitie en het hof. De rechtspleging voor de residentiegerechten kent geen overeen-komstigen termijn, en men kan in deze geen termijn missen.

ART. 950. 101 Het verzoekschrift, waarbij verzet wordt gedaan, moet natuurlijk voldoen aan de gewone vereischten. Het zal de aanduiding van het onderwerp der vordering en datgene wat gevorderd wordt bevatten.

Was het niet met zooveel woorden in art. 949 gezegd, dat de mid-delen ter terechtzitting mogen worden aangevuld, dan zou het ook de middelen moeten bevatten, omdat art. 85 Rechtsv. een speciaal voorschrift bevat, hetwelk aan den algemeenen regel van art. 927 Rechtsv. derogeert. De eenige beperkingen, die aan de redactie van het artikel zijn te ontleenen, zijn 1°. dat er in het verzoekschrift reeds een grond moet zijn genoemd ; anders kan men niet van „aanvul-ling" spreken ; en 2°. dat de aanvulling alleen ten dienenden dage, dat is op de eerste terechtzitting zal mogen geschieden. Geen dezer beper-kingen zal, dunkt mij, in de praktijk tot moeilijkheden aanleiding geven.

Daar het verzet in wezen niet zoo heel veel verschilt van het antwoord op de oorspronkelijke vordering en dit antwoord, zooals bij de toelichting op art. 945 Rechtsv. betoogd werd, slechts als afgeloopen is te beschouwen, als tot de bewijsvoering wordt over-gegaan, zoo past dit voorschrift volkomen in de procedure voor het residentiegerecht.

Wat de redactie betreft, zoo zou het met het oog op de uniformi-teit wenschelijk zijn geweest, indien op het voorbeeld van al. 1

art. 972 Rechtsv. de daar vermelde redactie was overgenomen.

Art. 950.

1. Indien de eischer ten dienenden dage na het antwoord van den gedaagde, vermeent gronden te hebben om van iemand vrijwaring te vorderen, zal hij den rechter, onder aanvoering van gronden, kunnen verzoeken de oproeping van dien persoon, hetzij Europeaan, hetzij Inlander, te bevelen.

2. Hetzelfde geldt voor den verweerder, die zijn verzoek kan doen bij schriftuur van antwoord, of bij zijn mondeling antwoord.

3. Bij toewijzing van het verzoek bepaalt de rechter met

inachtneming van den bij art. 931 aangegeven termijn een

naderen rechtsdag, waarop het rechtsgeding zal worden

In document Burgerlijke Rechtspleging (pagina 107-111)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN