• No results found

eischende gevallen, bij de beschikking als zoodanig vermelden, de tijd, welke tusschen de oproeping van partyen en den

In document Burgerlijke Rechtspleging (pagina 75-78)

rechtsdag verloopen moet, op niet minder dan drie vrije dagen worden gesteld.

Feitelijk behoort dit artikel op art. 929 te volgen, omdat het handelt over een termijn, die bij een in art. 929 voorgeschreven han-deling moet worden in acht genomen.

Die termijn komt in deze procedure in de plaats van den termijn van acht dagen van art. 128 Inl. Regl.

Indien deze termijn niet in de beschikking gesteld is, zal m. i. eene nieuwe beschikking genomen kunnen worden, anders is het in zulk een geval gewezen vonnis vernietigbaar, omdat niet volgens de voor-geschreven procesorde geprocedeerd is.

Indien die termijn in het exploit niet in acht genomen is, kan dit m. i. nog hersteld worden door een nieuw exploit, niet door een eenvoudig uitstel, omdat de nietigheid zit in het exploit zelf, en zij dus eenmaal bestaande niet door een tijdsverloop daaruit verdwijnt.

Volgens Mr. HUBREGTSE is de verkorte termijn voor dagvaarding in handelszaken bij het residentiegerecht niet van toepassing. (1) Ik ben dit volkomen met hem eens, maar op andere gronden. De rechts-pleging voor het residentiegerecht kent geen dagvaarding in den zin van art. 1 e. v. Rechtsv., zoodat van toepassing eener bepaling van den termijn daarvoor a fortiori geen kwestie kan zijn. Wordt de dagvaarding van de Europeesche rechtspleging op vordering van de partij uitgebracht, en is deze vrij daarin te zetten wat zij wil, de oproeping ex art. 929 is heel wat anders. (2) Deze geschiedt op bevel van den residentierechter; en de inhoud daarvan wordt bepaald door het voorschrift van genoemd artikel. Zij bestaat alzoo behalve uit eene aanzegging van de ter zake genomen beschikking, uit eene oproeping van den gedaagde met uitreiking van een afschrift dei-vordering en met de aanzegging, dat hij vóór of op den rechtsdag bij door hem of zijn gemachtigde onderteekende schriftuur kan ant-woorden. Voor eene dagvaarding is in dit stelsel geen plaats.

Het voorschrift van art. 931 omtrent den termijn van drie dagen, is een voorschrift aan den residentierechter gegeven; artt. 10 en 297 Rechtsv. bevatten daarentegen voorschriften voor de partijen zelve.

(1) T. a. p. pag. 28.

(2) Art. 284 Rechtsv. doet hier niets aan af. Ook hier is het de partij op wier verzoek de dagvaarding gedaan wordt, zij het ook door tusschenkomst van den president van den raad.

Mr. F . C. HEKMKÏEK, Toelichting en Kritiek. 5

gg ART. 932.

Art. 932.

1. Alle oproepingen, aanzeggingen, beteekenmgen en m het algemeen alle exploiten, welke voor den geregelden gang der zaak noodig zijn, geschieden door tusschenkomst en op last van den residentierechter door een tot het doen van exploiten bevoegd persoon.

2. Geene oproepingen, aanzeggingen of beteekenmgen behoeven te geschieden aan hen, die blijkens het proces-verbaal der zaak ter terechtzitting, waarop de desbetreffende uitspraken of beschikkingen genomen zijn, in persoon of bij gemachtigde tegenwoordig waren.

In plaats van voorschriften omtrent de verder te volgen procedure vinden wij tot onze niet geringe verrassing in art. 932 e. v. eemge bepalingen over exploiten, aanzeggingen, deurwaarders, getuigenver-hooren en andere rechtshandelingen. Een en ander in afwijking van het Inl Regl., waar deze voorschriften achteraan in de gemengde bepalingen voorkomen, en van de procedure voor de raden van justitie, waar deze voorschriften in den eersten titel, algemeene

bepa-lingen bevattende, opgenomen zijn. Deze verandering is m. i. geen verbetering, daar de toepasselijkheid dezer artikelen met tot den eersten titel, handelende over de wijze van procedeeren m eersten aanleg, beperkt mag worden, waartoe de plaats waar deze voor-schriften thans voorkomen, aanleiding geeft. Ook de redactie van deze bepalingen geeft daarvan blijken. Bijvoorbeeld in art. 932 al. l.waar

besproken wordt van exploiten, welke voor den geregelden gang der zaak noodig zijn, onder welke vrij vage uitdrukking desnoods de in den tweeden en derden titel genoemde exploiten te brengen zijn. In artt. 933 en 935 worden onder alle exploiten uitdrukkelijk begrepen, die betreffende de tenuitvoerlegging van vonnissen. In art. 934 is deze bijvoeging terecht achterwege gelaten, daar dit punt in art. 1036 Rechtsv. geregeld is.

De procedures bij eene executie ontstaan worden daarentegen met genoemd. Men zal deze voorschriften daar bij gebreke van andere bepalingen analogisch moeten toepassen. Ik zeg „bij gebreke van andere bepalingen", omdat de toepassing der voorschriften van art. 1 e. v.

bij het residentiegerecht uitgesloten is, vermits in de procedure voor het residentiegerecht dergelijke dagvaardingen en exploiten met voor-komen. Met een beroep op art. 924 Rechtsv. kan men desnoods zeggen, dat de toepasselijkheid dier bepalingen is uitgesloten als niet

vereemg-ABT. 933. &î baar met het bij de rechtspleging voor de residentiegerechten gevolgde

stelsel.

Dat stelsel vinden wij in art. 932 al. 1 en art. 936 e. a. en verschilt daarin van het stelsel van art. 1 e. v. Eechtsv., dat

1°. alle exploiten enz, geschieden door tusschenkomst of op last van den residentierechter ;

2°. de inhoud van die exploiten bepaald wordt door de voorschriften van deze regeling.

Deze beginselen passen zooals de Raad van State ten opzichte van het eerstgenoemde terecht opmerkte, in het stelsel dezer proce-dure. Zij doen het ook in die van het Ini. Regl., waar art. 428 dat beginsel niet zuiver weergaf, hetwelk bij de beteekening van de memorie van appèl in de praktijk soms tot terzijdelegging van zulk een geschrift aanleiding gaf, zoodat het artikel in zooverre eene ver-betering te noemen is. De deurwaarder is thans niet bevoegd om zonder tusschenkomst van den residentierechter een exploit te doen, en op grond daarvan kan deze hem dit formeel verbieden.

Stelt alinea 1 van dit artikel een vereischte noodzakelijk om een exploit geldig te doen plaats hebben, de tweede alinea geeft aan in welke gevallen geen oproeping, aanzegging of beteekening noodig is, en behandelt dus een geheel ander geval, zoodat men beter had gedaan deze beide voorschriften niet bijeen te voegen. Overigens vult deze bepaling eene in het Inl. Regl. bestaande leemte aan, die echter nimmer tot moeilijkheden aanleiding gegeven heeft.

Ten aanzien van de redactie is nog op te merken, dat het woord

„beteekeningen" ten onrechte in het artikel is opgenomen ; deze toch vinden uit den aard der zaak nimmer op de terechtzitting plaats.

Art. 933.

1. De deurwaarders bij de residentiegerechten en bij de Europeesche rechtbanken zijn bevoegd tot het doen der bij de rechtspleging voor het residentiegerecht gevorderde ex-ploiten, die tot tenuitvoerlegging van vonnissen daaronder begrepen.

2. Bij afwezigheid, belet of ontstentenis van zoodanige deurwaarders alsmede wanneer binnen tien palen van de plaats, w a a r het exploit binnen het rechtsgebied van den residentierechter moet worden gedaan, geen deurwaarder is

68 ART. 934.

gevestigd, kan door den residentierechter of te diens

In document Burgerlijke Rechtspleging (pagina 75-78)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN