• No results found

schikking wordt aanteekening gehouden in het daar vermelde register, alsmede op de minuut der vordering

In document Burgerlijke Rechtspleging (pagina 72-75)

Handelen de voorgaande artikelen over de wijze waarop eene vor-dering aanhangig gemaakt moet worden, en hoe dat zoo noodig verhinderd moet worden, bij dit artikel vangen de voorschriften aan over de behandeling der zaak. Van dit standpunt uit moest de nadruk op de tweede en derde alinea vallen, omdat de registratie der vordering en de aanteekening der beschikking in al. 4 genoemd eigenlijk meer administratieve werkzaamheden zijn. Zoo was het dat ook op het voorbeeld van het Inl. Regl. in het ontwerp van den Raad van State en in het gewijzigd ontwerp A van den Minister.

De te kwader ure op advies van de Staatscommissie aangebrachte wijziging, vorderde, dat die registratie meer uitkwam, en riep de eerste alinea zooals die nu luidt, in het leven.

De procedure in die tweede en derde alinea voorgeschreven is bijna dezelfde als die van het Inl. Regl., dat zich m. i. er niet tegen verzet deze beide beschikkingen tegelijk te geven, zooals bij enkele landraden wel voorkomt.

De in dit artikel aangeduide wijze van procedeeren schijnt alleen toepasselijk te zijn op de in dezen titel genoemde vorderingen. In de procedures van den derden titel, die door den wetgever van de procedure in dezen titel uiterst zorgzaam worden afgescheiden, worden steeds afzonderlijke voorschriften gegeven. Of hiervoor reden was, is te betwijfelen. Wel is dit het systeem van het Inl. Regl., maar het is de vraag of het na de plaatsing dezer procedure in het Regl. op de Bürgert. Rechtsv. niet verkieselijker was, de executie-procedures onder het gewone recht te brengen.

Art. 930.

In zaken, tot de bevoegdheid van het residentiegerecht behoorende, waarin eene onmiddellijke beslissing wenschelijk en mogelijk is, kan de residentierechter op het daartoe strekkend mondeling verzoek van den eischer, wanneer de gedaagde vrijwillig is verschenen, onmiddellijk tot de behan-deling en beslissing overgaan.

Dit artikel op het voorstel van de Staatscommissie in het ontwerp ingelascht, is in de procedure voor het residentiegerecht wat de niet

ART. 930. 63 toepasselijk verklaarde procedure in kort geding voor den president van den raad van justitie, in de procedure voor dat college is.

Uit eene vergelijking van dit artikel en art. 284 laatste alinea, die voor dit artikel blijkbaar tot grondslag gestrekt heeft, blijkt, dat de vordering desnoods mondeling op de terechtzitting kan worden gedaan. (1) Deze wordt in dit geval dus in het procesverbaal der

terechtzitting opgenomen. Hoe Mr. HUBREGTSE er toe komt om te meenen, dat in dit geval de vordering op de art, 925 genoemde voor mondeling in te dienen vorderingen voorgeschreven wijze in geschrift moet worden gebracht, (2) wordt door ZEd. niet aangetoond, en volgt uit geen enkel voorschrift van deze regeling. Er wordt onmiddellijk tot de behandeling overgegaan, en de eerste phase daarvan is, dat aan den eischer het woord verleend wordt om zijn eisch te doen. De griffier moet nu maar zorgen, dat hij dien behoorlijk in het procesverbaal opneemt, waarbij de residentierechter hem wel zal helpen. De eischer heeft bij deze procedure het voordeel, dat hij geen zegel behoeft te betalen. Geen oproepingen zijn noodig, geen uitrei-king van een afschrift.

Kon men zich niet op de analogie met art. 284 al. 2 Rechtsv.

beroepen, dan zouden de plaats van dit artikel en de niet gelukkig gekozen redactie, aanleiding kunnen geven voor de opvatting, dat deze zaken op de gewone wijze aanhangig zouden moeten worden gemaakt. Vooreerst de plaats. Na den rechtsingang en wat daarmede in verband staat afgehandeld te hebben, gaat de wetgever in art.

929 over tot de behandeling der zaak en laat hij art. 930 daarop volgen. Nu is „behandeling" in onze wet eene technische term. die den rechtsingang niet omvat. Verder spreekt art. 930 in overeen-stemming hiermede van behandeling en beslissing der zaak, waartoe overgegaan wordt. Art. 43 Nederl. Rechterl. Org. was duidelijker, sprak van „zich aanmelden van partijen en eene beslissing inroepen".

Ook art. 99 Ned. Rechtsv. sluit eene voorafgaande dagvaarding uit, indien partijen ten dage en ure als tusschen haar bestemd, voorden kantonrechter verschijnen. Uit het in art. 930 Ind. Rechtsv. gestelde ver-eischte, dat de verweerder vrijwillig verschenen is, blijkt ten duidelijkste dat de wetgever het bovengenoemde geval voor oogen gehad heeft, en kan men aan eene onjuiste plaats van het artikel en eene slordige redactie niet te veel waarde hechten.

De residentierechter zal alleen dan tot onmiddellijke behandeling van de zaak overgaan, indien de gedaagde mede verschenen is, en de eischer aantoont, dat eene onmiddellijke beslissing wenschelijk en

(-1) Zie voor het Nederlandsche recht FAURE: Dl. II, p. 152.

(2) T. a. p. pag. 27.

64 ART. 931.

mogelijk is. Acht hij dit niet het geval, dan zal hij op dit verzoek afwijzend beschikken en partijen naar de gewone procesorde ver-wijzen; een en ander bij beschikking, indien de verweerder niet verschenen is, en bij vonnis indien het verzoek geweigerd wordt, omdat geene onmiddellijke behandeling en beslissing noodzakelijk is.

In de woorden „tot de bevoegdheid van het residentiegerecht behoo-rende" vindt men nog een argument voor de opvatting, dat deeischop de terechtzitting behoort te worden gedaan. Immers, ware dit niet het geval, dan zouden zij onjuist zijn, omdat de residentierechter anders al na ontvangst van de vordering over zijne bevoegdheid had moeten oordeelen.

Men verzuime in een voorkomend geval niet in het proces verhaal en het vonnis uitdrukkelijk te doen uitkomen, dat op deze wijze geprocedeerd is, opdat de hoogere rechter wete, om welke reden de gewone procedure niet gevolgd is.

Voorts moet de griffier er aan denken het register mede te nemen, en na het doen van den eisch, hiervan direct op de terechtzitting aanteekening houden, anders wordt N.B. ingevolge het bepaalde bij art. 929 al. 1, tweede zinsnede, er in zulk eene zaak nog vonnis gewezen, vóórdat de rechtsingang door de registratie is aangevangen.

Of dit artikel in de praktijk veel toepassing zal vinden is te betwijfelen, niet alleen omdat bij de gewone procedure in art. 931 een zaak al zeer spoedig kan worden afgedaan, maar ook omdat aan het vereischte dat de verweerder vrijwillig verschenen is, bijna nooit voldaan zal worden. Wie verschijnt nu vrijwillig voor een rechter als hij eene vordering wil tegenspreken? En dit laatste moet ver-ondersteld worden, want waartoe anders het proces? Is een ontwik-keld Europeaan, op grond, dat hij zijn vonnis toch niet ontloopen kan hiertoe, wellicht in staat, van den inlander en den onontwikkelden Europeaan is dat zeker niet te verwachten. Die komt niet, vóórdat hij gedwongen wordt. Waar de gewone procedure in spoed vereischende gevallen toch al zeer snel zal zijn, is het de vraag of er aan een procedure als deze behoefte is.

Art. 931.

Bij de bepaling van den rechtsdag, wordt door den residentierechter rekening gehouden met den afstand tusschen de woon- of verblijfplaats van partijen en de plaats, w a a r het residentiegerecht zitting houdt, en mag, behalve in

spoed-ART. 931. 65

eischende gevallen, bij de beschikking als zoodanig vermelden,

In document Burgerlijke Rechtspleging (pagina 72-75)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN