• No results found

2 Situering van het onderzoek

3.1 Onderzoek in de kunsten: een introductie

In mijn onderzoeksverslag gebruik ik de begrippen ‘onderzoek in de kunsten’, ‘artistiek onderzoek’ en ‘promotieonderzoek in de kunsten’. Deze begrippen hangen in dit onderzoek nauw met elkaar samen. Zij lijken soms

117 Zie de ‘correspondentie’ tussen Henk Borgdorff en Camiel van Winkel, beiden lectoren, Borgdorff aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, Van Winkel aan de AKV|St.Joost. In deze artikelen geven beide auteurs een overzicht van de ‘richtingenstrijd’ en discussies rondom dit onderwerp en brengen zij hun eigen visie naar voren. De artikelen zijn te vinden op www.scienceguide.nl (laatst bezocht op 25-02-2010).

baar, maar zijn dat niet. Hoe verhoudt ‘onderzoek doen’ zich in zijn alge-meenheid tot de kunstpraktijk en hoe verhoudt ‘artistiek onderzoek’ zich tot ‘wetenschappelijk onderzoek’? Deze belangrijke vragen rondom de bijdrage die de kunsten aan het wetenschappelijk debat en aan de wetenschappelijke kennisvergaring kunnen leveren, worden steeds belangrijker nu het Neder-landse kunstonderwijs ook promotieonderzoek in de kunsten mogelijk maakt. In de paragrafen over het onderzoek in de kunsten spiegel ik mijn opvattin-gen over onderzoek in de kunsten aan de opvattinopvattin-gen van kunsttheoreticus Borgdorff en aan de Amerikaanse kunstenaar/onderzoeker Graeme Sullivan. Borgdorff richt zich in zijn onderzoek onder meer op de methodologie van onderzoek in de kunsten. In zijn artikelen probeert hij een algemeen metho-dologisch kader te scheppen waarbinnen het onderzoek in de kunsten, in al zijn verschillende verschijningsvormen, kan plaatsvinden. Naar zijn idee zijn er verschillende methoden mogelijk, afhankelijk van het type onderzoek. Maar al deze verschillende verschijningsvormen van het onderzoek in de kunsten moeten wel aan enkele algemene wetenschappelijke kwaliteitseisen voldoen. Kunstenaar/onderzoeker Graeme Sullivan neemt in zijn boek Art Practice as Research op dit gebied een meer extreem standpunt in. Hij houdt in zijn boek een pleidooi voor de gelijkschakeling van kunst en onder-zoek. Hij is voorstander van een aparte positie van het onderzoek in de kunsten binnen het wetenschappelijke veld. Hij pleit voor een eigen methodologie.

Deze twee schrijvers geven geen alles omvattend beeld van het debat over onderzoek in de kunsten. Beide opinies bieden mij echter wel een goed handvat om mijn eigen opvattingen over onderzoek in de kunsten en mijn gebruikte methodologie te verduidelijken.

Hedendaagse kunst en onderzoek: het buitenperspectief

Hedendaagse kunstenaars scharen hun artistieke werk steeds vaker onder de noemer van ‘onderzoek’. Kunstenaars onderzoeken hoe zij hun ideeën, idealen, dromen en emoties in beelden of muziek kunnen vertalen. In die zin is kunst altijd al een vorm van onderzoek geweest, waarbij door een combi-natie van experiment, creativiteit, kennis en kunde (vakmanschap) nieuwe beelden en muziek worden gecreëerd. Sinds de opkomst van het Modern-isme in de 19e eeuw zijn volgens Borgdorff reflectie en onderzoek een steeds belangrijker onderdeel van de kunstpraktijk gaan uitmaken (Borgdorff 2006: 2). Kunstenaars zochten de grenzen op van wat kunst kon zijn. Binnen de huidige kunstpraktijk zijn kunstenaars hun activiteiten ook steeds vaker als onderzoek gaan benoemen. Borgdorff stelt in dit verband: ‘Het is dan ook niet toevallig dat de kunstmanifestaties Documenta en Manifesta zich als Academie gaan presenteren, en dat de postacademische instituten als de Jan van Eyck Academie en de Rijksacademie van Beeldende Kunsten tegenwoordig hun activiteiten ‘onderzoek’ en hun deelnemers ‘onderzoekers’ noemen’ (Borgdorff 2006: 3). Ook kunstenaar/onderzoeker Sullivan stelt dat het artistieke proces dat tot een kunstwerk leidt door kunstenaars steeds vaker onderzoek wordt genoemd en hij brengt dit in verband met de veranderende rol van de kunstenaar in de samenleving. Hij stelt dat: ‘The idea of the artist as social recluse or a cultural lamplighter or genius is an inadequate representation in this day and age. (…)

Contemporary artists adopt many practices that dislodge discipline boundaries, media conventions, and political interests, yet still do so within a realm of aesthetic experience, cultural commentary, and educational relevance. The image of the artist as creator, critic, theorist, teacher, activist, and archivist partly captures the range of art practice today. Many contemporary artists move easily over the terrain of other disciplines as they absorb, adapt, and co-opt a research language’ (Sullivan 2005: 151). Sullivan kent aan het onderzoek van een kunstenaar in zijn atelier een vergelijkbaar belang toe als aan wetenschappelijk onderzoek. Het maken van kunst brengt nieuwe inzichten voort en levert nieuwe kennis op (Sullivan 2005: 79). Deze opvatting roept echter wel de vraag op of er in deze situatie nog verschil bestaat tussen kunstpraktijk en onderzoek. En zo ja, wat dat verschil dan is? Hoe onderscheidt dit kunstonderzoek zich van wetenschap-pelijk onderzoek?

Kunstonderzoek en onderzoek in de kunsten: het binnenperspectief

De beschrijving van Sullivan van de ‘hedendaagse kunstenaar’ die zich niet langer uitsluitend concentreert op de creatie van het kunstwerk zelf, maar die met zijn werk over de grenzen van de eigen disciplines heen reikt en daarbij verschillende rollen aanneemt, herken ik.Tijdens de expositie Niet voor de eeuwigheid bijvoorbeeld was ik zowel de organisator van de expositie (waarin mijn performance een plaats kreeg), als performer en regisseur. Maar daarnaast was ik ook de theoreticus die de achtergrond rondom de hele expositie schetste voor publiek, buurtbewoners, media en subsidiegevers. Mijn aandacht verschoof in deze expositie regel-matig van theorie naar praktijk, van kennisvergaring naar het in praktijk brengen van de gevonden kennis. Sullivan schaart deze ‘atelieractiviteiten’118 van de kunstenaar onder onderzoek.

Ikzelf zie duidelijk verschil tussen mijn eerdere werk als beeldend kunstenaar en mijn huidige werk en rol als kunstenaar/onderzoeker. In tegenstelling tot Sullivan rekende ik mijn eerdere ‘atelieractivi-teiten’ voor bijvoorbeeld de expositie ‘Niet voor de eeuwigheid’ niet tot onderzoek in de kunsten, net zo min als mijn beeldende werk, installaties en performances. Terugkijkend zie ik grote verschillen tussen het proces waardoor mijn eerdere werk tot stand is gekomen en dit onderzoek in de kunsten. Ook al nam ik in sommige expo-sities als beeldend kunstenaar een onderzoekende houding aan119 en verrichtte ik zogenoemd ‘artistiek onderzoek’ om tot een nieuw beeld te komen, het maakte de expositie of de kunstwerken voor mij

118 Het atelier kan bij Sullivan elke werkplek van een kunstenaar zijn. ‘Within this

context, the studio is seen as a site of inquiry that is not bounded by walls, nor removed from the daily grind of everyday social activity’ (Sullivan 2005: 81)

119 Zie bijvoorbeeld de expositie Gezocht: religieus leider m/v in de Studentenkerk van Nijmegen in 1998. Hierin onderzocht ik als kunstenaar historische beelden van religieuze leiders, en probeerde ik tot een nieuw beeld te komen. De reacties van de kerkgangers maakten onderdeel uit van dit nieuw te creëren beeld van een religieus leider die de mensen van nu zou kunnen aanspreken.

daarmee nog niet tot onderzoek in de kunsten. De door mij geformuleerde onderzoeksopdracht was meer een middel om tot een boeiende expositie te komen, dan dat ik er daadwerkelijk vragen mee wilde beantwoorden120. In dit onderzoek in de kunsten wil ik echter wel degelijk een aantal vragen beantwoorden. Het kunstwerk of de expositie is niet langer het eindpunt. Mijn doel is kennisvergaring. Deze kennis, deze nieuwe denkbeelden, bieden mij als kunstenaar de mogelijkheid om mijn toekomstige werk verder aan te scherpen. Zij vormen een bron voor nieuw werk. Dit is voor mij persoonlijk een belangrijke reden en motivatie om dit onderzoek te doen. Maar de kennis en denkbeelden die dit proces opleveren, hebben daarnaast ook een waarde en betekenis die mijn kunste-naarspraktijk overstijgt. Het begrip onderzoek in de kunsten, zoals ik dit in dit promotieonderzoek gebruik, gaat voor mij daarmee een stuk verder dan het artistieke onderzoek verbonden met mijn eerdere beeldende werk. Ik gebruik als kunstenaar wetenschappe-lijke onderzoeksmethoden en bouw met mijn artistieke experiment voort op bestaande wetenschappelijke kennis. Ik wil met mijn artistieke experiment en mijn proefschrift ook nieuwe kennis en inzichten genereren. Ik sluit hierbij bewust aan bij de bestaande wetenschappelijke onderzoekstradities121. Deze invulling van onder-zoek in de kunsten is zeker niet vanzelfsprekend122. Als kunstenaar/ onderzoeker heb ik de bestaande wetenschappelijke onderzoeks-methoden aangepast om deze bruikbaar te maken voor mijn onderzoek in de kunsten. Mijn kunstwerk houdt niet op bij de vieringen met performances, maar ook de reacties van de deelnemers, die vorm krijgen in interviews en dagboeken, zijn daar een onderdeel van. Deze situatie waarin kunstwerk en reacties van toeschouwers samen het kunstwerk vormen, past binnen mijn oeuvre als beeldend kunstenaar en is ook terug te vinden in mijn eerdere werk123. Mijn onderzoek naar de (religieuze) ervaring van kerkgangers maakt daarmee ook onderdeel uit van mijn werk als beeldend kunstenaar. Kunstwerk en artistieke proces kunnen in deze situatie worden gebruikt voor de reflectie op het onderzoeks-proces als geheel. Ik verwacht dat kunstwerk en artistiek onderzoeks-proces een

120 Weliswaar formuleerde ik soms een ‘onderzoeksvraag’ aan het begin van mijn artistieke proces, maar ik maakte op de vraag geen beschrijving van hoe het onderzoeksproces verder verliep. Ook reflecteerde ik niet of nauwelijks in hoeverre de onderzoeksvraag daadwerkelijk was beantwoord aan het slot van de expositie.

121 Met name die van de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen

122 Zoals gezegd is Sullivan voorstander van onderzoek in de kunsten dat zijn eigen methoden ontwerpt, waarmee het zich duidelijk onderscheidt van regulier weten-schappelijk onderzoek. Hij ziet weinig heil in het overnemen van onderzoeksmetho-den uit de sociale en geesteswetenschappen. (Sullivan 2005: xi)

123 Het meest duidelijke voorbeeld is de expositie Gezocht: religieus leider m/v in de Studentenkerk van Nijmegen. Hierin was een whiteboard waarin de kerkgangers hun reactie op de vieringen en de kunstwerken konden schrijven, onderdeel van mijn presentatie. Zie voor een uitgebreide beschrijving van dit werk ook hoofdstuk 2, para-graaf 2.1.3.

bijdrage kunnen leveren aan het transparant en navolgbaar maken van mijn onderzoeksproces. Ik ga hier met name in paragraaf 3.4 dieper op in. Vanwege dit vervagen van de grenzen tussen kunstwerk en wetenschappelijk onderzoek, is het wel noodzakelijk om de door mij toegepaste onderzoeksmethoden uit de sociale- en geesteswetenschappen nader te bestuderen. De vraag die beantwoord moet worden is hoe betrouwbaar en valide de antwoor-den op de onderzoeksvraag zijn in deze nieuwe situatie124.

3.1.1 Het spanningsveld tussen subject en object binnen het

onderzoek in de kunsten

In de vorige subparagraaf heb ik mijn eerdere ‘artistieke onderzoek’ verge-leken met onderzoek in de kunsten zoals dat vorm krijgt in dit promotie-onderzoek. Ik constateerde enkele belangrijke verschillen: vooral de kennis-vergaring is in het onderzoek in de kunsten voor mij een (voorlopig) einddoel geworden. Daarnaast besteed ik in dit onderzoek veel aandacht aan de wijze waarop ik deze kennis wil vergaren (ik gebruik controleerbare en navolgbare methoden) en zoek ik naar kennis die een waarde heeft die mijn beroepspraktijk overstijgt. Is onderzoek in de kunsten hiermee gelijk aan wetenschappelijk onderzoek? Volgens Borgdorff bestaat er in dit geval nog steeds een aantal kenmerkende verschillen. Onderzoek in de kunsten beschrijft Borgdorff als onderzoek waarin er geen principiële scheiding is tussen theorie en praktijk en tussen subject en object van onderzoek. De kunstpraktijk zelf is substantieel onderdeel van het onderzoeksproces, maar ook van het onderzoeksresultaat (Borgdorff 2006: 8). Het is een studie in en door middel van kunstobjecten en creatieve processen. Het doel is gelijk aan elke andere vorm van wetenschap, namelijk om onze kennis en ons begrip te verruimen. Dit zal met name zijn op het vlak van de kunsten, maar het kan ook verder, over de eigen discipline heen, reiken.

Ik sluit mij grotendeels aan bij deze opvatting van Borgdorff. De verwevenheid tussen subject en object van onderzoek is het belangrijkste verschil tussen onderzoek in de kunsten en onderzoek uit de andere weten-schappelijke tradities125. Toch is deze verwevenheid niet een totaal nieuw gegeven binnen het wetenschappelijke discours. Ook in veel kwalitatief onderzoek komt dit voor. De ver gaande integratie van subject en object in het onderzoek in de kunsten maakt aanpassingen in de onderzoeksmethode noodzakelijk. Waar de participerend onderzoeker uit bijvoorbeeld de antropologie vooraf een bestaande gemeenschap als onderzoeksobject benoemt en daar voor een bepaalde tijd deel van uitmaakt voor het onder-zoek, creëert de kunstenaar zijn onderzoeksobject zelf. Het onderzoeks-object bestaat alleen dankzij de kunstenaar.

124 Zie ook hiervoor paragraaf 3.4.1

125 Op de beide andere genoemde verschillen, namelijk (1) geen principiële scheiding tussen theorie en praktijk en (2) de kunstpraktijk is onderdeel van het onderzoeksresultaat, kom ik later in dit hoofdstuk terug.

In bijna elk onderzoek bestaat er een spanningsveld tussen de persoonlijke opvattingen en visie van de onderzoeker en de ‘objectieve’ onderzoeks-resultaten waargenomen door de onderzoeker. Er bestaat een grote kans dat wat een onderzoeker waarneemt, gekleurd wordt door zijn persoonlijke visie en overtuiging. Juist om dit effect te minimaliseren zijn veel van de later in deze paragraaf besproken onderzoeksmethoden ontwikkeld. Deze onder-zoeksmethoden kunnen de ‘persoonlijke’ inkleuring minimaliseren, maar niet volledig voorkomen. Er bestaat een spanningsveld tussen de persoonlijke overtuiging en visie van de onderzoeker en zijn ‘objectieve’ waarneming. Dit spanningsveld bestaat zeker ook in het onderzoek in de kunsten. Maar onderzoek in de kunsten biedt ook nieuwe mogelijkheden om dit spannings-veld inzichtelijk te maken en zo de navolgbaarheid van het onderzoek te vergroten. In onderzoek in de kunsten is het persoonlijke nauw verbonden met het artistieke proces. Door het zo helder mogelijk beschrijven van het artistieke proces kan ook meer licht worden geworpen op ‘beslissings-momenten’ in het onderzoeksproces die anders verborgen zouden blijven. Persoonlijke visie en afwegingen, die in veel onderzoek vaak nog onderbe-licht blijven, worden in het onderzoek in de kunsten door de beschrijving van het artistieke proces en door het kunstwerk zelf, openhartig aan het licht gebracht. Het kunstwerk en het artistieke proces bieden de mogelijkheid om de vaak diffuse scheidslijn tussen het persoonlijke en het ‘objectieve’ extra te accentueren en te tonen.

De performance-rituelen kunnen niet los gezien worden van mijn oeuvre. Zij zijn door mij gecreëerd en weerspiegelen mijn idealen en ideeën over liturgie, geloof, esthetiek en kunst. Daarbij beschreef ik in de vorige subparagraaf dat ook de onderzoeksmethoden niet los konden worden gezien van mijn artistieke praktijk. Dit alles maakt het noodzakelijk dat er in dit onderzoek in de kunsten veel aandacht wordt besteed aan de betrouwbaarheid en validiteit van de onderzoeksresultaten. In hoeverre kan ik met deze begrip-pen waarmee de objectiviteit van het wetenschappelijk onderzoek wordt bewaakt, nog uit de voeten in dit onderzoek? Zijn de resultaten nog te generaliseren? En in hoeverre zijn de resultaten juist betrouwbaarder van-wege de openhartige ‘blik in de keuken’ die de onderzoeker/kunstenaar de lezer van dit onderzoeksverslag gunt? De verregaande verwevenheid tussen subject en object van het onderzoek kan nieuwe inzichten genereren over het artistieke proces en over de relatie tussen kunstenaar, kunstwerk en toeschouwer, die met andere methoden onzichtbaar blijven.

3.1.2 De presentatie van het onderzoeksresultaat.

Een ander belangrijk onderscheid tussen onderzoek in de kunsten en onder-zoek binnen de andere wetenschappelijke tradities, is de wijze waarop het

onderzoeksresultaat wordt gepresenteerd. Het proefschrift wordt gecomple-teerd met een artistieke presentatie126.

De combinatie van proefschrift en artistieke presentatie doet naar mijn idee het meeste recht aan mijn onderzoeksobject. Mijn artistieke proces en kunstwerken vormen de kern waaruit het onderzoek is ontstaan en zich verder heeft ontwikkeld. Als van de kunstwerken niets meer te zien zou zijn dan een (beeld)registratie, dan lijken de performances en het artistieke proces dezelfde status te krijgen binnen het onderzoek als bijvoorbeeld de bijgevoegde enquêteformulieren, namelijk niet meer dan een bijlage.

In de wetenschap worden de onderzoeksresultaten meestal zo neutraal en zo onpersoonlijk mogelijk gepresenteerd. De onderzoeksresultaten zijn met betrekking tot hun vorm onderling uitwisselbaar. Het gaat altijd om een tekst in een boek, al dan niet ondersteund met tabellen en grafieken. In de kunsten draait het in zijn algemeenheid om de vraag hoe vorm en inhoud zich tot elkaar verhouden. Presentatie en vorm zijn geen neutraal gegeven maar maken onderdeel uit van de inhoud. Of, zoals Elliot Eisner, hoogleraar ‘Art and Education’ aan de Universiteit van Stanford, het verwoordt: ‘What artistic approaches seek is to exploit the power of form to inform. What those engaged in artistic work take as a given is the belief that form and content interact; some would say that form is content’ (Eisner 1981: 8). Eisner is dan ook een pleitbezorger voor de mogelijkheid om aan de universiteit met een kunstwerk te promoveren en het kunstwerk zelf als kennisdrager binnen het wetenschappelijke discours te zien127.

Ik presenteer mijn onderzoeksresultaten op discursieve wijze met mijn proefschrift en de handleiding voor kerken en kunstenaars enerzijds en met een kunstwerk, een installatie, anderzijds. Door deze ‘vorm’ van presenteren wordt de rol van het artistieke proces als motor achter het onderzoek duidelijk geaccentueerd en getoond. Daarnaast biedt de artistieke presentatie mogelijkheden om de rijk geschakeerde en intensieve interactie tussen mijzelf als kunstenaar/onderzoeker en de kerkgangers op een andere wijze zichtbaar te maken. Mijn artistieke presentatie dient niet als illustratie bij de tekst van het onderzoeksverslag, maar is een poging om de kracht van de ervaringen, veroorzaakt door de vieringen, over te brengen.

De artistieke presentatie krijgt de vorm van een installatie waarin de ervaring van de geïnterviewden en mijn eigen ervaring van de viering met perfor-mances centraal staan. Performance-objecten, beeldfragmenten uit de vieringen, geluidsfragmenten en misschien enkele performances zelf, wil ik als materiaal gebruik voor een installatie. Feitelijk worden elementen uit mijn eerdere kunstwerk hergebruikt in een nieuwe kunstinstallatie128. De instal-latie gaat over de ervaringen die in gang werden gezet tijdens de viering met

126 Voor de Academie der Kunsten van de Universiteit Leiden is deze artistieke presentatie, naast het discursieve onderzoeksverslag, een expliciete voorwaarde om te kunnen promoveren.

127 Zijn idee was bijvoorbeeld dat ook een roman als dissertatie kon dienen.

128 Deze werkwijze heb ik vaker toegepast en sluit aan bij mijn oeuvre. Zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.1.1.

performances. Het wordt een kunstwerk waarin de toeschouwer ronddwaalt in andermans ervaringen waarbij ik zoek naar de kern van de beleefde/ vertelde ervaring129. De context waarbinnen deze ervaring plaatsvond, laat ik in de installatie zelf zoveel mogelijk achterwege. Hierin verschilt de artistieke presentatie van het discursieve onderzoeksverslag. In mijn artistieke presen-tatie draait het om het scheppen van de mogelijkheid om andermans ervaring te ‘herbeleven’. In mijn onderzoeksverslag gaat het vooral om het zo nauwkeurig mogelijk beschrijven en analyseren van de ervaring en van de context waarbinnen de ervaring heeft plaatsgevonden. Met beide presen-taties samen probeer ik een compleet beeld van mijn onderzoeksresultaten te geven.

3.2 Beschrijving en uitwerking van de

GERELATEERDE DOCUMENTEN