• No results found

2 Situering van het onderzoek

3.2 Beschrijving en uitwerking van de onderzoeksmethode

3.3.1 Empirisch-fenomenologische methode van interviewen

Het accent bij mijn dataverzameling ligt op de interviews, op het empirisch-fenomenologische onderzoek naar ervaringen161. Empirische fenomenologie onderzoekt de bewuste ervaring. Dit zijn niet alleen ervaringen van het werkelijk bestaande, maar ook wat innerlijk wordt ervaren: gedachten, dromen, hallucinaties of fantasieën. Bij de bestudering van ervaringen probeert de onderzoeker de eigen vooroordelen, opvattingen, waarderingen, verklaringen of theorieën geen rol te laten spelen. De onderzoeker probeert in eerste instantie de ervaring zo volledig mogelijk te ontdekken, te beschou-wen en te beschrijven (Maso e.a. 2004: 14, 15).

Maar zelfs wanneer de onderzoeker/interviewer de ervaring zo open mogelijk tegemoet treedt, blijft het beschrijven van de religieuze ervaring, de ervaring die in dit onderzoek centraal staat, problematisch. De religieuze ervaring is, zoals wij in hoofdstuk 2 hebben gezien, moeilijk te verwoorden. De ervaring lijkt ongrijpbaar en valt buiten het bereik van onze taal en ratio. Rudolf Otto noemde deze ervaring niet voor niets een ‘mysterium’. Door de ervaring te verwoorden is er een gevaar om voorbij de ervaring te raken. De ervaring zelf verwordt tot een ‘taalconstructie’ waarin alleen die zaken worden beschreven die de taal (en de ratio) toelaten. Het ‘mysterium’ van de ervaring krijgt veel minder nadruk. Dit probleem raakt aan de kern van het onderzoek en aan mijn artistieke zoektocht. In de interviews wordt door de geïnterviewden en door mij als kunstenaar/onderzoeker een poging gedaan om via de taal en via de kunst (artistieke presentatie), de religieuze ervaring zo dicht mogelijk te naderen. De onthulling van deze ervaring zal zich echter,

dend kunstenaar altijd naar een vorm zoeken om deze uitwisseling van de ervarin-gen door de deelnemers mogelijk te maken.

160 De handleiding is de al eerder genoemde handleiding voor kunstenaars en ge-meenten die ik in het kader van dit onderzoek wil schrijven. Zie ook paragraaf 3.2.1.

om met Jorge Luis Borges162 te spreken, niet volledig kunnen voltrekken. Maar daardoor is de zoektocht niet minder waardevol163.

Het interview verschaft de geïnterviewde de mogelijkheid om meer vat te krijgen op de eigen ervaring, deze verder te exploreren en te analyseren164. Feitelijk gaat het in dit onderzoek, in mijn toepassing van de empirisch-fenomenologische methode van interviewen, niet alleen om een beschrijving van de ervaring zelf maar ook en misschien wel vooral, om de reflectie van de geïnterviewde op de ervaring. Het beschrijven van de ervaring beperkt zich in dit onderzoek niet alleen tot dat wat de geïnterviewde tijdens de viering heeft beleefd, maar gaat ook over zijn/haar interpretatie van de ervaring. De geïnterviewde wordt gevraagd of en hoe deze ervaring heeft doorgewerkt in de weken en maanden na de viering. Meer zicht krijgen op het ‘doorwerken’ van de ervaring is in dit onderzoek van belang omdat dit een belangrijk kenmerk is waarmee de religieuze ervaring van de esthetische ervaring kan worden onderscheiden165.

Hoe wordt deze empirisch-fenomenologische interviewmethode nu concreet toegepast in dit onderzoek? Het interview opent met de vraag aan de respondent om een specifiek moment in de viering, dat veel indruk heeft gemaakt, in zijn of haar gedachten op te roepen. De respondent wordt gevraagd om dit moment zo uitgebreid mogelijk te beschrijven: wat is er gebeurd, wat dacht, voelde en deed de respondent op dat moment? Hoe zag de respondent zichzelf in die situatie? Wat proefde, hoorde, en rook hij/zij? De interviewer probeert op grond van wat de respondent vertelt, de ervaring mee te beleven. De interviewer stelt hierbij directe vragen naar zaken die worden weggelaten: bijvoorbeeld naar de gevoelens, beelden, inzichten, vragen, en verwachtingen die aan bepaalde gedragingen vooraf gingen of daaraan ten grondslag lagen. Zo spoort de interviewer de respondent aan om dieper in zijn of haar ervaring door te dringen.

Dit eerste interview wordt opgenomen op band. Hierna worden de band-opnamen woordelijk uitgeschreven en op verhullingen gecontroleerd. Op basis van dit verslag maak ik als onderzoeker een samenvatting waarin ik de ervaring van de respondent zo concreet mogelijk probeer weer te geven. Na een aantal weken volgt soms een tweede interview waarbij het verhulde zo veel mogelijk wordt onthuld. De respondent wordt uitgenodigd om te vertellen welk moment hij/zij zich nu nog het beste voor de geest kan halen. Daarna wordt gevraagd welke rol de viering de afgelopen tijd nog in zijn/haar dagelijkse leven heeft gespeeld; heeft de respondent er nog met anderen over gesproken, nog aan gedacht, etc. Vervolgens wordt in dit tweede

162 Zie paragraaf 2.4.2

163 Het is een zoektocht die inhoudelijk grote overeenkomst vertoont met mijn eerdere werk; met mijn zoektocht naar de verbeelding van het ‘Goddelijke mysterie’ zoals beschreven in paragraaf 2.1.2: De relatie tussen thematiek en materiaal.

164 Door deze ervaring te beschrijven en te duiden, wordt de impact en de betekenis van de oorspronkelijke ervaring voor de geïnterviewde naar alle waarschijnlijkheid vergroot. Dit is in dit onderzoek niet te vermijden. Vanuit wetenschappelijk oogpunt veroorzaakt dit een vertekening van de resultaten waar in de analyse van de onder-zoeksresultaten rekening mee moet worden gehouden.

interview de samenvatting aan de respondent voorgelegd. Zo controleer ik of mijn beeld van de ervaring van de verteller, naar aanleiding van het eerste interview, correct is. Daarnaast brengt de interviewer delen van zijn eigen ervaring, of van de ervaring van andere geïnterviewden in die mogelijk overeenkomen of juist verschillen met de ervaring van de respondent. Hiermee nodigt de interviewer de verteller uit om na te gaan in hoeverre deze ervaringen op elkaar lijken.

In dit onderzoek werden de eerste interviews twee weken tot een maand na de viering afgenomen. De tweede interviews vonden meestal zo’n drie maanden na de viering plaats. Behalve ikzelf hebben ook twee andere interviewers die bij de viering aanwezig zijn geweest deze interviews afgenomen. Met hen heb ik vooraf deze methode geoefend. In tegenstelling tot de situatie die Maso beschrijft in zijn boek De rijkdom van ervaringen, gaat het hier om een ervaring en een situatie die relatief kort geleden hebben plaatsgevonden en die zowel de interviewer als de respondent hebben meegemaakt. De respondent hoeft niet heel ver in het geheugen te graven om de ervaring boven water te krijgen. Dit verandert het karakter van het interview166. Het draait hier, net als bij Maso, om een concrete gebeurtenis die het uitgangspunt vormt om over de eigen ervaring te vertellen. Ook in dit onderzoek probeert de interviewer de ervaring van de respondent door de ogen van de respondent te zien. Maar anders dan bij Maso, wordt het gesprek sneller toegespitst op de persoonlijke beleving van de respondent en hoeft er minder tijd te worden besteed aan een ‘situatieschets’. Immers zowel interviewer als respondent waren op die tijd en plaats aanwezig. De interviewer kan zich hierdoor sneller inleven in de situatie van de respondent. Ook wordt in het eerste interview vaak al een vergelijking gemaakt tussen de ervaring van de respondent en de ervaringen van anderen in de viering. Bij Maso gebeurt dit pas in het tweede interview. Door deze specifieke situatie bevat het eerste interview vaak minder verhullingen dan in de beschreven situatie bij Maso. Bij Maso ligt de nadruk in het tweede interview op het onthullen van de verhullingen en op het vergelijken van de ervaring met andere ervaringen. Dit is bij mij deels al in het eerste interview gebeurd. Maar doordat het eerste interview redelijk kort na de viering plaatsvond, besteed ik in het tweede interview meer nadruk op mogelijke veranderingen in de beleving over de tijd. Hoe heeft deze nog prille ervaring zich bij de respondent ontwikkeld in de tijd?

Niet bij alle geïnterviewden wordt er overigens ook een tweede interview afgenomen. Ik selecteer de mensen voor het tweede interview op grond van het aantal verhullingen in het eerste interview en de intensiteit van de ervaring. Wanneer de ervaring naar mijn overtuiging nog vele verhullingen bevat, en/of zo intens was dat deze ook in de periode na het interview nog sterk door kan werken bij de verteller, vindt er in principe een tweede interview plaats167.

166 Bij Maso ging het om ervaringen die vaak een aantal jaar geleden hadden plaats-gevonden en die diepe indruk op de respondent hadden gemaakt. Het was een situatie die alleen de respondent had meegemaakt.

167 Soms kan ook een dagboek, waaruit blijkt dat de dagboekschrijver een zeer intense ervaring heeft meegemaakt, aanleiding zijn voor een interview. Dit interview

De ervaringsverhalen van de deelnemers vormden voor mij als beeldend kunstenaar een belangrijke inspiratiebron. Zij stimuleerden mij vaak om de viering met performances verder aan te scherpen en stuwden zo mijn artistieke proces voort. In een enkel geval kon zo’n indrukwekkende ervaring echter ook noodzakelijke aanpassingen tegenwerken. Wanneer een performance-ritueel, ondanks een aantal praktische of artistieke tekortko-mingen, toch een indrukwekkende ervaring bij iemand had weten te veroor-zaken, verdween voor mij (tijdelijk) de noodzaak om de performance verder aan te passen. Maar ten positieve of ten negatieve, de beleefde en ver-woorde ervaringen waren van grote invloed op mijn artistieke proces.

GERELATEERDE DOCUMENTEN