• No results found

Alle vonnissen en beschikkingen worden door aanzeggingen ter. kennis van de betrokkenen gebracht

In document Burgerlijke Rechtspleging (pagina 81-86)

Was volgens het Inl. Regl. de aanzegging van een vonnis alleen in de gevallen van art. 132 en 183 voorgeschreven, in dit artikel wordt dit voorgeschreven met opzicht tot alle vonnissen en beschikkingen.

In het ontwerp van den Raad v. State en het gewijzigd ontwerp A luidde dit artikel: „Alle beteekeningen van vonnissen en beschik-kingen worden vervangen door aanzeggingen", en werd meer de nadruk gelegd op de wijze waarop vonnissen en beschikkingen beteekend werden, dus meer op het formeele. De last, dat in die en die gevallen een vonnis beteekend moest worden, werd daarin niet' gegeven.

Ten gevolge van het advies van de Staatscommissie, die het woord

„vervangen'' onjuist achtte, kreeg het artikel de tegenwoordige redactie, en daarbij zonder dat uit de gewisselde stukken dienaangaande iets blijkt, en waarschijnlijk zonder dat men het zich bewust was, eene geheel andere beteekenis, die al past ze precies in de procedure voor het residentiegerecht, het doel echter voorbijstreeft.

In deze rechtspleging toch, waarbij het proces niet door partijen, maar door den rechter geleid wordt, ligt het voor de hand, dat par-tijen ook vanwege den rechter op de hoogte gebracht worden van alles wat daarin voorvalt. Van dit standpunt ging art. 790c van het ontwerp van den Raad van State niet uit. Daarentegen is het de grondslag van het huidige artikel 936, dat als gevolg van dien gelast, dat alle vonnissen en beschikkingen ter kennisse van de betrokkenen

(1) Anders Mr. HUBRBGTSE, die deze bepaling over het hoofd z

72 AKT. 936.

gebracht worden. Over de beteekenis van deze woorden kan moeilijk twijfel rijzen. De redactie is zoo ruim mogelijk; alles wat niet uit-drukkelijk is uitgezonderd valt onder dit imperatieve wetsvoorschrift.

Eene nauwkeurige lezing van het artikel doet ons twee zaken onder-scheiden :

1°. de aanzegging van het vonnis of de beschikking, cl. i. de mede-deeling aan den betrokkene, dat dit of dat vonnis gewezen, deze of gene beschikking genomen is;

2°. de voldoening aan dat vonnis of die beschikking.

Dit verschil komt in de inlandsche rechtspleging thans duidelijk uit bij art. 132 al. 2 Inl. Regl., volgens hetwelk het vonnis wordt aangezegd, zonder dat er een maatregel genomen wordt dat er aan voldaan wordt, waartoe het pas komt bij de executie. In andere gevallen wordt bijv. de last tot oproeping van partijen niet aange-zegd, maar wordt daaraan wel voldaan door de oproeping zelve, waarbij de deurwaarder zich gewoonlijk wel litimeert door te relateeren, dat hij op last van den residentierechter gehandeld heeft, maar welke mededeeling geen essentieel vereischte is van zijn exploit.

Ook in de Europeesche procedure staat de beteekening van een vonnis of rechterlijk bevel tegenover de uitvoering daarvan, en deze onderscheiding ligt dan ook aan de oorspronkelijke redactie van dit artikel ten grondslag. Daarom had Mr. HÜBREGTSE (1) die van meening is, dat art. 932 al. 2 Eechtsv. eene uitzondering is op art. 936, dit wel wat mogen motiveeren. Beide • artikelen behelzen na de laatste wijziging van art. 936 strikt genomen geheel verschillende onderwerpen.

De eerste vraag, welke naar aanleiding van dit artikel rijst is, welke vonnissen en beschikkingen daarin bedoeld zijn.

Volgens E. J. D. (2) is het voorschrift van dit artikel beperkt tot vonnissen en beschikkingen in den loop van het geding genomen.

Hij acht het zelfs niet toepasselijk in het geval van art. 928 al. 3.

Zonder nu deze laatste beperking aan te nemen, zoo zou men m. i.

dit artikel alleen toepasselijk moeten achten op alle vonnissen en beschikkingen in dezen titel genoemd, waaronder door verwijzing ook tal van vonnissen in geschillen ter zake eener executie gevoerd, te bren-gen zijn, doch deze alleen voor het "geval dat, en voorzoover in de proce-dures van den derden titel naar de rechtspleging van den eersten titel verwezen wordt. De beschikkingen, waarbij de veroordeelde gelast wordt binnen twee dagen aan het vonnis te voldoen (art. 999), en

(1) T. a. p. pag. 31.

(2) Tijdschr. R. i. I. Dl. LXXVIII p. 65.

ART. 936. 73 die waarbij beslag of gijzeling (artt. 1000 en 1024) gelast is, vallen er dus buiten. Evenzoo de uitspraak, waarbij op de wederspraak op eene oppositie (art. 1016 Rechtsv,) recht gedaan is, omdat in dat artikel niet naar de rechtspleging van den eersten titel verwezen wordt. Het is zeker geen bevredigend resultaat, waartoe de wetsuit-legger in deze moet komen, maar de geheele afzonderlijke regeling van de executie en de daardoor ontstane procedures leidt tot geen andere conclusie. (1) In het Inl. Regl. komt deze moeielijkheid met betrekking tot de vonnissen ter zake van verzet enz. gewezen niet voor, omdat deze onder de algemeene bepaling van al. 2 art. 183 Inl. Regl. vallen, welk artikel, voorkomende in de derde afdeeling van den negenden titel handelende over de beraadslaging en het vonnis, een veel algemeener karakter draagt, dan art. 936 Rechtsv., dat evenals art. 132 al. 2 Inl. Regl., in de afdeeling over de behan-deling der zaak ter terechtzitting is geplaatst.

Bij beschikkingen geeft het voorschrift van art. 936 geen moeilijk-heden, daar deze uit den aard der zaak tot een klein aantal beperkt zijn, en de mededeeling daarvan aan partijen, vermits zij buiten haar om genomen zijn, met het oog op een eventueel appèl wenschelijk is. Het relaas zal echter anders moeten luiden dan tot heden gewoonte was. Bij de beschikking van art. 929 al. 2 bijv. zal de deurwaarder dus eerst deze beschikking aan de partij aanzeggen, en daarna krachtens den hem daarbij gegeven last en daaraan voldoende het afschrift uitreiken en partij oproepen. In andere gevallen, b.v.

bij het leggen van conservatoir beslag (art. 971 Rechtsv.), zal dat ook moeten gebeuren.

Anders is het bij datgene, wat op de terechtzitting is voorgevallen.

Daar geschiedt eigenlijk alles krachtens besluit van den rechter, dus krachtens vonnis, al wordt niet altijd een vonnis in optima forma opgemaakt. Het voorlezen der stukken, het hooren van partijen, getuigen en deskundigen, de last tot eene plaatselijke opname enz.

alles geschiedt krachtens een vonnis, dat alleen dan in extenso wordt opgemaakt, indien er aan eene bijzondere motiveering behoefte is, dan wel de tegenpartij zich tegen zulk eene rechterlijke handeling verzet. Al die vonnissen nu moeten volgens dit artikel aan partijen worden aangezegd. Strikt genomen ook zelfs voor het geval partijen ter terechtzitting aanwezig zijn, want het is betwistbaar, dat al. 2 art. 932 eene uitzondering op dezen regel is, en wel omdat art. 936 al. 1 betrekking heeft op de aanzegging van het vonnis, der beschik-king zelve, en art. 932 al. 2 op de voldoening der bij een vonnis of

(1) Zie de toelichting, algemeene beschouwingen op titel III.

74 ART. 936.

eene beschikking gegeven last, dus op iets anders. Doch al nemen wij al. 2 art. 932 als uitzondering aan, op grond dat het de bedoeling des wetgevers is geweest in zulk een geval geen aanzegging van het vonnis te willen, dan nog geldt art. 936 al. 1 onverminderd voor de gevallen, dat een der partijen niet op de terechtzitting tegenwoordig geweest is, en dan vraagt men of het noodig is, dat aan deze partij al die vonnissen aangezegd worden.

Vindt men dat dit te ver gaat, dan vraag ik, waar ligt de grens?

Zal een vonnis, waarbij besloten wordt een niet gewraakten getuige onder eede te hooren, dan niet, en een vonnis, waarbij in het breede over die wraking eene beslissing genomen wordt, omdat die kwestieus was, dan wèl aangezegd moeten worden? De zaak is van belang om de gevolgen, want indien eene aanzegging ten onrechte nagelaten is, is het vonnis vernietigbaar, omdat de afwezige in zijn recht van verdediging benadeeld is. Aan die aanzeggingen zal dus bijzondere zorg besteed moeten worden; wellicht wordt nog het meest in het belang der verschenen partij gehandeld, indien men de zaak maar uitstelt. Een en ander is zeker voldoende reden om dit artikel te veroordeelen.

Wel moet de afwezige partij weten wat er tijdens zijne afwezigheid is voorgevallen, maar dat behoeft nog geen reden te zijn om aan dit artikel zulk eene algemeene redactie te geven. Mij komt het vol-doende voor den regel te beperken tot eindvonnissen, waarbij men dan nog andere vonnissen bijv. die waarbij eene plaatselijke opname gelast is, e. a. zou kunnen voegen. Bij beschikkingen zou de regel onveranderd gehandhaafd kunnen worden, omdat deze buiten partijen om genomen worden. De vermeerdering der proceskosten die van deze aanzeggingen ook nu reeds het gevolg is, is echter in verband met de appelabiliteit dezer beschikkingen gewettigd.

Daarentegen zal men deze aanzeggingen moeten uitbreiden tot die van beschikkingen en zulke vonnissen, bij gelegenheid eener executie genomen, vermits voor de thans bestaande beperking geen reden is.

Onder eene aanzegging werd tot heden verstaan de mededeeling van het dispositief van de beslissing. Deze zal dus ook in het daarvan op te maken relaas moeten worden vermeld. Wil de partij er meer van weten, dan moet hij maar ter griffie inzage of een afschrift verzoeken.

Betrokkenen zijn de personen die het aangaat, dus zoowel de eischer als de gedaagde, de rekestrant als de gerekestreerde. Tot heden was dit ten onrechte niet voorgeschreven, en moest b.v. iemand die een verzoekschrift had ingediend tot conservatoir beslag, maar

ART. 937. 75 ter griffie komen informeeren of zijn verzoek al of niet was toegestaan.

Door die aanzegging staat thans vast op welk tijdstip de termijn van appèl aanvangt.

Art. 937.

1. Alle vonnissen en beschikkingen, welke aan liet eind-vonnis voorafgaan, worden niet afzonderlijk opgemaakt, maar alleen op het proces-verbaal der zitting aangeteekend.

2. Het vonnis, waarbij de rechter zich onbevoegd verklaart, wordt onder de eindvonnissen gerekend.

Dit art. is overgenomen uit art. 189 al. 1 en art. 193 al, 2 Inl.

Regl. Het woord „aangeteekend" schijnt te doelen op een verkorten vorm. In verband met de omstandigheid, dat het vonnis een deel is van het proces-verbaal, wil het mij toeschijnen, dat het niet noodzakelijk is in de aanteekeningen datgene te vermelden, dat, hoewel behoorende tot dat wat een vonnis volgens de wet moet inhouden, reeds in het proces-verbaal is opgenomen. (1) Eene afzonder-lijke onderteekening komt mij daarom ook niet noodzakelijk voor. (2) De onderteekening van het proces-verbaal is m. i. ook de onder-teekening van zulk een vonnis, al staat die een paar pagina's verder.

Een paar handteekeningen midden in een proces-verbaal, zooals thans nog vaak voorkomt, hebben op mij steeds een zonderlingen indruk gemaakt. Ook hier kan men vragen waar is de grens ? Welke besluiten van den rechter moeten wel, welke niet onderteekend worden? Ook in de praktijk geeft deze opvatting niet tot moeilijk-heden aanleiding, omdat het voor het residentiegerecht steeds dezelfde personen zijn die onderteekenen, en deze onderteekening zoowel voor het vonnis als van het proces-verbaal binnen denzelfden tijd moet plaats hebben (artt. 62 en 940 al. 3 Rechtsv.).

In tegenstelling van art. 936 is dit artikel nu wel beperkt, en wel tot datgene wat op de terechtzitting geschiedt, daar er anders van zulk een aanteekening op het procesverbaal der terechtzitting geen sprake kan zijn.

(1) Aldus ook Mr. IMMINK t. a. p. Dl. I pag. 123.

('2) Anders Mr. HUBREÜTSE t. a. p. pag. 31.

76 ART. 938, 939.

Ten aanzien van de redactie van al. 1 zou men kunnen vragen welke de beschikkingen zijn, die in deze alinea bedoeld zijn, en of het eigenaardige van beschikkingen niet juist daarin bestaat, dat ze nimmer op eene terechtzitting gegeven worden.

De tweede alinea van dit artikel is terecht uit de afdeeling hande-lende over het hooger beroep, waarin zij in het Inl. Regl. voorkwam, naar hier verhuisd. Of het bepaald noodzakelijk was, dit voorschrift uitdrukkelijk op te nemen, kan misschien voor tegenspraak vatbaar zijn. In elk geval doet het hier geen kwaad; en kan men er zich daarom bij neerleggen.

Art. 938.

Partijen kunnen van de vonnissen en van de in het vorig

In document Burgerlijke Rechtspleging (pagina 81-86)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN