• No results found

2 Situering van het onderzoek

2.1 Het persoonlijke kader: terugkerende thema’s in mijn beeldende werk

2.1.3 Uitlokken en verleiden: de interactie met het publiek

In deze paragraaf beschrijf ik mijn ideeën over de interactie tussen kunstwerk en publiek aan de hand van twee concrete voorbeelden. Ik begin deze paragraaf met een korte beschrijving van de expositie in de Studentenkerk van Nijmegen van 1998, getiteld Gezocht: religieus leider m/v. Deze expositie vormde voor mij een keerpunt in mijn denken over de interactie tussen publiek en kunstwerk.

Gezocht: religieus leider m/v

Deze expositie met het thema ‘nieuw religieus leiderschap’ is op mijn eigen initiatief tot stand gekomen. Ik koos specifiek voor een kerk als expositieruimte waar de kunstwerken een aantal weken deel zouden uitmaken van de vieringen. Voor mij waren niet alleen de kunstobjecten (foto’s en beelden) maar ook de mogelijke discussie over religieus leiderschap (opgeroepen door de beelden), onderdeel van het totale kunstwerk. De Studentenkerk in Nijmegen stond open voor dit kunstproject. Deze gemeente kende een traditie wat betreft het inbrengen van hedendaagse kunst in de liturgie. Tijdens de expositie toonde ik grote fotobeelden waarop ikzelf, en vrienden en familieleden, poseerde als pausen, monniken en heiligen (zoals afgebeeld op schilderijen uit de Renaissance en

29 Ik ga er daarbij van uit dat het goddelijke mysterie buiten onze denkkaders valt, en niet is te definiëren (of te vatten in een beeld). Dat beoog ik niet met mijn performan-ces. Maar in mijn nieuwe reeks performances probeer ik wel, net als Cusanus in zijn geschriften, iets van dit mysterie te onthullen.

Barok). In deze foto’s accentueerde ik het lichamelijke, het naakte, kwetsbare lichaam. Dit contrasteerde scherp met de door mij uitge-kozen schilderijen waar het lichaam van de religieuze leiders en heiligen vaak onzichtbaar en vormloos was geworden (bijna onstof-felijk leek) onder hun kleding.

De voorgangers besteedden tijdens de vieringen aandacht aan de kunstwerken en aan de thematiek van de expositie. Zij werkten in hun overweging het thema religieus leiderschap verder uit. Ook de kerkgangers konden een zichtbare bijdrage aan het thema leveren. In deze expositie had ik van één foto een whiteboard gemaakt waar mensen na afloop van de viering hun commentaar op konden schrijven. Eén van de voorgangers uit de Studentenkerk schreef in een artikel over de discussie die ontstond: ‘Hij (Belderbos SB) zoekt en vraagt, ook om reacties van het publiek, juist in hun gevoel voor religieus leiderschap En hij heeft ze gekregen (geschreven op het whiteboard SB), veel: positief en negatief. ‘Het geloof wordt uitgekleed, dom, wat koud!’ en ‘Wordt er vanuit lichamelijkheid nieuw leiderschap geboren?’. Aangetekend mag worden, dat het negatieve wordt gesteld, het positieve in vragende vorm aan ons wordt voorgelegd. Een kenmerk van nieuw leiderschap?’ (Huysmans 1999: 28).

De eerste paar keer leverden de kerkbezoekers vooral positief commentaar. Maar na verloop van tijd werden de reacties op het whiteboard steeds feller. Er ontspon zich niet alleen een discussie over religieus leiderschap, maar ook over de vraag of een kerk wel gastvrijheid moest verlenen aan dit soort kunst. Met name het naakt in de foto’s leek voor een kleine groep kerkgangers een steen des aanstoots.

De expositie in de Studentenkerk in Nijmegen was voor mij de eerste keer dat ik naar een mogelijkheid zocht om de reacties van het publiek zichtbaar te maken en een plaats te geven in mijn werk. Deze reacties van zowel kerkgangers als voorgangers voegden voor mij iets nieuws toe aan mijn kunstwerken. Het tonen van deze reacties maakte dat de toeschouwer de beelden vanuit verschillende perspectieven kon bekijken. Het leek alsof door al deze verschil-lende reacties op het whiteboard, de belichting van het beeld telkens weer veranderde, waardoor het beeld van kleur en sfeer versprong. De toeschouwers konden door hun reactie de beelden een eigen kleur meegeven.

Deze interactie tussen kunstwerk en publiek smaakte voor mij naar meer. Na de expositie in de Studentenkerk wilde ik als kunstenaar verder op dit pad en Ik zocht naar mogelijkheden om deze interactie verder uit te breiden. Ik wilde de toeschouwers niet alleen vragen om te reageren op het kunstwerk maar hun ook meer ruimte bieden om hierin te participeren. Vanaf dat moment ging ik mij verdiepen in de performancekunst.

I have been true to myself: de gestuurde deelname van het publiek

In mijn performances zocht ik naar een balans; ik wilde enerzijds controle houden over het uiteindelijke kunstwerk, anderzijds wilde ik de toeschouwer de ruimte bieden om te participeren (en zo het kunstwerk naar eigen hand te zetten). De performance I have been true to myself, laat zien welke oplossing ik voor dit probleem heb gevonden. Hier kreeg het publiek de ruimte, werd uitgenodigd, om te participeren. Maar tegelijkertijd reikte ik wel een duidelijk kader aan. De vrijheid om te reageren werd door mij onopvallend gestuurd zodat ik grip hield op de vorm die de performance kon aannemen30. I have been true to myself was een performance in de vorm van een processie. In deze performance werkte ik samen met zeven helpers (onder wie twee muzikanten) en met componist Martijn Pieck. De performance verliep als volgt: Het publiek verzamelde zich op het plein voor de Antoniuskerk. Vier fakkeldragers stelden zich, aan het begin van de performance, voor de deuren van de kerk op. Onder-tussen schalde de geluidscompositie van Martijn Pieck over het plein die het midden hield tussen klagelijke uitroep en een oproep voor gebed van een moskee. Hierna gingen de kerkdeuren open en liep ik, als performer, de kerk uit. Ik had een zwarte houten kist (groentekratje) om mijn hoofd, en twee kisten aan mijn voeten. Ik liep langzaam naar voren. Het geluid van de kisten op de grond was

30 Mijn keuze om als performer de toeschouwers/deelnemers een bepaalde richting uit te sturen, is mede ingegeven door de performance Rythm 0 van Abramović. Marina Abramović streefde in haar eerdere performances een veel grotere handelingsvrijheid voor het publiek na. Maar zij erkende dat dit de kunstenaar grote problemen opleverde. Een van haar bekendste performances waarin zij deze grens onderzocht, was Rythm 0. Hier legde zij de uitkomst van de performance bijna geheel in handen van het publiek. Zij had 72 objecten op een tafel neergelegd, die het publiek naar eigen inzicht op haar kon uittesten. Er waren objecten die pijn veroorzaakten en objecten die plezier veroorzaakten, die prettig aanvoelden. Zes uur lang zou Marina Abramović alle verantwoordelijkheid op zich nemen voor wat er zich in de galerie zou afspelen. Zij zelf keek het publiek recht in de ogen, maar reageerde verder zo min mogelijk. Zij werd een ‘object’. In het begin van de performance gebeurde er weinig maar na een aantal uur werd het publiek steeds agressiever. Zij schreef: ‘I was really violated; they cut my clothes, they put the thorns of the roses in

my stomach, they cut my throat, they drank my blood, one person put the gun to my head and then another one took it away. It was a very intense and aggressive situation. After six hours, at two in the morning, I stopped, because this was exactly my decision: six hours. I started walking to the public and everybody ran away and never actually confronted with me. The experience I drew from this piece was that in your own performances you can go very far, but if you leave decisions to the public, you can get killed’ (Lodigiani e.a. 2002: 30). In mijn eigen performances wilde ik het

groepsproces daarom meer sturen. Niet alleen om mogelijke verwarring en agressie bij de toeschouwers/deelnemers te voorkomen, maar ook om mijn eigen boodschap duidelijker voor het voetlicht te brengen.

duidelijk te horen. Een trommelslager gaf de maat aan van mijn stappen. De geluidscompositie verstomde. De fakkeldragers flan-keerden mij. Ik kreeg een vaandel aangereikt met daarop groot de tekst ‘I have been true to myself’. Ik riep deze tekst. Toen begon mijn ‘kruisweg’ en liep ik met vaandel en kisten aan mijn voeten de straat uit naar het pand van kunstenaarsinitiatief Kade Ateliers. Het publiek kreeg ondertussen zonnebloemen uitgereikt met daaraan een kaartje met de tekst: ‘Is de stem van uw hart uw belangrijkste richtsnoer? Sluit u dan aan en loop met ons mee. Volg deze geloofs-uiting verlost van religie’.

De performance eindigde voor het pand van kunstenaarsinitiatief Kade Ateliers. Over een afstand die je normaal in vijf minuten kon lopen, had de processie, geleid door mij als performer, ruim twintig minuten gedaan. Ik werd door een helper verlost van de kisten om hoofd en voeten. Ik plantte mijn vaandel op het pleintje tegenover Kade Ateliers. Hier legde ik een zonnebloem neer. De muzikanten bleven bij het vaandel spelen terwijl ik, geflankeerd door de fakkel-dragers, het pand van Kade Ateliers binnen ging. Het publiek volgde hierna mijn voorbeeld en legde de eigen zonnebloem onder het vaandel neer. Dit werd door alle deelnemers aan de processie gedaan.

Op een vrij eenvoudige manier kon ik deze performance tot een gezamenlijk ritueel regisseren. Voor dit kunstwerk, dat weliswaar grotendeels de vorm had van wat ik had uitgedacht en gehoopt, was ik afhankelijk van het publiek. Hun handelwijze kon ik niet voorspel-len, maar ik probeerde het publiek wel te sturen. Dit deed ik ener-zijds door zonnebloemen met een ‘regieaanwijzing’ – een kaartje met een uitnodiging om de performer te volgen - uit te delen. Daar-naast had ik één persoon gevraagd om mee te lopen met de performance en na mij haar zonnebloem bij het vaandel neer te leggen. Ik hoopte dat de rest van de mensen dan vanzelf haar voor-beeld zou volgen. En dat gebeurde ook. Het publiek kon vrij partici-peren in de performance maar ik probeerde wel om deze hande-lingen te sturen en binnen de door mij uitgezette kaders te laten plaatsvinden.

Wat mij als kunstenaar fascineerde, was dat mensen hun rol als toeschouwer niet langer meer belangrijk vonden bij deze perfor-mance. Men sloot gewoon achter bij de processie aan en deed mee. Veel toeschouwers konden op dat moment mij, de performer, nauwelijks meer zien. Deelnemen werd voor hen belangrijker dan toekijken. De performance naderde hiermee dicht de grens van het (religieuze) ritueel.

2.1.4 De noodzaak van toenadering: kerk, religie en mijn

GERELATEERDE DOCUMENTEN