• No results found

Met het getuigenverhoor wordt voortgegaan

VII. T. DE MOES, te Amsterdam, die als baas dm merman op de

Twenthe gevaren heeft. Daar die getuige afwezig is, zoo worden zijne

vroegere verklaringen voorgelezen. Zij komen hierop neder: Keeds

den vorigen dag en zelfs een uur vóór het voorval heeft hij den

ka-pitein gewaarschuwd toe te geven, daar de zaak niet goed zou

af-loopen. Hij drong er op aan, dat de kapitein aan het verlangen zou

voldoen, om de Javanen een paar malen 's weeks vleeseh te geven. Hij

beschouwt den kapitein als de eenige oorzaak van het onheil. Uit

volle overtuiging geeft hij te kennen, dat het den kapitein te wijten is.

•— 1 1 9

-De haat was alleen tegen den kapitein en den oersten stuurman. Reeds te Hellevoetsluis ontstonden er moeijelijkheden over het voedsel. De beschuldigden vroegen tweemaal 's weeks vleeseh. Een hunner kon geen zoutevisch meer e t e n , daar zijn keel ontstoken was. Getuige drong bij den kapitein er op aan toe te geven, daar er toch natuurlijk vleeseh aan boord was. De Javanen zijn met messen en krissen op het dek gekomen. Hij was met de bewaking van de kajuit belast, alwaar zich geladen pistolen bevonden. A l de blanken vereenigden zich in de kajuit, en verdedigden zich door uit de lantaarn te schie-ten. Op zijne vragen aan den kapitein, om toe te g e v e n , heeft deze geantwoord, dat hij dit niet d e e d , dat hij daarop niet gemonsterd en daartoe niet bij magte was. Hij heeft g e h o o r d , dat het onderhoud tusschen den kapitein en den Serang liep over het vragen van ander voedsel. Bij den a a n d r a n g , dien hij bij den kapitein deed, om de beschuldigden vleeseh te geven, had hij den kapitein gezegd: geef het h u n ; hebben zij er geen regt o p , dan k a n het h u n te Batavia van de gage worden afgehouden; doet gij het n i e t , dan vrees ik dat het niet goed zal afloopen.

N a a r aanleiding van de voorgelezen verklaring meent de Voorzitter aan den kapitein Coopmans nog eenige vragen te moeten rigten :

V . H e b t gij iets aan te m e r k e n op de voorgelezene v e r k l a r i n g ? A . I k heb daarop veel aan te m e r k e n .

V . Deze getuige heeft v e r k l a a r d , dat hij u des morgens heeft a a n geraden toe te geven en aan het verlangen van de J a v a n e n te v o l -doen , d a a r hij anders vreesde , dat het niet goed zou afloopen Î

A . Hij heeft niets anders g e z e g d , d a n : kapitein, geef maar t o e , ik zou maar toegeven , geef hun h u n n e vraag, anders loopt het verkeerd.

V . Hij grondde zich toch op hetgeen hij gezien of gehoord h a d ? A . Hij kende geen Maleisch.

V . I k k e n ook geen Maleisch, maar ik kan toch wel houding en gebaren o p m e r k e n ?

A . I k hield mij overtuigd, dat zij het hoofd in den schoot zouden l e g g e n , en dat het dan in eens zou afloopen.

V . Dat is intusschen niet gebeurd. I n t e g e n d e e l , gij hebt ait voor-zigtigheid uwe pistolen geladen?

A . V a n achteren beschouwd is het gemakkelijk aanmerkingen te m a k e n . I k ben moreel o v e r t u i g d , dat ik niet anders kou h a n d e l e n , dan ik gedaan heb.

V . W i e heeft het eerste geschoten ? I s er e e r s t , n a den aanval tegen u, geschoten ?

A . J a , eerst na den aanval werd er geschoten.

V . Toen de Serang met u sprak en op zijne fluit al de overige beschuldigden a a n k w a m e n , om uw antwoord te v e r n e m e n , dat wei-gerend w a s , zijt ge toen dadelijk aangevallen?

A . Eerst werd het gesprek tusschen den S e r a n g en mij gevoerd.

De aanval mijnerzijds is geschied ten gevolge van den aanval h u n -nerzijds.

V . Toen ge in de kajuit w a a r t , bespeurdet ge brand of r o o k , en w e r d er p i k , t e e r , touw e n z . , in de kajuit geworpen. Ga hebt er bijgevoegd : en een stuk brandende bezaan ; houdt ge dat vol ?

A . J a . I k heb die vraag goed begrepen. Ook de F r a n s c h e kapitein v e r m e e n d e , dat er een stuk bezaan brandende was.

V . W e e t gij dat stellig, dat een stuk brandende bezaan in de k a -juit k w a m ?

A . J a .

_ 120 —

V . Blijft gij bij die v e r k l a r i n g , want het is voor een der beschul-digden van het hoogste belang.

A . J a .

D e Voorzitter gelast, dat er in het proces-verbaal aanteekening zal worden g e h o u d e n , dat g e t u i g e , op herhaalde v r a a g , stellig ver-klaard heeft, dat onder de brandende voorwerpen , die in de kajuit werden g e w o r p e n , zich bevond een stuk brandende bezaan.

De raadsheer Mr. VAS D E B S A N D E v r a a g t , hoe het mogelijk was , dat er een stuk vuur in de bezaan kon worden geworpen ?

A . H e t was een groot z e i l , dat tot in de nabijheid van de kajuit

hing.

V . (door denzelfden raadsheer). H i n g dan het grootste gedeelte van dat zeil over de kajuit ?

A . J a .

D e Voorzitter. AVat werd er op h e t schip gebrand ? A . Steenkolen en hout.

N u merkt de Voorzitter o p , dat een der beschuldigden heeft opge-geven , dat hij een steenkool uit de kombuis genomen en in de be-zaan geworpen heeft.

D e Voorzitter doet aan de beschuldigden opmerken , dat uit het afgelegde getuigenis b l i j k t , dat allen den kapitein hebben aangevallen.

D e beschuldigden a n t w o o r d e n , dat zij deu kapitein niet het eerst hebben aangevallen.

De Serang z e g t , dat de kapitein hem het eerst heeft aangevallen.

T o e n hij den kapitein tot medelijden voor de J a v a n e n a a n s p o o r d e , en hem vroeg slechts een klein stukje vleesch, toen heeft de kapitein h e m weggejaagd. L a t e r heeft de kapitein het eerst een pistool voor den dag gehaald. Toen heeft h i j , Serang , zijne handen op het pistool gehouden en gezegd, dat hij toch bedaard sprak ; maar de kapitein heeft den haan overgehaald. Toen heeft h i j , Serang , het pistool aan den kapitein ontnomen , maar toen heeft de kapitein m e t een ander pistool een schot gedaan , waai door hij , S e r a n g , verwond werd en

niet meer w e e t , wat er verder geschied is.

De Voorzitter: I k merk den beschuldigde o p , dat een groot deel van dit verhaal in strijd is met afgelegde verklaringen. I k meen h e m te moeten v r a g e n , wat hij bij den kapitein k w a m doen.

A . I k k w a m eten v r a g e n , daar we in twee dagen niets gehad h a d d e n .

V . H a d t ge vroeger ongenoegen met de overige beschuldigden g e h a d ? A . Zij hadden bij mij aangedrongen, dat ik deu kapitein zou a a n -sporen hen eten te geven.

V . "Waarom hebt ge dan gefloten en er anderen bij geroepen ? A. I k h e b gefloten, ten einde allen zouden k u n n e n hooren of ik h u n n e belangen goed behartigde.

V . Dan blijkt daaruit, dat zij ontevreden up u waren.

A . I k heb hen zelf uitgenoodigd te komen h o o r e n , wat de kapitein zou antwoorden.

V . W a a r o m hebt gij niet liever getracht h e n tot h u n n e n pligt terug te b r e n g e n ?

A . I k heb mijne maats meermalen voorgehouden zich te vergenoe-gen met hetgeen zij krevergenoe-gen.

V . W a s het de eerste r e i s , die gij als Serang deed?

A . I k heb eerst als roerganger g e v a r e n ; het was de tweede reis als Serang (bootsman).

V . Op welke schepen hebt ge gevaren?

— 121 —

Â. I k heb op verschillende, wel negen schepen g e v a r e n , zoowel Arabische, Chinesche, als H o l l a n d s c h e , naar Macasser, Amboina en andere gewesten.

V . Hebt ge lange j a r e n gevaren ?

A . Dat w e e t i k niet juist te zeggen. I k bereken , dat ik dertien j a r e n op zee gevaren heb. Met juistheid weet ik het n i e t , maar ik ben vier malen gehuwd geweest.

De Voorzitter merkt o p , dat het uit deze antwoorden blijkt, dat de beschuldigde boven de zestien j a r e n oud is. Daarom deed hij deze vragen.

De raadsheer VAN D E K S A N D E vraagt aan den kapitein , of hij geen schot als sein gedaan heeft?

A . I k heb daartoe geene order gegeven.

V . Bestond er dan a f s p r a a k , om een schot als sein te doen ? A . I k ontken dit ten stelligste.

T e n gevolge eener opmerking van Mr. VAN STIPRIAAN LUÏSCIDS rigt de Voorzitter aan de beschuldigden de v r a a g , of zij over de behandeling van den kapitein, behalve over het punt van de voeding, tevreden w a r e n ? De besch. Setro. I k ben aan boord ziek geweest. De doctor heeft mij uit de kooi gejaagd, en toen heb ik van den stuurman slaag gekregen.

De getuige Coopmans. Dit is mij onbekend.

De Serang. De zieken moesten dezelfde kost als de overige J a -vanen gebruiken.

De getuige Coopmans. Dat is niet z o o ; al wat aan boord w a s , stond ter beschikking van den doctor. Dat heb ik hem bepaaldelijk g e z e g d , en toen een jongen ziek w a s , heb ik opzettelijk alles voor h e m doen inrigten.

Tjiplis. Toen wij nog voor anker lagen, heeft de kapitein m i j , terwijl ik een bak op het hoofd droeg, een trap in den r u g g e g e v e n , zoodat ik voorover viel.

Getuige Coopmans. I k weet mij daar niets van te herinneren.

De besch. Osman verhaalt , dat , toen men nog te H e l l e -voetsluis w a s , er een Europeaan aan boord k w a m , en toen heeft hij, besch., klappen gekregen , omdat hij den kapitein geen kapitein noemde.

Verschillende beschuldigden verklaren dit gezien te hebben.

De Voorzitter. I k moet mijne verwondering betuigen, dat de b e -schuldigden nu allen opstaan, en heden zoo spraakzaam zijn. Gedu-rende de vorige dagen verklaarden zij tevreden te zijn over de be-handeling van den kapitein, buiten het punt van de voeding, en nu staan ze o p , om klagten tegen hem te doen hooren.

Beschuldigden antwoorden, dat ze vroeger bevreesd en beangst waren, om voor de groote heeren te spreken. N u zij echter zien , dat zij met toegenegenheid worden behandeld, nu zijn zij vrijmoediger, om het woord te voeren.

V . W a a r o m hebben zij dan niet vroeger die klagten medegedeeld?

A . (door den Serang.) Zij hebben het voor den regter te Rotterdam niet opgegeven , omdat het niet gevraagd werd.

V . I k heb ze vroeger in de gevangenis bezocht, en hen op den voorgrond geplaatst, dat zij vrijmoedig moesten spreken. I k heb toen reeds getracht, hun aan te toonen, dat zij noch voor m i j . noch voor de overige heeren eenigen angst behoefden te koesteren. I k h o o p , d a t zij nu vrijmoedig zullen spreken.

A . Zij hebben dit wel verstaan, maar vrees voor de groote heeren heeft hen gedwongen te zwijgen. N u het hun helder en duidelijk i s , n u hopen zij ruim gebruik te m a k e n van de verleende bevoegdheid.

8

— 122 —

Mr. P O M vraagt aan den kapitein, of er tusschen het zeil van de

bezaan ende andere zeilen een zoo groot onderscheid bestaat, dat men

dit dadelijk kan opmerken, zoodat er geen ander stuk zeil in de

kajuit kan zijn gekomen.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN