• No results found

Roy Rappaport: de verschillende betekenislagen van het ritueel

2 Situering van het onderzoek

2.4 Het kader vanuit theologie en Ritual Studies

2.4.4 Roy Rappaport: de verschillende betekenislagen van het ritueel

De antropoloog Roy Rappaport benadrukt de aparte status van het ritueel als een vorm van communicatie. Voor Rappaport bestaat een ritueel nooit alleen uit woorden of handelingen, maar altijd uit een combinatie van taal, handelingen (performance) en objecten. Alle drie geven zij betekenis aan

107 Zie ook paragraaf 2.1.4. Hier haal ik het boek Kaïn of Abel....Kunst in de

kerkdienst (Dingemans e.a. 1999) aan. Ik beschrijf hoe kunstwerken in vieringen niet

per definitie de presentatieve symboliek hoeven te versterken. Het doel van de kunst in deze vieringen was om tegenwicht te bieden aan ‘het cognitieve, verbale karakter van de viering’. Maar uit het boek Kaïn of Abel kan men concluderen dat de kunst-werken weinig ruimte kregen om te ‘spreken’.

het ritueel. Hij benadrukt dat door de combinatie van woord en handeling het ritueel sterk aan kracht wint (Rappaport 1999: 153). Rappaport ziet het ritueel als een bijzondere vorm van communicatie, die hij onderscheidt van taal en kunst. Taal, kunst, en het ritueel zijn in staat om betekenis over te dragen. Maar deze drie vormen van communicatie kunnen niet elke boodschap overdragen, ze zijn complementair, ze vullen elkaar aan. Rappaport onderscheidt drie betekenisniveaus108, namelijk:

1) Alledaagse betekenis109:

Betekenis in de zin van informatie. Betekenis die vaak als objectief wordt aangeduid. Deze betekenislaag is gebaseerd op onze gesproken en geschreven alledaagse taal. Met onze taal brengen wij onderscheid aan tussen verschillende variabelen. Het woord hond betekent hond, en dat verschilt van het woord kat, dat een ander dier is (Rappaport 1999: 70 en Barnard 2009: 218, 219). In de oecumenische liturgie speelt deze discursieve betekenislaag een belangrijke rol in bijvoorbeeld de toelichting op de gaven, in de preek en in het welkomstwoord.

2) Metaforische betekenis:

In deze betekenislaag gaat het niet om het aanbrengen van een rationeel onderscheid tussen variabelen, maar zijn emotionele waarden belangrijker. Door middel van icoon en metafoor wordt de (vaak verborgen) samenhang tussen verschillende categorieën benadrukt. Woord of object dienen als voertuig voor de metafoor, worden meer dan zichzelf, worden een icoon. Vooral de kunsten boren vaak deze betekenislaag aan. Deze betekenislaag is subjectiever, en kan soms de kracht van een openbaring hebben wanneer zij zich aan ons voordoet (Rappaport 1999: 71).

3) Eenheidsvormende betekenis:

Deze betekenislaag is gebaseerd op identiteit en eenheid. Al het onderscheid lijkt hier te verdwijnen. De eenheidsvormende betekenis doet geen beroep op onze ratio of ons intellect, maar alleen op emotie en gevoel, op onze ervaring. Deze betekenislaag kan verborgen liggen in kunst, maar komt het meest duidelijk naar voren in het ritueel. Het is buiten het bereik van de taal, is niet in woorden te vatten, maar toch, of juist daardoor, zeer betekenisvol. Rappaport omschrijft het als ‘unio mystica’, de ervaring waarin wij ons één voelen worden met de ander, met anderen, met de kosmos of het goddelijke (Rappaport 1999: 71, 72)110. Deze beschrijving van Rappaport

108 Rappaport benadrukt dat dit onderscheid tussen de betekenislagen een kunstmatig, niet een absoluut onderscheid is. Hij schrijft: ‘To distinguish three levels

of meaning is not, of course, to separate them’ (Rappaport 1999: 73). Rappaport

benadrukt de onderlinge verbondenheid van de betekenislagen.

109 Rappaport geeft hun de namen laag, middel en hoog. Hij wil hier geen rangorde in belangrijkheid mee aangeven, maar alleen een hiërarchie in subjectiviteit (Rappaport 1999: 73). In de context van dit artikel roept dit naar mijn idee verwarring op. Daarom gebruik ik zijn benaming niet.

110 De beschrijving van Rappaport vertoont duidelijke overeenkomsten met de religieuze eenheidservaring van Piet Winkelaar (zie paragraaf 2.3.3), maar opvallend genoeg refereert Rappaport zelf ook aan Rudolf Otto (numineuze ervaring).

roept niet alleen de religieuze eenheidservaring in herinnering (zie de theorie van Winkelaar in paragraaf 2.3.3), maar ook de religieuze ervaring als mysterium waar Rudolf Otto naar verwijst111. Deze derde eenheidsvormende betekenislaag heeft niet alleen betrekking op de persoonlijke (religieuze) ervaring van een deelnemer aan het ritueel, het verbindt ook de leden van de gemeenschap met elkaar. Het is een ervaring die het persoonlijke over-stijgt112.

Kader 2.6

Discursieve en presentatieve symboliek in de drie betekenislagen van het ritueel

De eerste, ‘alledaagse betekenislaag’ van Rappaport wordt vooral beheerst door de discursieve symbooltaal die zit opgesloten in ons spreken, ons lezen, onze taal. De alledaagse betekenislaag komt in de viering vooral naar voren in de preek, de mededelingen en in het welkomstwoord. Hier overheersen ratio en logica. De voorganger spreekt de gemeente toe in ‘begrijpelijke’ taal, de taal die wij ook buiten de dienst, in het dagelijkse leven, spreken. We gebruiken deze betekenislaag om onderscheid aan te brengen tussen categorieën. In een preek probeert de voorganger bijvoorbeeld duidelijk te maken wat hij onder goed handelen verstaat en wat daar buiten valt.

In de tweede betekenislaag van Rappaport, de metaforische betekenislaag, kunnen beide vormen van symbooltaal terugkomen. Zowel de discursieve symboliek, besloten in bijvoorbeeld Bijbelverhaal, liedtekst en gebed, als de presentatieve symboliek, besloten in rituele handelingen, kan als voertuig dienen voor de metafoor. Het gaat dan om poëtisch en ritueel taalgebruik in de viering, en om het gebruik van liturgische objecten zoals brood en wijn, kaarsen en wierook113. Met deze beide vormen van symbooltaal kunnen verbindingen worden gelegd tussen verschillende categorieën met name tussen elementen uit onze dagelijkse werkelijkheid en beelden van de goddelijke, transcendente werkelijkheid114.

Rappaport maakt geen onderscheid tussen de gebroken ervaring van Otto en de ervaring van heelheid en eenheid.

111 Het is ook bij Rappaport een ervaring die buiten onze taal en rede valt.

112 Rappaport beschrijft deze samenbindende ervaring als: ‘Whereas psychiatrists

might view the numinous state as dissociated, the experience is often reported to be what might better be characterized as reassociated, for part of the psyche ordinarily out of touch with each other may be united, or better, in light or ritual’s recurrent nature, reunited. Reunion, furthermore, may reach out from the reunited individual to embrace other members of the congregation, or even the cosmos as a whole. Indeed, the boundary between individuals and their surroundings, especially others participating in ritual with them, may seem to dissolve’ (Rappaport 1999: 220).

113 Ook het inbrengen van beeldende kunst in de viering valt hieronder (zie ook paragraaf 2.1.4).

114 Brood en wijn bijvoorbeeld zijn in de oecumenische vieringen, in combinatie met de instellingswoorden, een metafoor voor het lichaam en bloed van Christus. Het ritueel van breken en delen als geheel verwijst naar het samenkomen en het steun zoeken van de gemeenschap. Brood en wijn zijn tegelijkertijd een icoon voor de

In de derde, eenheidsvormende betekenislaag tenslotte, is de presentatieve symbooltaal het belangrijkste element. In deze betekenislaag speelt de ervaring van samenhang, samenzijn, en eenheid de belangrijkste rol. In de liturgie kan dit bijvoorbeeld tot uiting komen door elementen uit de archi-tectuur (vormgeving van de ruimte) en door sommige vormen van samen-zang en recitatie (waarbij de betekenis van de teksten naar de achtergrond verdwijnt en klank en ritme de hoofdrol spelen). Dit is de meest subjectieve betekenislaag waar taal weinig vat op heeft en waar de betekenis wordt gevormd door de individuele subjectieve ervaring. Het draait hier echter om meer dan een individuele religieuze ervaring; het roept ook een gevoel van verbondenheid en eenheid met de gemeenschap en met het goddelijke op. Door de theorieën van Rappaport en Lukken samen te voegen (zie kader 2.6) creëer ik een context waarbinnen ik een belangrijke deelvraag uit mijn onderzoek kan beantwoorden, namelijk: op welke wijze kunnen perfor-mance-rituelen een zinvolle bijdrage aan de liturgie leveren? Uitgaande van de verstoorde balans in de liturgie die Lukken constateerde, stel ik vast dat door het magere aandeel van presentatieve symboliek in de viering, ook de derde betekenislaag van het ritueel te weinig ontwikkeld is (zie kader 2.6) 115. Naar mijn idee is de meest relevante bijdrage die mijn performance-rituelen aan een hedendaagse liturgieviering kunnen leveren, het versterken van deze derde betekenislaag. Het performance-ritueel moet daartoe deels het karakter en de uitstraling van het religieuze ritueel overnemen.

2.4.5 De bijdrage van performance-rituelen aan de liturgie: een

GERELATEERDE DOCUMENTEN