• No results found

Het beslag wordt gelegd door een tot het doen van exploiten bevoegd persoon, bijgestaan door den griffier van

In document Burgerlijke Rechtspleging (pagina 179-183)

eersten, derden en vierden titel van het tweede boek bij de raden van justitie moeten plaats hebben, geschiedt de

2. Het beslag wordt gelegd door een tot het doen van exploiten bevoegd persoon, bijgestaan door den griffier van

het residentiegerecht of een ander daartoe door den

residentie-rechter of te diens verzoeke door het hoofd van het

plaatse-lijk bestuur aan te wijzen Europeesch ambtenaar of beambte,

170 ART. 1000.

3. Y a n elk beslag wordt een gedagteekend proces-verbaal opgemaakt, onderteekend door den persoon, die het beslag legt, door den bijstaanden ambtenaar of beambte, en door dengene die volgens art. 1 0 0 2 met de bewaring der in beslag genomen goederen wordt belast. H e t zal den last vermelden, krachtens welken het beslag is gelegd, en eene nauwkeurige beschrijving behelzen van de in beslag genomen goederen. De inhoud van het proces-ver baal zal aan den persoon, tegen wien beslag gelegd is, zoo hij tegenwoordig is, worden medegedeeld. "Wanneer hij ingevolge artikel 1 0 0 2 met de b e w a r i n g der in beslag genomen goederen is belast, zoomede wanneer hij zulks verlangt, wordt hem een afschrift van het proces-verbaal verstrekt.

4 . E e n tweede afschrift zal worden gelaten a a n den be-waarder, indien een ander dan de beslagene met de bewaring wordt belast.

D e artikelen 4 4 8 , 4 5 1 en 4 5 2 zijn op dit beslag van toepassing.

Al. 1 van art. 1000 eischt een schriftelijken last, zoodat de deswege eventueel op gezegeld papier op te maken beschikking voluit moet worden opgemaakt.

Wie tot het doen van deze exploiten bevoegd is, is vermeld in art. 933 al., welk voorschrift uitdrukkelijk van toepassing verklaard wordt op alle exploiten, die tot de tenuitvoerlegging van vonnissen daaronder begrepen. Men zij er voorts aan gedachtig, dat de aanwijzing van een ander persoon dan een deurwaarder alleen in de in al. 2.

art. 933 Rechtsv. genoemde gevallen geoorloofd is, en dat de noodzake-lijkheid van die aanwijzing uit de beschikking moet blijken. Met opzicht tot de vervanging van den griffier door een ander persoon is de residentierechter blijkens de redactie van al. 2 vrijer, en is hij m. i.

zonder opgave van redenen daartoe bevoegd, daarentegen is hij beperkt in zijne keuze, daar die bijstaande persoon steeds een Europeesch ambtenaar of beambte moet zijn, welk vereischte in art. 933 Rechtsv.

voor den vervanger van den deurwaarder niet gesteld wordt. Daar de tegenwoordigheid van dezen persoon in hoofdzaak dient om eene zekere controle op de handelingen van den deurwaarder uit te oefenen, en ook aan den griffier of den bijstaanden ambtenaar in art. 448 Rechtsv. de bevoegdheid is toegekend de deuren of het

AKT. 1001. 171 huisraad met geweld te openen, is het stellen van deze vereischten

zeer wel gemotiveerd.

Alinea 3 ontbrak in het ontwerp van den Raad van State, is ontworpen door den Minister en later op advies van de Staatscom-missie gewijzigd. Alhoewel datgene wat in art. 935 Rechtsv. omtrent exploiten bepaald wordt in datzelfde artikel ook van toepassing ver-klaard wordt op exploiten bij de tenuitvoerlegging van vonnissen gedaan, zoo schijnt aan deze meer algemeene bepaling voor zoover daarvan afgeweken wordt, gederogeerd te worden door al. 3 art. 1000.

Uitreiking van een afschrift van het proces-verbaal van beslag is in dit geval alleen noodig, indien de geëxecuteerde het verzoekt. Extra vereischten in deze alinea zijn o. a. nog de onderteekening door, en het uitreiken van een afschrift aan den bewaarder. Veel bijzonders is hierover niet te zeggen, 't Is billijk dat de bewaarder een stuk bezit, waarin een lijst van de aan hem toevertrouwde goederen voorkomt, en ook is het wenschelijk, dat hij het proces-verbaal van beslag als het ware bij wijze van ontvangstbewijs der in bewaring gegeven goederen onderteekent. Hierin wordt natuurlijk geen ver-andering gebracht indien de geëxecuteerde zelf als beweaarder is aangesteld.

Art. 1001.

1. Met i n a c h t n e m i n g der bij artikel 1 0 0 0 voorgeschreven formaliteiten k a n ook beslag worden gelegd op de lichame-lijke roerende goederen v a n den schuldenaar, welke onder anderen mochten berusten.

2. V a n het aldus gelegd beslag wordt op last van den residentierechter onverwijld aan den schuldenaar aanzegging gedaan.

Behalve op goederen in het bezit van den schuldenaar gevonden, mag volgens dit artikel ook nog beslag gelegd worden op de lichame-lijke roerende goederen van den schuldenaar, welke onder anderen mochten berusten.

Dit voorschrift is ontleend aan art. 201 al. 3 Inl. Regl., zooals dat art. bij Stbl. 1899 n°. 8 Avas gewijzigd. In het ontwerp van den Raad van State werden deze goederen „bepaalde roerende goederen van den schuldenaar" genoemd, wat op zich zelf eene niet overbodige verduide-lijking was, nu dit voorschrift hier niet in zulk een nauw verband met het beslag op de in het bezit van den schuldenaar zijnde goederen

172 ART. 1002.

voorkomt, als in art. 201 Ini. Regl. het geval is. Immers daar worden de lichamelijke roerende zaken van den schuldenaar die onder anderen berusten, als een deel der roerende goederen van dezen beschouwd, terwijl deze goederen in art. 1001 Reehtsv. als voor beslag vatbaar daarnaast genoemd worden, evenals het beslag onder derden in deze procedure niet overgenomen, naast het beslag onder handen van den schuldenaar staat. De Staatscommissie stelde echter de in art. 201 Inl. Regl. voorkomende omschrijving voor, en de Minister ging zooals altijd mede. Voor het woord „zaken" in art. 201 Inl. Regl. vinden wij in art. 1000 echter het woord „goederen" vermeld, echter zonder opgaaf van reden. Alhoewel de bijvoeging van het woord „bepaalde"

zeker duidelijker was geweest, zoo is echter niet twijfelachtig, dat de wetgever hier bepaald aangeduide goederen bedoeld heeft.

Het voorschrift van alinea 2 van dit artikel is iets nieuws, en staat alhoewel de toelichting er over zwijgt, in verband met het voorschrift van al. 3 art. 1000, volgens hetwelk de veroordeelde de volgorde mag aanwijzen, naar welke de goederen verkocht zullen worden.

Art. 1002.

1. De persoon, met de inbeslagneming belast, zal, in overleg met den bijstaanden ambtenaar of beambte de in beslag ge-nomen goederen geheel of gedeeltelijk aan den beslagene, zijne echtgenoote, bloed- of aanverwanten en huisgenooten, wanneer zij daarin bewilligen, ter bewaring overlaten, dan wel die goederen geheel of gedeeltelijk naar eene geschikte bergplaats doen overbrengen.

2. Gereede penningen en geldswaardige papieren zullen ten kantore van het hoofd van het plaatselijk bestuur worden overgebracht, tenzij met den geëxeuteerde eene andere plaats van bewaring mocht zijn overeengekomen.

3. Het in het eerste en tweede lid van dit artikel ver-melde moet in het proces-verbaal van beslag worden opge-nomen.

4. Indien onder de geldswaardige papieren zich bevinden titels van inschulden, die niet aan toonder luiden, zal de residentierechter, voor zooveel doenlijk, het beslag daarop

ART. 1002. 173

doen aanzeggen aan den derden schuldenaar, met verbod van

In document Burgerlijke Rechtspleging (pagina 179-183)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN